Luister goed naar me, stelletje snobs, het is tijd om te spreken over Ayako Rokkaku (geboren in 1982 in Chiba, Japan), deze artieste die de Aziatische veilingen doet ontploffen met haar vingers vol acrylverf.
Terwijl vaak elke artistieke beweging berekend is, elke penseelstreek tot in het uiterste wordt getheoretiseerd door curatoren in zwarte pakken die lauwe champagne nippen, komt Rokkaku op blote voeten binnen, haar handen bedekt met verf, en gooit ze haar viscerale visie op creatie in het gezicht van de kunstmarkt. Ze schildert direct met haar vingers, zonder voorafgaande schets, alsof ze ons wil zeggen: “Jullie theorieën over kunst? Die was ik van me af, met acrylverf.”
De eerste eigenschap van haar werk is deze fysieke, bijna primitieve benadering van schilderen. Ze gebruikt geen penselen, die zijn te bourgeois, misschien te conventioneel. Nee, ze dompelt haar handen rechtstreeks in de verf, als een kind dat het tastbare plezier van creatie ontdekt. Deze methode doet denken aan de action paintings van Jackson Pollock, maar hier is er geen mannelijke mystificatie zoals bij Greenberg. Rokkaku verandert de handeling van het schilderen in een performance waarbij het hele lichaam betrokken is bij de creatie. Het is Yves Klein zonder blauw, Ana Mendieta zonder bloed, een vorm van body art die kleurrijke sporen achterlaat in plaats van dramatische afdrukken.
Deze lichamelijke benadering van schilderkunst echoot de fenomenologische filosofie van Maurice Merleau-Ponty. In “L’Oeil et l’Esprit” (1964) schreef hij: “De schilder brengt zijn lichaam mee… Het is door zijn lichaam aan de wereld te lenen dat de schilder de wereld in schilderkunst verandert.” Rokkaku belichaamt deze gedachte letterlijk. Haar vingers worden directe verlengingen van haar scheppende bewustzijn, waardoor de traditionele afstand tussen kunstenaar en kunstwerk die de penseel oplegt, wordt weggenomen. Het is een terugkeer naar wat Walter Benjamin de tastbare ervaring van kunst noemde, nog voor mechanische reproductie alles steriliseerde.
De tweede eigenschap van haar werk ligt in haar unieke visuele universum, bevolkt door vrouwelijke figuren met enorme ogen en uitgerekte ledematen, zwevend in abstracte ruimtes met schitterende kleuren. Deze personages, vaak beschreven als “kawaii” (schattig in het Japans), zijn in werkelijkheid veel complexer. Ze dragen een onheilspellende vreemdheid in zich die Freud zeker blij zou maken. Deze meisjes met soms lege, soms beschuldigende blikken zijn de bewoners van een wereld waar onschuld de existentiële malaise ontmoet.
Haar creaties doen denken aan wat Gaston Bachelard beschreef in “La Poétique de la Rêverie” (1960) als “kosmisch kind zijn”, die toestand waarin de grenzen tussen realiteit en verbeelding oplossen. Maar in tegenstelling tot de traditionele beelden van de kindertijd zijn Rokkaku’s personages niet simpelweg schattig of geruststellend. Ze hebben een verontrustende ambiguïteit die hen eerder doet denken aan de ontregelende poppen van Hans Bellmer dan aan commerciële manga-figuren.
Deze dualiteit tussen schijnbare naïviteit en onderliggende complexiteit maakt Rokkaku tot een bijzonder relevante kunstenaar in onze tijd van spanningen tussen authenticiteit en kunstmatigheid. Haar werken zijn zo gewild geworden dat haar doeken nu voor honderdduizenden euro’s worden verkocht, waarmee ze de zesde best gewaardeerde Japanse kunstenaar aller tijden is. Niet slecht voor iemand die begon met schilderen op karton dat ze ophaalde in de parken van Tokio.
Het commerciële succes zou gezien kunnen worden als een verraad van de oorspronkelijke spontaniteit van haar aanpak. Maar Rokkaku behoudt een opmerkelijke integriteit in haar praktijk. Of ze nu op een zeefdrukdoek van zeven meter schildert of op een stukje karton, ze handhaaft dezelfde directe, fysieke, bijna primitieve benadering van creatie. Ze zet haar live schilderperformances voort, en verandert het creatieve proces in een publieke show, waarbij ze het artistieke proces ontdoet van mystiek en tegelijkertijd theatricaliseert.
Haar recente werk is uitgebreid naar beeldhouwkunst, met name in brons en glas, waarmee ze bewijst dat haar magische vingers materie in al haar vormen kunnen vormen. In deze driedimensionale werken vinden we dezelfde spanning tussen “kawaii” en het verontrustende, tussen de spontaniteit van de handeling en de duurzaamheid van het materiaal. Haar glazen sculpturen, gemaakt in Murano, zijn bijzonder fascinerend, alsof haar geschilderde personages plotseling in de echte ruimte zijn getreden, bevroren in hun beweging door de transformatie van gesmolten glas.
