Luister goed naar me, stelletje snobs: Bianca Bondi is niet iemand die je onverschillig laat. Deze Zuid-Afrikaanse en Italiaanse artieste, geboren in 1986, ontvouwt al meer dan tien jaar een universum waarin levende materie in dialoog treedt met het onzichtbare, waar verkoolde kasten nabij zoutkristallen staan, waar de architectuur van de herinnering zich vermengt met de overblijfselen van oude beschavingen. Lid van de Villa Medici in 2024 en finaliste van de Prix Marcel-Duchamp 2025, vestigt Bondi zich als een onmiskenbare figuur van de hedendaagse kunst, niet ondanks, maar juist dankzij de rustige brutaliteit van haar praktijk. Want waar anderen zouden streven naar het temmen van de natuur, herstelt zij haar rechten; waar sommigen de tijd zouden willen bevriezen, viert zij de onvermijdelijke stroom daarvan.
Architectuur als theater van afwezigheid
Het werk van Bondi ontvouwt zich vooral als een meditatie over het habitat, over die structuren die wij bouwen om ons tegen de wereld te beschermen en die uiteindelijk de sporen dragen van onze vergankelijke passage. Haar installatie Silent House, gepresenteerd in het Musée d’Art Moderne de Paris, belichaamt deze reflectie op indrukwekkende wijze: een heel huis ontruimd van bewoners maar verzadigd met hun spookachtige aanwezigheid. Dit huis is niet zomaar een verlaten woonruimte; het is een gevoelige kaart van verloren intimiteit, een topografische opname van wat overblijft na het vertrek. De versleten meubels, het vrijstaande bad, het roestige metalen bedframe vormen een geografische kaart van desolaatheid die allesbehalve sentimenteel is. Integendeel, deze objecten stralen een paradoxale waardigheid uit, die van stille getuigen die lichamen en zielen hebben zien voorbijgaan.
De artieste beperkt zich niet tot het plaatsen van meubels in een tentoonstellingsruimte. Ze organiseert een echte architecturale dramaturgie waarin elk element een precieze rol speelt in het verhaal van afwezigheid. De verkoolde kast, verticaal aan de muur bevestigd, is niet langer een gewoon opbergmeubel maar wordt een poort naar een onbepaald elders, een verkoold reliekschrijn van een herinnering die weigert te doven. Deze verticale plaatsing verandert het horizontale gebruik van het huis in een bijna-religieuze verheffing, suggereert dat architectuur nooit slechts functioneel is maar altijd symbolisch. Bondi zelf stelt: “Ik heb altijd van het kijken naar altaars gehouden, die ruimtes die ontworpen zijn voor iets groters dan wij, voor de goden” [1]. Deze verklaring verheldert haar hele praktijk: elke installatie wordt een seculier altaar gewijd aan de mysterieuze krachten die de materie bezielen.
Architectuur bij Bondi is nooit statisch. Het is een proces, metamorfose en ontbinding. De zoutbassins die ze in haar installaties opneemt, werken als chemische klokken die de tijd aangeven, niet door de beweging van wijzers maar door de langzame kristallisatie van zout op de oppervlakken. Zout, een terugkerend materiaal in haar werk, bezit die dubbele eigenschap tegelijkertijd conserverend middel en corrosievector te zijn. Het bewaart en vernietigt tegelijk, net als het menselijke geheugen dat vervormt wat het beweert te bewaren. In Silent House bedekt het zout de objecten geleidelijk met een witte laag, alsof het huis zelf zijn eigen grafmaterie afscheidt, zijn eigen mineraal lijkwade.
Deze aandacht voor kasten, vitrines en klerenkasten onthult een obsessie voor intieme architecturen, die micro-opslagruimten waar onze relatie met objecten geconcentreerd is. Bondi verzamelt antieke meubels, met name die apothekerskasten waarvan men niet meer weet of ze kruiden of medicijnen, remedies of vergiften bevatten. Die semiologische twijfel bevalt haar: het vervaagt de grenzen tussen zorg en gevaar, tussen keuken en laboratorium, tussen domesticiteit en wetenschap. De kasten worden dan echo kamers waar alle mogelijke verhalen van de objecten die ze bewaarden, weerklinken. Hun aura, om een concept te gebruiken dat Bondi vaardig hanteert, komt niet voort uit hun formele schoonheid maar uit hun vermogen om stille getuigen te zijn van herhaalde handelingen, van handen die in het schemerdonker naar een fles zochten.
