Luister goed naar me, stelletje snobs. Denken jullie dat je het Chinese realisme kent? Pronken jullie met het waarderen van hedendaagse kunst uit het Middenrijk omdat je van Ai Weiwei hebt gehoord? Laat me je vertellen over zijn halfbroer, Ai Xuan, die net zozeer, zo niet meer, je voortdurende aandacht verdient.
Deze bijzondere schilder, geboren in 1947 in Jinhua, provincie Zhejiang, biedt ons al tientallen jaren een indrukwekkend beeld van de Tibetaanse hoogvlakten en hun bewoners. Maar pas op, laat je niet misleiden: zijn werken zijn geen eenvoudige etnografische voorstellingen of exotische ansichtkaarten. Ze zijn visuele manifestaties van een getormenteerde innerlijkheid, tastbare sporen van een ziel die een dialoog voert met de eindigheid.
Als ik naar een doek van Ai Xuan kijk, zie ik niet alleen een nauwkeurige weergave van een besneeuwd landschap of een realistisch portret van een jonge Tibetaanse vrouw. Ik herken de afdruk van een persoonlijk trauma, getransformeerd tot universele schoonheid. De moeilijke jeugd van de kunstenaar, zijn adolescentie gekenmerkt door familiale spanningen en de omwentelingen van de Culturele Revolutie, zijn periode van dwangarbeid op een militaire boerderij in Tibet tussen 1969 en 1973, dit alles wordt geconsolideerd in zijn werk zonder ooit in pathos of zelfbeklag te vervallen.
Zijn kunst kan worden geïnterpreteerd door het prisma van het Sartiaanse existentialisme, met name in zijn opvatting van de menselijke eenzaamheid tegenover de onverschillige uitgestrektheid van de wereld. Sartre schreef dat “de mens tot vrijheid is veroordeeld” [1], en die beangstigende vrijheid lijkt in de figuren van Ai Xuan te wonen, verloren in oneindige landschappen, geconfronteerd met hun eigen nietigheid. De grote ogen van de jonge meisjes die hij schildert zijn niet alleen mooi, ze zijn existentiële afgronden, ramen naar een ziel die perplex staat tegenover haar conditie.
Neem “Herfstwind over verlaten land” (2014), waar een menselijke silhouet te paard door een troosteloos landschap trekt. De figuur is niet slechts een element in de compositie, maar de visuele belichaming van wat Sartre “het-zijn-voor-zich” noemde in confrontatie met “het-zijn-in-zich” van de natuur. De spanning tussen het individu dat zich bewust is van zijn bestaan en de onverschillige materiële wereld schept dat gevoel van existentialistische eenzaamheid dat de kunstenaar met hartverscheurend detail vastlegt.
Wat Ai Xuan onderscheidt van zoveel andere hedendaagse realistische schilders, is zijn vermogen om een onberispelijke schildertechniek te combineren met een authentieke filosofische diepgang. In tegenstelling tot kunstenaars die zich beperken tot het tonen van hun technische virtuositeit zonder iets te zeggen, gebruikt Ai Xuan zijn uitzonderlijke beheersing als vervoermiddel voor existentiële expressie. Zijn techniek is nooit opzichtig, nooit gratuit, altijd in dienst van een visie.
In zijn olieverfschilderijen evenals in zijn recentere inktschilderijen is de invloed van Andrew Wyeth waarneembaar, maar Ai Xuan is geen eenvoudige navolger. Hij heeft een visuele taal ontwikkeld die typisch Chinees is, doordrenkt met de duizendjarige tradities van zijn land. Zijn schilderstijl roept op wat Sartre “authenticiteit” noemde, die moed om je eigen artistieke pad te creëren met volle bewustzijn van de ontvangen invloeden.
De andere dimensie om het werk van Ai Xuan te begrijpen is cinematografisch. Zijn kunst deelt de contemplatieve esthetiek van de cinema van Andrej Tarkovski, vooral deze manier om de tijd uit te stellen, het bevroren moment te grijpen, het landschap te transformeren in een geestestoestand. Zoals Tarkovski schreef in “De verzegelde tijd”, “het artistieke beeld is altijd een metafoor die, door vergelijking, iets nieuws over de wereld kan zeggen” [2]. Dit begrip vindt een perfecte weerklank in de schilderijen van Ai Xuan, waar elk visueel element een betekenis draagt die zijn eenvoudige weergave overstijgt.
