Luister goed naar me, stelletje snobs. Hier is een man die met zijn vingers schildert en erin geslaagd is de stoffige fundamenten van de hedendaagse kunstmarkt te doen beven. Thomas Amoako Boafo, geboren in Accra in 1984, beperkt zich niet tot het weergeven van zwarte lichamen. Hij beeldhouwt ze in de verf, streelt ze met zijn vingertoppen totdat ze trillen van een elektrische aanwezigheid die ons uitdaagt, tot nadenken stemt en ons dwingt echt te kijken.
In een tijd waarin hedendaagse Afrikaanse kunst eindelijk de aandacht krijgt die ze verdient, vaart Boafo niet mee op een golf. Hij creëert zijn eigen tsunami. Zijn monumentale portretten, die levende schilderijen die ons met een verontrustende intensiteit aankijken, vormen veel meer dan een eenvoudige viering van zwarte schoonheid. Ze zijn een visueel manifest dat de codes van het hedendaagse portret opnieuw definieert en onze relatie tot alteriteit bevraagt [1].
Boafo’s techniek is geen gimmick. Wanneer hij de kwast laat vallen om olieverf direct met zijn vingers te kneden, waarbij hij die zintuiglijke krullen van kobaltblauw en gebrande oker tekent die de gezichten en lichamen van zijn modellen tot leven brengen, verricht hij een diep politiek gebaar. Deze tastbare, bijna beeldhouwkundige aanpak transformeert de handeling van het schilderen tot een streling, een fysieke erkenning van de menselijkheid van zijn onderwerpen.
Geboren in de wijk Osu in Accra groeide Boafo op in een Ghana waar kunst niet werd gezien als een levensvatbare carrière. Nadat hij in 2008 zijn diploma had behaald aan het Ghanatta College of Art and Design, waar hij de beste portretkunstenaar van zijn jaar was, waagde hij zich als semi-professioneel tennisser voor hij in 2013 naar Wenen verhuisde om zijn studies voort te zetten aan de Academie voor Schone Kunsten. In deze keizerlijke stad, geconfronteerd met de marginalisering van zwarte mensen in Oostenrijk, vond hij zijn artistieke weg.
De invloed van Egon Schiele op het werk van Boafo is onmiskenbaar, maar overstijgt een louter stilistische verwijzing. Waar Schiele de existentiële angst van de Weense bourgeoisie aan het begin van de twintigste eeuw verkende, grijpt Boafo deze expressionistische traditie aan om de waardigheid en schoonheid te bevestigen van lichamen die te lang onzichtbaar zijn geweest in de westerse kunst. Vooral zijn zelfportretten tarten de stereotypen van zwarte mannelijkheid met een bewust getoonde kwetsbaarheid die doet denken aan de gepijnigde naakten van de Oostenrijkse meester.
De architectuur van intimiteit
De tentoonstelling “I Do Not Come to You by Chance”, die net is afgelopen in de Gagosian galerie in Londen (10 april tot 24 mei 2025), onthult een nieuwe dimensie van Boafo’s werk. In samenwerking met architect Glenn DeRoche reconstrueerde de kunstenaar de binnenplaats van zijn ouderlijk huis in Accra, waarmee hij de galerieruimte transformeerde in een meeslepende omgeving. Deze installatie is geen pittoreske voorstelling, maar een architectonische reflectie over het begrip gemeenschap en collectief leren dat kenmerkend is voor de Ghanezen cultuur.
De traditionele Afrikaanse architectuur, met name de ruimtelijke organisatie rondom de centrale binnenplaats, werkt volgens radicaal andere principes dan het westerse individualisme. In het koloniale en postkoloniale stedenbouwkundig beleid zijn deze gemeenschappelijke ruimtes vaak verwaarloosd of vernietigd ten gunste van Europese modellen. Door deze binnenplaats te hercreëren in een van de meest prestigieuze galerieën van Londen, voert Boafo een krachtige symbolische omkering door.
Deze benadering past in een traditie van hedendaagse kunstenaars die de museumruimte en galerieruimte bevragen als plaatsen van macht. Maar in tegenstelling tot de institutionele kritiek die in de jaren zeventig werd ontwikkeld, heeft Boafo niet de bedoeling te hekelen. Hij stelt voor, hij bevestigt, hij legt zijn visie op sociale ruimte op. De binnenplaats wordt een metafoor voor het atelier, de plek van uitwisseling en overdracht van kennis.
