English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Annie Morris: De fragiele geometrie van het bestaan

Gepubliceerd op: 24 Juni 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 8 minuten

Annie Morris ontwikkelt een unieke sculpturale taal door haar “Stacks”, wiebelige torens van gekleurde bollen die de zwaartekracht uitdagen. Opgroeid onder Giuseppe Penone, zet deze Britse kunstenares de ervaring van rouw om in een viering van het leven, en creëert zo werken van indrukwekkende, universele schoonheid.

Luister goed naar me, stelletje snobs. Hier is Annie Morris, die Britse kunstenares die ons de meest menselijke verhalen vertelt met gekleurde gipsballen. In een wereld waar hedendaagse kunst zich soms lijkt te vermaken met het meest verfijnde spel, herinnert Morris ons eraan dat schoonheid vaak voortkomt uit pure eenvoud en pure emotie. Haar “Stack”-beelden, die onzekere torens van met pure pigmenten beschilderde bollen, dragen een waarheid in zich die zo universeel is dat ze bijna ongemakkelijk wordt in onze tijd van alomtegenwoordige cynisme.

Geboren in 1978 in Londen, ontwikkelt Annie Morris een plastische taal die haar wortels vindt in de pijnlijkste ervaring die er is: het verlies van een kind. In 2014, geconfronteerd met de dood in utero van haar eerste kind, vindt ze in het beeldhouwen een manier om het onuitsprekelijke uit te drukken. Maar let op, laten we ons niet vergissen: Morris is geen kunstenaar van klaagzang. Ze is degene die rouw transformeert in viering, kwetsbaarheid in kracht die de wetten van de fysica tart.

De wereld van Morris is diep geworteld in een intuïtief begrip van het broze evenwicht dat ons bestaan beheerst. Haar “Stacks” rijzen op als hedendaagse totems, elke bol rustend op de volgende in een evenwicht dat het verstand tart. Uit schuim gesneden en bedekt met gips en zand voordat ze met pure pigmenten als ultramarijn, viridiaans groen en oker worden beschilderd, ademen deze werken een verbluffende vitaliteit uit. De kunstenares zelf beschrijft ze als “personages” die met elkaar in dialoog zijn in haar atelier in Stoke Newington, Londen, dat voormalige hummusmagazijn deelt ze met haar man, kunstenaar Idris Khan.

De opleiding van Morris bij Giuseppe Penone aan de École nationale supérieure des Beaux-Arts in Parijs tussen 1997 en 2001 verdient bijzondere aandacht. Penone, een belangrijke figuur van Arte Povera, heeft gedurende zijn carrière een artistieke filosofie ontwikkeld die de relatie tussen mens en natuur centraal stelt in zijn onderzoek [1]. Deze Italiaanse beweging uit de jaren zestig, theoretisch onderbouwd door kunstcriticus Germano Celant, pleitte voor het gebruik van “arme” materialen en een directe, onbelemmerde benadering van artistieke creatie [2]. Bij Penone komt deze filosofie tot uiting in een voortdurende verkenning van natuurlijke processen en hun interactie met menselijke interventie. Zijn bronzen boomsculpturen, lichaamssporen in plantaardig materiaal, en zijn overpeinzingen over ademhaling en groei getuigen van een wereldbeeld waarin kunst een middel wordt om de mysterieuze verbanden tussen alle levende wezens te onthullen.

Deze invloed van Arte Povera straalt duidelijk door in de aanpak van Morris, hoewel haar beeldtaal formeel hiervan afwijkt. Net als Penone geeft zij de voorkeur aan een directe relatie met haar materialen, elke bol met de hand uit schuim snijdend, gips en zand laag voor laag aanbrengend, met pure pigmenten werkend met een sensualiteit die doet denken aan de primitieve handelingen van een pottenbakker. Maar waar Penone de geologische en plantaardige tijdelijkheid onderzoekt, richt Morris zich op de menselijke tijdelijkheid, op die momenten van kanteling waarbij het leven zijn fundamentele kwetsbaarheid onthult. Haar sculpturen dragen deze voortdurende spanning tussen opbouw en ineenstorting die het menselijk bestaan kenmerkt. Elke “Stack” lijkt de wetten van de zwaartekracht uit te dagen, in balans gehouden door een onzichtbare stalen pen die door de bollen loopt, waardoor de illusie van precariteit ontstaat die hun charme en metaforische kracht bepaalt.