In “Het Tibetaanse meisje” (1994) bijvoorbeeld creëert de directe blik van het jonge meisje naar de toeschouwer een effect dat vergelijkbaar is met de lange shots van Tarkovski waar een personage de camera aankijkt. Die blik is niet anekdotisch; ze legt een onmiddellijke relatie vast tussen het onderwerp en de waarnemer, waarbij de ruimtelijke en temporele afstand tussen hen wordt opgeheven. De schilderkunst stopt met een simpel object te zijn en wordt een ervaring, een moment van authentieke verbinding.
Wat ik ook waardeer bij Ai Xuan is zijn afwijzing van gemakkelijke exotiek. Hoewel hij voornamelijk scènes en bewoners van Tibet schildert, vervalt hij nooit in de val van folklorisering. Hij probeert ons geen romantisch, kleurrijk en pittoresk Tibet te verkopen. Integendeel, zijn vaak beperkte paletten, gedomineerd door koele blauwtinten, grijzen en witten, creëren een melancholische sfeer die meer zijn innerlijke wereld uitdrukt dan de objectieve realiteit.
Zoals kunstcriticus Shao Dazhen uitlegt, “in plaats van te zeggen dat zijn werken de Tibetaanse cultuur vertegenwoordigen, is het juister te zeggen dat ze zijn persoonlijke monologen zijn” [3]. Deze observatie is cruciaal om te begrijpen dat Ai Xuan Tibet gebruikt als een metafysisch theater waar het drama van het menselijk bestaan wordt gespeeld, en niet als een simpele exotische achtergrond.
Natuurlijk zou men kunnen aanvoeren dat deze toe-eigening van een minderheidscultuur door een Han-kunstenaar ethische vragen oproept. Maar ik betoog dat Ai Xuan deze problematiek overstijgt door de oprechtheid en diepgang van zijn benadering. Hij beweert niet namens de Tibetanen te spreken; hij spreekt via hen over de universele menselijke conditie. Zijn kunst is niet etnografisch maar ontologisch.
De artistieke ontwikkeling van Ai Xuan is bijzonder fascinerend wanneer men zijn technische evolutie in ogenschouw neemt. Na decennialangs voornamelijk olieverf op doek te hebben gebruikt, heeft hij zich sinds 2008 tot inkt gewend en zo de oude Chinese kunsttraditie herontdekt. Deze beweging is geen eenvoudige terugkeer naar de wortels, maar een dialectische synthese tussen zijn westerse opleiding en zijn Chinese culturele erfgoed.
In zijn inktschilderijen zoals “Herfstwind op verlaten aarde” (2014), eerder genoemd, behoudt de menselijke figuur de anatomische precisie van zijn olieverfschilderijen, maar wordt de omgeving met de fluiditeit en spontaniteit van de traditionele Chinese schilderkunst behandeld. Deze spanning tussen het gedefinieerde en het ongedefinieerde schept een visuele poëzie die sterk doet denken aan Tarkovski’s films, waar sommige elementen klinisch scherp in beeld worden gebracht terwijl andere opzettelijk wazig of abstract zijn.
Wat opvalt in het werk van Ai Xuan is duidelijk de cinematografische kwaliteit van zijn composities. Zijn schilderijen lijken vaak fotogrammen te zijn uit een veel grotere film die we nooit in zijn geheel zullen zien. Deze indruk wordt versterkt door de poëtische titels die hij aan zijn werken geeft: “De wind ruist zachtjes door het haar”, “Het gras golft in de wind”, “De stille bevroren aarde”, allemaal verhalende fragmenten die een bredere geschiedenis suggereren.