De architectuur van deze installatie gaat een dialoog aan met de tentoongestelde werken volgens een logica die verder gaat dan louter scenografie. De zelfportretten van de kunstenaar, met name “Self-Portrait with Cacti” (2024), dit doek van meer dan vier meter lang dat hem liggend in zijn bed toont omringd door weelderige planten, krijgen in deze context een nieuwe betekenis. De intieme huiselijkheid blijkt een politieke ruimte te zijn, een territorium van verzet tegen identiteitsopdrijving.
Het gebruik van de bloemmotieven op het behang in verschillende werken is niet toevallig. Deze motieven van Europese oorsprong herinneren aan de koloniale geschiedenis en de complexe culturele uitwisselingen tussen Afrika en Europa. Boafo verwerpt deze niet, maar integreert ze in zijn plastische vocabulaire, waardoor een visuele synthese ontstaat die zijn eigen transnationale ervaring weerspiegelt. De architectuur wordt zo bij Boafo een politiek net zo goed als esthetisch taalmiddel. Zijn ruimtes, zowel zijn ateliers in Ghana als zijn tijdelijke installaties, functioneren als tegenvoorstellen aan de heersende ruimtelijke orde. Ze bevestigen wijzen van samen zijn en samen leven die weerstand bieden aan de individualistische logica van de hedendaagse kunstmarkt.
Deze architecturale dimensie van zijn werk vindt haar meest uitgebalanceerde expressie in het dot.ateliers-project, gelanceerd in 2022 in Accra. Meer dan slechts een residentie voor kunstenaars is deze door David Adjaye ontworpen ruimte een ware alternatief voor de westerse culturele infrastructuur. Door een autonoom artistiek ecosysteem in Afrika te creëren, omzeilt Boafo de traditionele circuits van artistieke legitimatie die via Europese en Amerikaanse hoofdsteden lopen.
De sociologie van het kijken
Boafo’s werk bevraagt fundamenteel de sociale constructie van de blik en de mechanismen van wederzijdse herkenning. Zijn portretten beperken zich niet tot het afbeelden van zwarte individuen. Ze analyseren en deconstrueren de modaliteiten van sociale zichtbaarheid in onze hedendaagse samenlevingen.
De sociologie leert ons dat de handeling van het zien nooit neutraal is. Het is ingebed in machtsverhoudingen, sociale hiërarchieën, waardesystemen die bepalen wat het waard is om te worden bekeken en hoe. De portretten van Boafo functioneren als instrumenten die deze sociale blik omkeren. Zijn modellen, vaak afkomstig uit zijn persoonlijke kring of de Afrikaanse kunstscene, kijken ons aan met een rustige zelfverzekerdheid die de traditionele verhoudingen van visuele dominantie omkeert.
Deze strategie doet denken aan de analyses van W.E.B. Du Bois over het “dubbele bewustzijn” van de zwarte Amerikaanse ervaring, het vermogen om zichzelf tegelijkertijd van binnenuit en vanuit het perspectief van de dominante groep te zien. Boafo, die een van zijn belangrijke tentoonstellingen “Soul of Black Folks” noemde in directe verwijzing naar de socioloog [2], transformeert dit dubbele bewustzijn in creatieve kracht. Zijn zelfportretten verkennen in het bijzonder deze spanning tussen het intieme en het politieke met opmerkelijke scherpte.
De sociologische analyse van Boafo’s werk onthult ook de performatieve dimensie. Door vooral zwarte onderwerpen te schilderen in houdingen van vertrouwen en majesteit, documenteert de kunstenaar niet slechts een sociale realiteit. Hij creëert die realiteit, zet die in scène, maakt ze zichtbaar op plaatsen waar ze ontkend of verborgen was. Deze performatieve dimensie past in een traditie van Afro-Amerikaanse kunst die loopt van Jacob Lawrence tot Kehinde Wiley, maar Boafo brengt er zijn specifiek Afrikaanse perspectief in mee.