Het huis volgens Bondi is nooit gesloten in zichzelf. Het overstroomt, het strekt zich uit, het besmet de tentoonstellingsruimte. De installaties creëren binnenlandschappen waar de bezoeker niet goed meer weet of hij een kamer, een tuin of een heiligdom binnengaat. Die genreverwarring is bewust: ze beoogt de oorspronkelijke ervaring van bewoning te reconstrueren voordat architectuur zich codificeerde in gescheiden kamers en aparte functies. Wanneer Bondi drie ton zout op de vloer verspreidt, creëert ze niet alleen een visueel effect; ze transformeert de vloer in een mineraal strand, in een huiselijke woestijn waar de voet wegzakt als in chemische sneeuw. De vloer wordt instabiel, verontrustend, en die fysieke instabiliteit wordt gevolgd door een temporele instabiliteit: bevinden we ons voor of na de ramp? In een ruimte in puin of in wording?
De Italiaanse architect Carlo Scarpa zei dat “architectuur de kunst is van het bouwen van ruïnes”. Bondi lijkt deze maxime bij wijze van spreken letterlijk te nemen: ze bouwt hedendaagse ruïnes, ruimtes die reeds de sporen dragen van hun toekomstige ontbinding. Maar deze ruïnes zijn niet melancholisch. Ze vibreren met een bijzondere energie, die van lopende metamorfoses, van chemische processen die materialen langzaam transformeren. Vocht sijpelt binnen, koper bedekt zich met groenroest, planten drogen uit om zich vervolgens te regenereren. Het huis leeft, in de meest letterlijke zin van het woord, en dat autonome leven van de materialen ontsnapt gedeeltelijk aan de controle van de artieste. Bondi erkent dat graag: “Materialen leven hun eigen leven. Ik zeg graag dat ik de voorwaarden schep waarin ik een idee heb van wat er gaat gebeuren, maar daarna doen de materialen hun eigen ding” [2].
De lagen van geschiedenis en vergeten rituelen
Als de huisarchitectuur Bondi het ruimtelijke kader voor haar installaties biedt, dan geeft de oude geschiedenis haar de temporele diepgang die nodig is voor het uitwerken van haar persoonlijke mythologieën. De artieste verwijst niet alleen naar het verleden; ze roept het op, blaast het nieuw leven in en laat het in dialoog gaan met het heden in een niet-lineaire tijdelijkheid waarin het faraonische Egypte naast het keizerlijke Rome en het post-apartheid Zuid-Afrika staat. Deze historische polyfonie is nooit vrijblijvend: ze beantwoordt aan een behoefte om de artistieke praktijk te situeren binnen een lange genealogie die hedendaagse modes overstijgt en zich inschrijft in de duur van beschavingen.
Het verblijf in de Villa Medici heeft deze overpeinzing over de geschiedenis verdiept. Rome, met zijn archeologische lagen en zijn architecturale getuigenissen, bood een ideaal terrein voor een artieste die bekommerd is om de cycli van leven en dood. Bondi ontwikkelde er een project van “herwildering” van het Bosco, dat mysterieuze eikenbos van de Franse Academie in Rome. Het concept van rewilding, ontleend aan de conservatiebiologie, krijgt bij haar een symbolische dimensie: het gaat niet alleen om het teruggeven van de natuur aan zichzelf, maar om het opnieuw verbinden van hedendaagse artistieke praktijken met voorouderlijke rituelen die geleidelijk zijn vergeten of onderdrukt. De verlaten bijenkorven die ze opnieuw activeerde door er een negentiende-eeuws altaarstuk in te plaatsen, doordrenkt met feromonen en oude essences, getuigen van die wil om bruggen te slaan tussen tijden, tussen spirituele praktijken en ecologie.