Deze cinematografische kwaliteit brengt zijn werk ook in de buurt van dat van regisseur Terrence Malick, wiens films bekendstaan om hun poëtische contemplatie van de relatie tussen mens en natuur. Net als hij nodigt Ai Xuan ons uit voor een meditatieve ervaring waarin de tijd lijkt stil te staan, waarin elk visueel detail een betekenis draagt die verder gaat dan zijn eenvoudige verschijning.
Tarkovski schreef dat “kunst ontstaat en zich ontwikkelt waar er een eeuwig, onverzadigbaar verlangen is naar spiritualiteit, ideaal, waarheid” [4]. Deze spirituele zoektocht is voelbaar in het werk van Ai Xuan, ook al volgt het niet de traditionele paden van religieuze iconografie. Zijn spiritualiteit is immanent, verankerd in de materie van de wereld die hij afschildert, de sneeuw, de wind, de menselijke gezichten.
Er bestaat een duidelijke verwantschap tussen deze benadering en wat Tarkovski “de druk van de tijd” noemde in de cinema, het vermogen om niet alleen het uiterlijk van dingen vast te leggen, maar ook hun duur, hun voortbestaan in de tijd. De schilderijen van Ai Xuan bezitten deze zeldzame temporele kwaliteit en geven ons het gevoel dat het afgebeelde moment zich oneindig uitstrekt, hangend tussen een verleden en een toekomstige die gelijk onzeker zijn.
De andere existentialistische dimensie van zijn werk ligt in deze bijzondere aandacht voor de blik van de personages die hij schildert. Sartre stelde dat “de blik van de Ander mijn wereld steelt” [5], waarmee hij benadrukt hoe het bewustzijn van bekeken te worden onze relatie tot de wereld fundamenteel verandert. In de schilderijen van Ai Xuan is dit spel van blikken complex: soms kijken de personages ons direct aan, waardoor er een onmiddellijke band met de toeschouwer ontstaat, soms bekijken zij een onzichtbaar buitenbeeld, waardoor wij worden uitgenodigd te fantaseren over wat zij zien.
Deze dialectiek van de blik brengt ons terug bij de fundamentele existentialistische spanning tussen subject zijn en object zijn, tussen zien en gezien worden. De jonge Tibetaanse meisjes van Ai Xuan kijken ons even intens aan als wij hen bekijken, waardoor een circuit van wederzijdse herkenning ontstaat dat verder gaat dan simpele esthetische contemplatie.
Wat de grootsheid van Ai Xuan uitmaakt, is zijn vermogen zijn persoonlijke ervaring, gekenmerkt door de trauma’s van de moderne Chinese geschiedenis, te transformeren tot een universele visie op de menselijke conditie. Zijn werk is geen simpele getuigenis over Tibet of het hedendaagse China; het is een visuele meditatie over eenzaamheid, schoonheid en menselijke waardigheid tegenover de onverschillige immensiteit van de wereld.
Aan allen die in Chinese hedendaagse kunst alleen het sensationele, het politieke of het avant-gardistische zoeken, zeg ik: kijk aandachtig naar het werk van Ai Xuan. U zult er een existentiële diepgang en een formele schoonheid ontdekken die de tand des tijds veel beter zullen doorstaan dan zoveel tijdelijke installaties of luidruchtige performances die de media-aandacht tijdelijk vangen.
In een vaak lawaaierige en oppervlakkige kunstwereld biedt Ai Xuan ons de zeldzame luxe van stilte en diepgang. Zijn schilderijen zijn ruimtes van contemplatie waar de ziel kan ademen. En in ons tijdperk dat verzadigd is met beelden en prikkels, is dat niet precies wat we nodig hebben?
- Jean-Paul Sartre, “L’Existentialisme est un humanisme”, Gallimard, 1946.
- Andreï Tarkovski, “Le Temps scellé”, Cahiers du cinéma, 1989.
- Shao Dazhen, “Een rijzende ster, de schilder Ai Xuan”, The Art of Yan-Huang, 1992.
- Andreï Tarkovski, “Le Temps scellé”, Cahiers du cinéma, 1989.
- Jean-Paul Sartre, “L’Être et le Néant”, Gallimard, 1943.
