De kwestie van sociale klasse doorkruist discreet maar constant Boafo’s werk. Geboren in een bescheiden milieu, zoon van een visser en een kokkin, heeft hij precariteit meegemaakt voordat hij internationale erkenning bereikte. Deze ervaring komt naar voren in de keuze van zijn modellen en in de manier waarop hij ze afbeeldt. Ver verwijderd van de soms flitsende glamour van sommige hedendaagse portretschilders, cultiveert Boafo een vorm van ontspannen elegantie die klassengrenzen overstijgt.
Zijn portretten van kunstenaarvrienden, familieleden of persoonlijkheden die hij bewondert, creëren een galerij van portretten van de hedendaagse zwarte creatieve bourgeoisie. Maar deze opkomende culturele elite wordt nooit op een zelfgenoegzame manier weergegeven. De elegante kledij, de verfijnde poses, de kleurrijke achtergronden functioneren als tekens van sociaal succes maar ook als maskers die diepere kwetsbaarheden kunnen verbergen.
De sociologische dimensie van Boafo’s werk vindt zijn meest voor de hand liggende vertaling in zijn gemeenschapsbetrokkenheid. De dot.ateliers zijn niet alleen een artistiek project maar een echt sociaal laboratorium. Door gratis werkruimtes aan te bieden aan jonge Ghanese kunstenaars, residentieprogramma’s te organiseren voor schrijvers en curatoren, creëert Boafo de voorwaarden voor het ontstaan van een nieuwe generatie Afrikaanse intellectuelen en makers.
Deze benadering staat lijnrecht tegenover de neoliberale logica’s die de hedendaagse kunstmarkt domineren. Waar het westerse systeem individuele competitie en accumulatie van symbolisch kapitaal bevoordeelt, stelt Boafo een collaboratief en gemeenschapsgericht model voor. Deze filosofie komt ook tot uiting in zijn artistieke praktijk, waar schilderen een gebaar wordt van erkenning en viering van de ander.
De sociologische impact van Boafo’s werk overstijgt ruim het artistieke domein. Door een nieuwe esthetiek van de zwarte representatie op te leggen, door alternatieve instellingen te creëren, en door bepaalde speculatieve logica’s van de kunstmarkt te weigeren, draagt hij bij aan het herdefiniëren van de machtsverhoudingen in het globale culturele ecosysteem [3]. Zijn commercieel succes, dat culmineerde met de verkoop van “Hands Up” voor 3,4 miljoen dollar bij Christie’s in 2021, toont aan dat dit alternatief economisch levensvatbaar kan zijn.
Toch lijkt Boafo zich bewust van de gevaren die dit succes met zich meebrengt. In zijn recente verklaringen uit hij de wens het tempo van tentoonstellingen te verminderen om zich aan andere projecten te wijden, met name de oprichting van een tennisacademie en de ontwikkeling van zijn architecturale initiatieven. Deze wens tot diversificatie toont een verfijnd begrip van de recuperatiemechanismen die elke subversieve artistieke praktijk bedreigen.
De samenwerking met Dior in 2021, de eerste samenwerking tussen het Franse modehuis en een Afrikaanse kunstenaar, illustreert deze spanning perfect. Enerzijds biedt deze alliantie Boafo internationale zichtbaarheid en aanzienlijke financiële middelen. Anderzijds stelt het hem bloot aan kritiek op commerciële recuperatie en verwatering van zijn politieke boodschap. De kunstenaar lijkt deze troebele wateren met opmerkelijke tactische intelligentie te bevaren, waarbij hij de middelen van het systeem gebruikt om zijn alternatieve projecten te financieren.
Het creatieve ecosysteem
De ambitie van Boafo overstijgt ruimschoots het creëren van individuele werken. Met dot.ateliers bouwt hij een werkelijk creatief ecosysteem dat functioneert volgens radicaal verschillende principes dan de westerse culturele infrastructuur. Deze systemische aanpak onthult een geavanceerd begrip van de hedendaagse uitdagingen van artistieke creatie.
De ruimte ontworpen door David Adjaye in Accra is niet alleen een plaats voor artistieke productie. Het functioneert als een sociaal laboratorium waar nieuwe vormen van creatieve samenwerking worden getest. De bibliotheek, het café, de studio’s en de tentoonstellingsgalerij creëren een omgeving die bevorderlijk is voor toevallige ontmoetingen en onverwachte samenwerkingen. Deze architectuur van serendipiteit staat haaks op de logica’s van winstgevendheid en optimalisatie die de meeste hedendaagse culturele instellingen kenmerken.
