Luister goed naar me, stelletje snobs, er zijn kunstenaars die je tijd verspillen, en er zijn anderen die je reden doen verliezen. Anselm Kiefer, geboren in 1945 in Donaueschingen, behoort tot de tweede categorie. Het is alsof deze man besloten heeft om de Duitse geschiedenis zijn eigen therapie via kunst te maken, maar in plaats van er een vriendelijk sessie op de divan van te maken, biedt hij ons een monumentale ontploffing die in je gezicht explodeert als een bunker vol TNT.
Laten we eerst spreken over die bijna ziekelijke obsessie voor het gewicht van de materie. Kiefer beperkt zich niet tot schilderen, nee, dat zou te eenvoudig zijn voor deze reus met zijn trotse kaalheid, die door zijn atelier in Parijs fietst als een kind in een apocalyptische speelgoedwinkel. Hij stapelt, lijmt, last, verbrandt. Gesmolten lood? Waarom niet! Verkoolde stro? Natuurlijk! Stukken beton die uit de grond zijn gerukt? Zeker weten! Het is alsof Heidegger een schroothandelaar onder invloed heeft ontmoet en samen besloten hebben de hedendaagse kunst opnieuw uit te vinden.
En zet me niet aan het beginnen over zijn bossen! Die verdomde Duitse bossen die zijn doeken achtervolgen als de geesten van een getraumatiseerd collectief geheugen. Weet je wat Hegel zei? “De geschiedenis is het gerechtshof van de wereld.” Welnu, Kiefer is tegelijk de scheidsrechter, de aanklager en de beschuldigde in dit gerechtshof waar de bomen de zwijgende getuigen zijn van een cultuur die zichzelf verbrand heeft op het altaar van haar eigen waanzin. Elke kromme tak, iedere zwartgeblakerde stam is een metafoor die je een klap geeft met de kracht van een boze Nietzsche.
Denkt u echt dat deze verwoeste landschappen, deze tot uitputting omgeploegde velden waar de aarde zelf lijkt te huilen van pijn, er alleen maar zijn om mooi te staan in uw geconditioneerde woonkamer? Nee, mijn kleine lammetjes van de hedendaagse kunst, Kiefer doet iets veel radicalers: hij verandert schilderkunst in materiële filosofie. Walter Benjamin sprak over de aura van kunstwerken, hier grijpt de aura je bij de keel en laat je niet meer los.
Neem zijn boeken van lood. Niet die digitale dingen die u afgeleid doorbladert op uw tablets terwijl u van uw biologische koffie nipt, maar boeken die letterlijk tonnen wegen. Het is kennis geworden tot stof, die onder haar eigen gewicht instort als een beschaving te zwaar van haar zekerheden. Het is Gutenberg die Prometheus ontmoet op een industriële stortplaats, en het resultaat is om je adem te benemen.
En dan is er die manier waarop hij met ruimte speelt. Zijn installaties zijn heidense kathedralen waar het heilige zich vermengt met het profane in een macabere dans die Baudelaire van jaloezie zou hebben doen huilen. Wanneer u een van zijn tentoonstellingen betreedt, bent u niet langer slechts toeschouwer, u wordt een onvrijwillige deelnemer aan een ritueel van herinnering. Het is alsof elk werk een statie is op een kruisweg in een postindustriële context.
Het stof, de as, de modder zijn voor hem niet zomaar grondstoffen, het is een taal. Een taal die spreekt over vernietiging en wedergeboorte, over trauma en verlossing. Elk schilderij is een strijd tussen materie en betekenis, tussen chaos en orde. En weet u wat? De chaos wint vaak, maar op zo’n prachtige manier dat u niet anders kunt dan applaudisseren.
Daar ligt het genie van Kiefer: hij heeft begrepen dat kunst er niet is om ons te troosten met mooie plaatjes, maar om ons te confronteren met wat we liever zouden vergeten. Hij neemt de Germaanse mythen, de Kabbala, de poëzie van Paul Celan, en laat ze botsen als deeltjes in een spirituele versneller. Het resultaat? Een explosie van betekenis die u duizelig achterlaat, maar merkwaardig genoeg ook helderder.
Dus ja, zijn werken zijn enorm, overweldigend, soms zelfs beklemmend. Maar is dat niet precies wat we nodig hebben in een tijd waarin kunst te vaak wordt gereduceerd tot digitale selfies en conceptuele installaties zo licht dat ze bij het minste zuchtje airconditioning kunnen wegvliegen? Kiefer herinnert ons eraan dat kunst nog steeds gewicht kan hebben, letterlijk en figuurlijk.
En voor degenen die denken dat dit alles te serieus, te zwaar, te Duits is, zeg ik: word wakker! In een wereld waar oppervlakkigheid heerst, waar geschiedenis wordt gereduceerd tot memes en cultuur tot algoritmes, hebben we wanhopig kunstenaars nodig die durven diep te graven, ook al betekent dat dat ze hun handen vuil moeten maken met de modder van de geschiedenis.
Kiefer is de laatste der titan, een kunstenaar die op mythische schaal werkt terwijl hij de voeten stevig in de meest brutale realiteit houdt. Hij transformeert trauma’s in alchemistisch goud, ruïnes in kathedralen, en onze diepste angsten in transcendente esthetische ervaringen. Hij is een reus die kunst maakt zoals anderen oorlog voeren, met absolute intensiteit en zonder concessies.
En als u vindt dat zijn werken moeilijk zijn om mee te leven, nou ja, dat is misschien het doel. Kiefers kunst is niet om uw muren te decoreren, het is om uw zekerheden te laten wankelen, om u aan alles te laten twijfelen wat u dacht te weten over geschiedenis, herinnering en zelfs de mogelijkheid van representatie na de ramp.
Dus de volgende keer dat u tegenover een van zijn monumentale werken staat, zoek dan niet naar het kleine verhaaltje of de geruststellende anekdote. Laat u overspoelen door deze vloed van materie en betekenis. Want Kiefer maakt niet alleen kunst, hij creëert de wereld telkens opnieuw, een wereld waarin schoonheid en afschuw samen dansen in een duizelingwekkende wals die ons herinnert dat wij uiteindelijk allemaal overlevenden van de geschiedenis zijn.
Tot slot moet u weten dat als u het fundamentele belang van deze kunstenaar niet begrijpt, het misschien is omdat u tot die tere zielen behoort die hun tentoonstellingen net als hun koffie graag licht en zonder verrassingen hebben. Maar de kunst van Kiefer is als een donderslag bij heldere hemel: het wekt u, schudt u door elkaar en herinnert u eraan dat de diepste schoonheid vaak geboren wordt uit de pijnlijkste littekens.
