De Romeinse amforen die ze in haar installaties integreert, zijn geen louter klassieke referenties. Ze functioneren als symbolische containers die millennia hebben doorstaan en beurtelings wijn, olie, honing en parfums hebben gedragen. Deze vazen getuigen van een beschaving die enorm veel belang hechtte aan substanties, vloeistoffen en essences. Bondi activeert deze aandacht voor vloeibare materialen opnieuw door haar eigen gekleurde oplossingen te creëren die in de tijd evolueren. Het blauw verandert in lila, het lila neigt naar purper, in een traag kleurenspectrum dat zowel aan antieke verven als aan chemische laboratoriumreacties doet denken. Deze kleurbaden zijn geen louter decoratieve elementen: het zijn biologische klokken die het verstrijken van de tijd op moleculair niveau markeren.
Het oude Egypte vormt een andere belangrijke referentie in het werk van Bondi, vooral door het gebruik van amaranten. Deze plant, die ze waardeert “voor haar rol in de begrafenisceremonies van het oude Egypte en voor haar esthetische kwaliteiten”, belichaamt die continuïteit tussen rituele praktijken en hedendaagse gevoeligheid. De amaranten vallen en vloeien als tranen, creëren een plantaardige poëzie van melancholie die herinnert dat schoonheid vaak in verval en vergaan ligt. Door planten te kiezen die geladen zijn met historische symboliek, weigert Bondi de onthechte neutraliteit van sommige hedendaagse artistieke praktijken en omarmt ze volledig de spirituele en cultische dimensie van haar werk.
Zout, opnieuw, bezit een aanzienlijke historische en antropologische dimensie. Al sinds de Oudheid gebruikt voor voedselconservatie, aanwezig in alle religies en spirituele praktijken als zuiverings- en beschermingsmiddel, doorkruist zout de beschavingen als een rode draad. Bondi benut deze symbolische alomtegenwoordigheid terwijl ze deze associeert met haar hedendaagse chemische eigenschappen: natriumchloride als conserveermiddel maar ook als corrodeermiddel dat aantast en transformeert. In haar installaties is zout nooit onschuldig; het draagt de volledige geschiedenis van de lichamen die het heeft bewaard, de wonden die het heeft ontsmet, de verbonden die het heeft bezegeld. Wanneer ze een walvisskelet met hars bedekt in zoutkristallen, illustreert ze niet slechts een natuurlijk proces; ze activeert een archaïsch rouwritueel waarbij de zee neemt wat van haar is.
Geschiedenis is bij Bondi nooit academisch of afstandelijk. Het belichaamt zich in concrete handelingen: een kast verbranden om deze te zuiveren, een crucifix insmeren met bijenwas om het te transformeren tot een heidens reliekschrijn, inheemse planten planten om het werk in het territorium te verankeren. Deze handelingen behoren tot een universeel antropologisch repertoire dat in alle culturen voorkomt: vuur als transformatie- en regeneratiemiddel, was als heilig materiaal geproduceerd door bijen, planten als bemiddelaars tussen de wereld van de levenden en die van de doden. Door deze elementen in te zetten doet Bondi geen folklorisme of exotisme: ze activeert oeroude kennis die door de moderne rationaliteit gemarginaliseerd is, maar toch blijft weerklinken op het diepste niveau van ons collectief psychisme.
De praktijk van de Wicca-magiën die ze vanaf haar jeugd belijdt is niet anekdotisch in haar werkwijze. Ze legt uit: “Ik denk dat het mijn beoefening van magie is geweest die me in staat stelde kunst te ontdekken, wat vervolgens een uitbreiding van de magie werd en het stokje overnam. Maar vandaag voel ik de behoefte om magie terug te brengen in de kunst” [3]. Deze verklaring zou naïef of provocerend kunnen lijken als ze niet ondersteund werd door een rigoureuze praktijk en een diepgaande kennis van materialen. Bondi speelt niet voor heks: ze past hedendaagse kunsten methodologieën toe afkomstig uit spirituele tradities die agentiviteit toekennen aan objecten en substanties. Deze benadering brengt haar paradoxaal dicht bij bepaalde recente filosofische theorieën, met name die ontwikkeld door Bruno Latour rond “actante objecten”, hoewel Bondi deze conclusies bereikt via een radicaal andere weg, namelijk die van de zintuiglijke ervaring in plaats van theoretische speculatie [4].