Het residentieprogramma voor schrijvers en curatoren, gelanceerd in 2024 met dot.ateliers | Ogbojo, getuigt van deze wens om bruggen te bouwen tussen disciplines. Door theoretici en critici te verwelkomen naast beeldend kunstenaars, erkent Boafo het belang van discours en theoretische reflectie in het ontstaan van nieuwe esthetieken. Deze holistische benadering van artistieke creatie doet denken aan de grote historische avant-gardes die artistieke praktijk en intellectuele reflectie combineerden.
De impact van deze initiatieven wordt al gemeten in de opkomst van een nieuwe generatie Ghanese en West-Afrikaanse kunstenaars die beginnen internationale erkenning te verwerven. Kunstenaars zoals Otis Kwame Kye Quaicoe, jeugdvriend van Boafo die nu exposeert bij Roberts Projects in Los Angeles, profiteren van deze collectieve dynamiek. Deze strategie van groepsontwikkeling staat haaks op de individualistische logica’s die gewoonlijk de kunstmarkt domineren.
De economische dimensie van dit project is bijzonder interessant. Door een levensvatbaar artistiek ecosysteem in Afrika te creëren, omzeilt Boafo de traditionele waardeverwervingsmechanismen die kenmerkend zijn voor de relaties tussen de creatieve periferieën en de centra van de kunstmarkt. De kunstenaars die in zijn ateliers zijn opgeleid, hoeven niet langer naar westerse metropolen te emigreren om erkenning te krijgen. Ze kunnen hun praktijk ter plaatse ontwikkelen en tegelijkertijd van internationale zichtbaarheid profiteren.
Deze benadering maakt deel uit van een bredere reflectie over de dekolonisatie van culturele instellingen. Maar in tegenstelling tot puur kritische discoursen die dénonceren zonder alternatieven te bieden, bouwt Boafo concreet de instrumenten voor een andere culturele globalisering. Zijn ateliers functioneren als prototypes van postkoloniale instellingen die lokale specificiteiten respecteren en zich tegelijkertijd inschrijven in globale netwerken.
De alchemie van de vinger
De schildertechniek van Boafo verdient aandacht omdat ze het meest direct herkenbare element van zijn stijl vormt. Maar deze esthetische handtekening mag de conceptuele verfijning die aan deze benadering ten grondslag ligt, niet maskeren. Boafo laat het penseel varen om de verf rechtstreeks met zijn vingers te bewerken, en herneemt daarmee een primitieve gebarenstijl die doet denken aan de eerste artistieke uitingen van de mensheid. Deze schijnbare terugkeer naar een archaïsch stadium van creatie verbergt in werkelijkheid een uitgekiende conceptuele strategie. Door de huid van zijn modellen met zijn eigen vingers te beschilderen, legt de kunstenaar een gemedieerde fysieke aanraking vast die de handeling van representatie in een streling transformeert.
Deze tactiele dimensie van de schilderkunst doet denken aan analyses van de kunstantropologie over culturen waar plastische creatie gepaard gaat met specifieke lichaamsrituelen. In talrijke Afrikaanse tradities impliceert het maken van artistieke objecten een direct contact tussen het lichaam van de kunstenaar en het bewerkte materiaal. Boafo activeert deze rituele dimensie van creatie opnieuw en plaatst haar tegelijk in de context van de hedendaagse westerse kunst.
De visuele effecten die door deze techniek worden bereikt, gaan ruimschoots verder dan de anekdote. De verfkrullen die met de vinger zijn aangebracht, creëren textuureffecten die de gezichten en lichamen een opvallende fysieke aanwezigheid geven. Deze materialiteit van de verf resoneert met de hedendaagse obsessie voor oppervlakken en schermen. In een wereld waar beelden zich dematerialiseren, eist Boafo de dikte en sensualiteit van het schilderkundig materiaal op.
Het kleurpalet dat de kunstenaar gebruikt, toont een verfijnde kleuronderzoek. De bruinen, okers, kobaltblauwen en paarsten die het vel van zijn modellen vormen, ontsnappen aan de realistische conventies om de hele rijkdom van mogelijke tinten van de zwarte huid te verkennen. Deze chromatische vrijheid past in een schildertraditie die loopt van Gauguin tot de fauves, maar Boafo past ze specifiek toe op de representatie van zwarte lichamen, waarbij hij een geheel nieuwe kleurtaal creëert.