De lessen van Penone hebben Morris ook een bijzondere aandacht voor de intrinsieke kwaliteiten van materialen meegegeven. De Italiaanse kunstenaar was van mening dat elk materiaal zijn eigen geheugen en expressieve mogelijkheden bezit die onthuld moeten worden in plaats van beperkt. Deze filosofie resoneert diep in Morris’ praktijk, die urenlang experimenteert met de reacties van pigmenten op ruwe gips, zoekend naar het behoud van die poederachtige en kwetsbare textuur die kenmerkend is voor zuivere kleuren die net uit het potje komen. Ze legt uit dat ze wil dat haar sculpturen dat “niet uitgedroogde” aspect van de verf behouden, die onmiddellijkheid die de kleur in het licht doet vibreren.

Deze zoektocht naar onmiddellijkheid leidt ons vanzelf naar het tweede gedachtenkader dat het werk van Morris oproept: haar complexe relatie met het existentialisme, in het bijzonder in de meest concrete en lichamelijke dimensie ervan. Als men de benadering van de Britse artieste kan relateren aan bepaalde existentialistische bekommernissen, dan is dat minder door een directe intellectuele lijn dan door een intuïtieve convergentie naar fundamentele vragen over zijn, angst en authenticiteit van het bestaan.

Existentialisme, zoals het zich in de 20e eeuw heeft ontwikkeld, met name door de werken van Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir, plaatst in het middelpunt van haar denken de vraag naar het bestaan dat voorafgaat aan de essentie, de radicale vrijheid van het individu tegenover een wereld zonder vooraf bepaalde betekenis [3]. Deze filosofie, geboren in de context van het naoorlogse Europa, onderzoekt rechtstreeks de angst als onthulling van onze menselijke conditie. Voor Sartre ontstaat angst door het besef van onze absolute vrijheid en de overweldigende verantwoordelijkheid die daaruit voortvloeit. We zijn “veroordeeld tot vrijheid”, geworpen in een wereld waarin we constant moeten kiezen wie we willen zijn, zonder goddelijke of natuurlijke garantie om onze stappen te leiden.

Deze existentialistische dimensie vindt een aangrijpende weerklank in het werk van Morris, vooral in de ontstaansgeschiedenis van haar “Stacks”. De ervaring van prenataal verlies die de kunstenares in 2014 doormaakte, confronteert haar abrupt met de fundamentele absurditeit van het bestaan, met die kwetsbaarheid die op elk moment ons leven kan doen kantelen. Maar in plaats van te verdrinken in wanhoop of berusting, kiest Morris het scheppende handelen als bevestiging van haar vrijheid tegenover het tragische. Haar beelden worden dan metaforen voor die menselijke conditie beschreven door de existentialisten: fragiele en onwaarschijnlijke constructies die ondanks alles overeind blijven, met het enkel doorzettingsvermogen van de creatieve wil trotserend aan zwaartekracht en entropie.

Authenticiteit, een kernwaarde van het existentialisme, manifesteert zich bij Morris in het vermogen de meest pijnlijke ervaring om te zetten in een kunstwerk, zonder ooit te vervallen in pathos of zelfgenoegzaamheid. Zoals Sartre herinnert in “Het zijn en het niet-zijn”, houdt authenticiteit in volledig je conditie en keuzes te aanvaarden, en de slechte trouw te weigeren die ons zou doen vluchten voor onze verantwoordelijkheid. Morris belichaamt deze eis van authenticiteit door te weigeren de littekens van haar ervaring te verbergen achter een esthetiserende discours. Haar “Stacks” dragen deze rauwe waarheid van het bestaan in zich, die aanvaarde kwetsbaarheid die hun politieke en emotionele kracht maakt.