Geschiedenis volgens Bondi is dus nooit slechts een decor of een opslagplaats van erudiete verwijzingen. Het is een levend, poreus materiaal dat blijft inwerken op het heden. Oude beschavingen zijn niet verdwenen: ze blijven bestaan in onze dagelijkse handelingen, onze omgang met objecten, onze onbewuste rituelen. Door Romeinse amforen in dialoog te brengen met 19e-eeuwse apothekerskasten en hedendaagse planten, weigert Bondi de lineariteit van vooruitgang en stelt ze een cyclische en gelaagde visie van tijd voor waarbij verleden en heden naast elkaar bestaan en elkaar wederzijds beïnvloeden.
Naar een poëtiek van instabiliteit
Wat opvalt bij Bondi, naast de onmiskenbare schoonheid van haar installaties, is de weigering van totale beheersing. In een artistieke wereld die vaak geobsedeerd is door controle en technische perfectie, omarmt zij de onvoorspelbaarheid van de processen die ze initieert. Deze nederigheid tegenover de materialen, deze acceptatie dat het werk een autonoom leven bezit dat deels aan haar schepper ontsnapt, vormt misschien wel haar meest radicale bijdrage aan de hedendaagse kunst. Ze erft zeker van de Italiaanse Arte Povera deze aandacht voor arme materialen en de wil om het materiaal zichzelf te laten uitdrukken, maar ze voegt er een eigen tijdsgebonden en spirituele dimensie aan toe. Waar de kunstenaars van de Arte Povera vaak met inerte materialen werkten, geeft Bondi de voorkeur aan levende, organische, vluchtige stoffen die voor onze ogen veranderen.
Deze constituerende instabiliteit van haar werk bevraagt onze verhouding tot duurzaamheid en conservering. In een kunstsysteem dat traditioneel het werk waardeert als een stabiel object bedoeld om de eeuwen te doorstaan, stelt Bondi stukken voor die veranderen, degradëren, zich regenereren. Ze bestaan minder als vaste objecten dan als lopende processen, als overgangstoestanden van een materie in voortdurende metamorfose. Deze benadering stelt uiteraard pragmatische vragen aan verzamelaars en instellingen, maar weerspiegelt ook een diepgaande filosofische visie over de aard van het bestaan zelf: alles is stroom, alles is transformatie, en het willen bevriezen van het leven in permanente vormen is een dodelijke illusie.
De aandacht die Bondi aan inheemse planten schenkt, getuigt van een ecologisch bewustzijn dat zich niet beperkt tot discours maar zich belichaamt in de praktijk. Door systematisch lokale planten in haar installaties te gebruiken, plaatst ze haar werk in het territorium waar het zich ontvouwt en weigert ze het abstracte universalisme van sommige hedendaagse artistieke praktijken. Elke installatie wordt zo een viering van de lokale biodiversiteit, een eerbetoon aan de specifieke ecosystemen die de echte rijkdom van de wereld vormen tegenover de geglobaliseerde uniformisering. Deze aanpak resoneert bijzonder vandaag, in een tijdperk waarin de ecologische crisis ons dwingt onze woon- en productiewijzen te herdenken.
Bondi bevindt zich op het kruispunt van meerdere tradities en invloeden. Haar biografische parcours, geboren in Johannesburg, opgeleid in Zuid-Afrika en Frankrijk, woonachtig in Italië, maakt haar tot een transculturele artieste die unieke toebehoren weigert. Deze identiteitsmultipliciteit weerspiegelt zich in haar werk dat gelijktijdig de Afrikaanse, Europese en universele tradities oproept zonder zich ooit te beperken tot één ervan. Ze belichaamt die generatie kunstenaars voor wie nationale grenzen poreus zijn geworden en die hun plastische vocabulaire bouwen uit bewust geaccepteerde en heroverwonnen leen.