Het gebruik van fototransfer voor kleding en achtergronden creëert een technisch contrast dat de interpretatie van de werken verrijkt. Deze heterogeniteit van technieken onthult een postmoderne benadering van schilderkunst die de hybridatie van media aanvaardt. Boafo streeft niet naar technische zuiverheid maar naar expressieve doeltreffendheid, zelfs als dat betekent dat hij de meest diverse benaderingen mengt.
De sculpturale dimensie van zijn portretten, vaak benadrukt door critici, verdient een fijnere analyse. De impasto die met de vingerverf wordt gecreëerd, geeft de gezichten inderdaad een reliëf dat aan beeldhouwkunst doet denken. Maar deze driedimensionaliteit blijft puur picturaal. Het creëert de illusie van volume zonder ooit echt de grens te overschrijden die schilderkunst van beeldhouwkunst scheidt. Deze generieke ambiguïteit verrijkt de conceptuele complexiteit van de werken.
De snelheid van uitvoering die door de vingerschildertechniek wordt opgelegd, beïnvloedt ook de algemene esthetiek van de portretten. Boafo kan zijn gebaren niet herzien, corrigeren, betreuren. Deze technische beperking genereert een vorm van gecontroleerde spontaniteit die de gezichten hun expressieve intensiteit geeft. De kunstenaar moet de essentie van zijn model vastleggen in het moment van het schildergebaar, wat zijn portretten een bijzondere vitaliteit geeft.
Deze gebarenaanpak sluit aan bij het abstract expressionisme uit Amerika, met name bij de action painting van Jackson Pollock. Maar waar Pollock de figuratie opofferde ten gunste van het pure gebaar, verzoent Boafo fysieke performance en representatie. Hij bewijst dat het mogelijk is radicale techniek en toegankelijke iconografie te combineren.
De uitgesproken invloed van Egon Schiele in deze benadering getuigt van een fijngevoelig begrip van de geschiedenis van de westerse kunst [4]. Boafo kopieert niet de formele oplossingen van de Weense meester, maar laat zich inspireren door diens expressieve benadering van figuratie. Hij vertaalt in zijn eigen beeldtaal de les psychologische intensiteit die de kunst van Schiele biedt, terwijl hij die toepast op radicaal andere onderwerpen.
Zelfportretten nemen een bijzondere plaats in binnen deze technische economie. Wanneer Boafo zichzelf met zijn vingers schildert, voert hij een zelfstrelen uit die deze werken een subtiele auto-erotische dimensie geeft. Deze uitgesproken sensualiteit staat haaks op traditionele representaties van zwarte mannelijkheid, die vaak beperkt blijven tot registers van kracht of dreiging. De kunstenaar onthult de kwetsbaarheid en schoonheid van het zwarte mannelijke lichaam met een gedurfde bewondering afdwingende aanpak.
Deze vingertechniek functioneert ook als commerciële handtekening binnen een hedendaagse kunstmarkt die geobsedeerd is door onmiddellijke herkenning van stijlen. Een liefhebber kan een Boafo in één oogopslag identificeren, wat een doorslaggevend voordeel is in de aandachtseconomie die onze tijd kenmerkt. Maar deze herkenningsgemak mag de conceptuele complexiteit achter deze technische benadering niet verhullen.
Kunst als verzet
Naast zijn onmiskenbare esthetische kwaliteiten functioneert het werk van Boafo als een daad van politieke weerstand tegen hedendaagse vormen van culturele dominantie. Deze subversieve dimensie uit zich niet in een expliciet militante discours, maar in de eenvoudige bevestiging van zwarte schoonheid en waardigheid.
In een wereld waar beelden van zwarte lichamen nog te vaak geassocieerd worden met lijden, geweld of exotisme, biedt Boafo een radicaal esthetisch alternatief. Zijn modellen poseren met een rustige zelfverzekerdheid die stereotypen tart. Ze kijken ons op gelijke voet aan, zonder toestemming of erkenning te vragen. Deze vanzelfsprekendheid van zwarte schoonheid is op zichzelf een krachtige politieke daad.