De carrière van Rokkaku is een magistrale klap in het gezicht van iedereen die denkt dat kunst tegenwoordig per se conceptueel, afstandelijk en geïntellectualiseerd moet zijn. Ze bewijst dat het nog steeds mogelijk is om viscerale, directe, emotioneel geladen kunst te creëren, zonder toe te geven aan gemakzucht of zelfgenoegzaamheid. Haar groeiend succes, vooral in Azië waar haar werken recordprijzen behalen, toont aan dat er nog steeds een publiek bestaat voor kunst die het hart net zozeer aanspreekt als de geest. Rokkaku herinnert eraan dat creatie nog steeds een daad van pure vreugde, ontdekking en onbegrensde exploratie kan zijn. Ze is het levende bewijs dat onschuld, wanneer die gedragen wordt door een krachtige artistieke visie en onmiskenbare technische beheersing, een revolutionaire kracht kan zijn.
Haar werken herinneren ons aan wat Paul Klee schreef in zijn “Theorie van de moderne kunst”: “Kunst reproduceert niet het zichtbare, zij maakt het zichtbaar”. Rokkaku maakt een innerlijke wereld zichtbaar waarin vreugde en bezorgdheid, onschuld en bewustzijn, spontaniteit en beheersing naast elkaar bestaan in een wankel en fascinerend evenwicht. Ze nodigt ons uit om onze eigen handen te dompelen in de materie van onze dromen, om die creatieve vrijheid terug te vinden die we allemaal als kinderen kenden, voordat de wereld ons leerde netjes en ordelijk te zijn.
Ze is een onmisbare kunstenaar geworden op het hedendaagse podium, met tentoonstellingen in prestigieuze instellingen zoals het Long Museum in Sjanghai of de Kunsthal in Rotterdam. Wat opmerkelijk is, is dat ze erin geslaagd is de essentie van haar artistieke werkwijze te behouden ondanks commercieel succes. Ze blijft schilderen met haar handen, creëert live performances, en verlegt de grenzen van haar kunst terwijl ze trouw blijft aan haar oorspronkelijke visie.
Sommige critici zien haar werk misschien alleen als een uitbreiding van de Japanse “kawaii”-cultuur, maar dan hebben ze niet goed genoeg gekeken. Haar werken worden doordrongen door een voortdurende spanning tussen charmant en onheilspellend, spontaan en beheerst, kinderlijk en diep volwassen. Juist die complexiteit maakt haar kunst meer dan een simpele uitdrukking van de Japanse popcultuur.
Haar carrière is des te opmerkelijker omdat ze autodidact is. Terwijl diploma’s van grote kunstscholen vaak als toegangsbewijs dienen, heeft zij zich opgewerkt dankzij de kracht van haar eigen visie en praktijk. Ze zou bijna kunnen belichamen wat Dubuffet zocht in Art Brut: een schepping vrij van elke culturele conditionering, ook al is haar werk paradoxaal genoeg diep geworteld in de hedendaagse visuele cultuur.
Rokkaku beweegt zich tussen Berlijn, Porto en Tokio en creëert een kunst die culturele grenzen overstijgt en toch diep persoonlijk blijft. Ze vertegenwoordigt een nieuwe generatie globale kunstenaars die putten uit hun culturele wortels terwijl ze een universele visuele taal creëren. Haar groeiend succes getuigt van een hunkering naar oprechtheid en authenticiteit in een intellectuele omgeving die vaak wordt gedomineerd door poseerdrang.
Het is fascinerend om te zien hoe ze erin geslaagd is iets wat slechts een originele techniek had kunnen zijn, namelijk schilderen met vingers, te transformeren in een ware artistieke handtekening. Deze tastbare benadering van schilderen is een scheppingsfilosofie die het lichaam en instinct centraal stelt in het artistieke proces. Rokkaku herinnert ons eraan dat kunst nog steeds een directe, viscerale en emotioneel geladen ervaring kan zijn. Ze bewijst dat eenvoud niet de vijand is van diepgang en dat spontaniteit kan samengaan met technische beheersing.
Haar commercieel succes zou kunnen worden gezien als een vorm van recuperatie door de kunstmarkt, maar het getuigt ook van een oprechte honger naar een kunst die rechtstreeks tot de emoties spreekt, die niet hoeft te worden verklaard door pagina’s en pagina’s kritische theorie om gewaardeerd te worden. In onze te vaak hermetische en elitaire artistieke omgeving is het een frisse wind.
