De lichamelijke dimensie van het existentialisme vindt ook een vertaling in de praktijk van Morris. Voor existentialistische filosofen is het lichaam niet slechts een voertuig van de ziel, maar de plaats van ons zijn-in-de-wereld, onze zintuiglijke interface met de realiteit. Morris ontwikkelt deze intuïtie in haar fysieke relatie tot de materialen, in die herhaalde gebaren van beeldhouwen, schuren, schilderen die haar lichamelijke aanwezigheid in het werk verankeren. Elke bol draagt de sporen van haar handen, elke kleur getuigt van haar bijzondere gebaren. Het creatieve proces wordt zo een vorm van actieve meditatie, een manier om te verankeren in het heden ondanks de pijn van het verleden.

Deze existentialistische benadering vindt ook haar weerslag in de ontvangst van het werk. Morris weigert bewust een eenduidige lezing van haar beelden op te leggen. Zij nodigt de toeschouwer uit om zijn eigen relatie tot het werk te bouwen, om zijn eigen angsten en hoop te projecteren in deze kwetsbare evenwichten. Deze openheid voor meervoudige interpretatie sluit perfect aan bij het existentialistische ideaal van individuele vrijheid en de verantwoordelijkheid van het subject tegenover betekenis.

De recente evolutie van Morris’ praktijk naar wandtapijten en papierwerken verrijkt deze existentialistische dimensie nog verder. Haar obsessieve tekeningen, vaak ‘s nachts gemaakt in een soort creatieve trance, roepen deze “figuren van vrouwen-bloemen” op waarbij het gezicht achter de bloei verdwijnt. Deze werken, die ze daarna vertaalt naar met de hand genaaide wandtapijten, spreken over metamorfose, de cyclus van leven en dood, van deze voortdurende transformatie die het menselijke bestaan kenmerkt volgens het existentialistische denken.

De installatie van Morris in het Oscar Niemeyer-paviljoen van Château La Coste in 2022 illustreert perfect deze synthese tussen de erfenis van Arte Povera en existentialistische gevoeligheid. In deze architecturale ruimte met sensuele vormen gaan haar bronzen beelden in kleur een dialoog aan met het Provençaalse landschap in een harmonie die niets decoratiefs heeft. Ze bevestigen juist het vermogen van kunst om onze relatie met de wereld te transformeren, om de schoonheid te onthullen die verborgen ligt in onze diepste kwetsbaarheden.

Vandaag, terwijl Morris nieuwe tentoonstellingen voorbereidt, onder andere in Zuid-Korea, en blijft experimenteren met de mogelijkheden van glas-in-lood in haar projecten voor Claridge’s, geldt haar oeuvre als een van de meest authentieke stemmen van haar generatie. Zij herinnert ons eraan dat ware kunst altijd voortkomt uit de ontmoeting tussen een bijzondere gevoeligheid en de universele vragen van onze tijd. Haar “Stacks” zullen ons nog lang blijven aanspreken door hun vermogen pijn te veranderen in schoonheid, kwetsbaarheid in kracht, het intieme in het universele.

In een wereld waar hedendaagse kunst zich vaak verspreidt in de veelheid aan dragers en concepten, biedt Annie Morris ons deze les in nederigheid en diepgang: soms volstaan een paar gestapelde kleurrijke bollen om het essentiële van wie wij zijn te zeggen. En misschien is dat uiteindelijk het genie van deze bescheiden kunstenaar die in de schaduw van haar Londense atelier werkt: ons eraan herinneren dat de hoogste verfijning vaak voortkomt uit de grootste eenvoud, en dat ware schoonheid altijd schuilt waar je het het minst verwacht.


  1. Giuseppe Penone, Adem het schaduw in, tentoonstellingscatalogus, Kunstmuseum Winterthur, 2008.
  2. Germano Celant, Arte Povera, Gabriele Mazzotta Editore, Milaan, 1969.
  3. Jean-Paul Sartre, Het existentialisme is een humanisme, Éditions Nagel, Parijs, 1946.
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

Annie MORRIS (1978)
Voornaam: Annie
Achternaam: MORRIS
Geslacht: Vrouw
Nationaliteit(en):

  • Verenigd Koninkrijk

Leeftijd: 47 jaar oud (2025)

Volg mij