Haar nominatie voor de Prix Marcel-Duchamp, naast Eva Nielsen, Lionel Sabatté en Xie Lei, bekroont een opmerkelijk opstijgende carrière. Maar voorbij de institutionele erkenning is wat bij Bondi telt de samenhang van een visie die zich al meer dan een decennium met zeldzame standvastigheid manifesteert. Van de met zout bestrooide keuken gepresenteerd op de Biennale van Lyon in 2019 tot Silent House getoond in het Musée d’Art Moderne de Paris in 2025, vinden we dezelfde obsessies terug: de huiselijke architectuur als scène van afwezigheid, organische materialen als transformatie-agenten, de oude geschiedenis als symbolisch reservoir, spiritualiteit als wijze van kennis van de wereld.
Sommigen zouden Bondi kunnen verwijten dat zij een vorm van esoterie hanteert die aan obscurantisme grenst. Dit zou echter geen recht doen aan de striktheid van haar aanpak en de precisie van haar werk met materialen. Hoewel zij zich geleidelijk losmaakt van samenwerkingen met wetenschappers, is dat juist omdat de wetenschappelijke terminologie en de experimentele methodologie niet overeenkomen met haar intuïtieve manier om chemische processen te begrijpen. Maar die intuïtie is geen onwetendheid: ze vloeit voort uit een zintuiglijke kennis die zij in de loop der jaren heeft opgebouwd, een intieme vertrouwdheid met het gedrag van zout, was en planten. Hier zou men kunnen spreken van een volkse wetenschap, een ambachtelijke knowhow die niet via academische protocollen verloopt maar desalniettemin rigoureus wordt toegepast.
De kwestie van het herbetoveren van de wereld, centraal bij Bondi, is geen regressieve nostalgie naar een mythische gouden eeuw waarin de mensheid in harmonie met de natuur leefde. Het gaat er veeleer om te erkennen dat de moderne instrumentele rationaliteit, ondanks haar onmiskenbare voordelen, onze zintuiglijke relatie tot de wereld heeft verarmd door objecten te reduceren tot hun zuivere gebruikswaarde. Alledaagse voorwerpen herbetoveren betekent hen die symbolische diepte teruggeven, die capaciteit om betekenis te dragen buiten hun onmiddellijke functie. Een kast is nooit slechts een kast: zij is ook de bewaarplaats van kledingstukken die onze huid hebben geraakt, geuren die zich daarin hebben opgehoopt, geheimen die erin zijn verborgen. Bondi herinnert ons aan deze evidentie die we geneigd zijn te vergeten.
Aan het einde van deze reis door het werk van Bianca Bondi dringt zich een evidentie op: we staan tegenover een belangrijke kunstenares wier werk zich de komende jaren zal blijven ontwikkelen en ons zal blijven verrassen. Haar installatie Silent House is geen eindpunt maar een tussenstap in een onderzoek dat steeds dieper gaat. Dit stille huis spreekt echter welsprekend over onze hedendaagse conditie: wij bewonen plaatsen die ons zullen overleven, wij hanteren objecten die het spoor van onze passage zullen dragen, wij maken deel uit van een historische keten die ons voorafgaat en ons oneindig overstijgt. Geconfronteerd met dit scherpe bewustzijn van onze eindigheid biedt Bondi geen gemakkelijke troost en geen goedpraterij van wanhoop. Zij nodigt ons eenvoudigweg uit om aandachtig de trage metamorfoses om ons heen waar te nemen, om instabiliteit te accepteren als een fundamentele voorwaarde van het bestaan, en om de paradoxale schoonheid te vieren die voortkomt uit transformatie- en degradatieprocessen. Misschien is dat uiteindelijk de diepere betekenis van haar werk: ons leren de ruïne niet te beschouwen als een einde maar als een belofte, die van een mogelijke regeneratie uit het puin. In een wereld die met verontrustende haast naar haar eigen vernietiging snelt, weerklinkt deze les in nederigheid en veerkracht met een bijzondere urgentie.
- Centre Pompidou, “Wanneer magie kunst ontmoet; de betoverende universum van Bianca Bondi”, Pompidou+, 2025.
- Art Basel, “Prijs Marcel Duchamp 2025: Bianca Bondi”, september 2025.
- Idem.
- CRAC Occitanie, “Tentoonstellingen Alexandra Bircken & Bianca Bondi”, Sète, 2022.
