De kunstenaar volt vollt deze esthetische revolutie zonder in de valkuilen van kunst met een boodschap te trappen. Zijn portretten ontsnappen zowel propaganda als zelfgenoegzaamheid. Ze overtuigen eerst door hun plastische kracht voordat ze hun politieke lading overbrengen. Deze strategie van esthetische verleiding getuigt van een fijngevoelig inzicht in de mechanismen van de ontvangst van hedendaagse kunst.
De samenwerking met Jeff Bezos om een Blue Origin-raket te versieren met drie van zijn werken illustreert perfect dit vermogen om de meest onverwachte machtsruimtes binnen te dringen. Door portretten van zijn moeder, zichzelf en de moeder van een vriend-kunstenaar de ruimte in te sturen, stelt Boafo een symbolische daad van aanzienlijke betekenis. Deze zwarte lichamen die naar de sterren reizen, keren de traditionele verhalen van ruimtereizen om, een domein dat historisch voorbehouden was aan de westerse blanke elite.
Deze strategie van infiltratie in plaats van frontale oppositie kenmerkt de gehele politieke benadering van Boafo. In plaats van de uitsluitingsmechanismen in de kunstwereld aan de kaak te stellen, omzeilt hij ze door zijn eigen instellingen te creëren. In plaats van de commercialisering van kunst te bekritiseren, gebruikt hij zijn commerciële successen om alternatieve projecten te financieren.
Het weigeren van sommige glanzende contracten, met name die beroemde overeenkomst van een miljoen dollar die hij in 2019 afwees, getuigt van een opvatting over kunst die niet beperkt is tot het vergaren van kapitaal. Deze ethiek van matiging contrasteert met de vaak buitensporige honger van hedendaagse kunstenaars naar erkenning en geld.
De inzet van Boafo voor de ontwikkeling van de Ghanese kunstscene past in deze logica van constructief verzet. Door een nieuwe generatie Afrikaanse kunstenaars op te leiden en autonome culturele infrastructuren te creëren, helpt hij de machtsverhoudingen in het wereldwijde artistieke ecosysteem te herbalanceren.
Deze politieke benadering van kunst bekommert zich niet om expliciete theoretische verwijzingen. Boafo noemt noch Frantz Fanon noch Édouard Glissant in zijn openbare verklaringen. Zijn politiek wordt uitgedrukt in concrete actie in plaats van in discours. Deze pragmatische effectiviteit toont een politieke volwassenheid die de oppervlakkige activistische houdingen overstijgt.
Het internationale succes van Boafo bewijst dat het mogelijk is artistieke ambitie en politieke betrokkenheid met elkaar te verzoenen zonder het een aan het ander op te offeren. Zijn tentoonstellingen in de meest prestigieuze westerse galerieën verhinderen hem niet zijn Afrikaanse wortels te behouden. Dit vermogen om tussen verschillende werelden te navigeren zonder zichzelf te verraden is een van de waardevolste lessen uit zijn loopbaan.
Daarom behoort Amoako Boafo tot de meest essentiële kunstenaars van onze tijd. Niet alleen vanwege de schoonheid van zijn portretten of de originaliteit van zijn techniek, maar vanwege zijn vermogen kunst te transformeren tot een instrument van sociale transformatie. In een wereld in crisis herinneren zijn werken ons eraan dat schoonheid een daad van verzet kan zijn en dat kunst een van onze laatste authentieke vrijheidsruimtes blijft.
Terwijl de markt voor hedendaagse kunst soms lijkt te worden gereduceerd tot een simpel casino voor geëngageerde miljardairs, bewijst Boafo ons dat het nog steeds mogelijk is kunst tot een drager van collectieve emancipatie te maken. Misschien is dat wel zijn grootste succes: de utopie weten te behouden in het hart van het systeem dat erop neigt die te vernietigen. Een huzarenstukje dat ons respect en onze blijvende aandacht verdient.
- Gagosian Gallery, kunstenaarsprofiel Amoako Boafo, 2025.
- Denver Art Museum, “Soul of Black Folks : Amoako Boafo Gids”, 2023.
- Contemporary Arts Museum Houston, tentoonstelling documentatie “Soul of Black Folks”, 2022.
- Belvedere Museum Wenen, tentoonstellingscatalogus “Proper Love”, 2024.
















