Luister goed naar me, stelletje snobs, terwijl jullie allemaal achter de laatste lege conceptuele installaties aan renden, bood een Australische vrouw, simpelweg gewapend met een stuk hout, gutsen en aquarellen, ons een les over de onthullende kracht van het intieme. Cressida Campbell, deze alchemiste van het banale, bracht meerdere decennia door met het transformeren van huiselijke taferelen in schilderijen van verbluffende schoonheid die hun schijnbare eenvoud overstijgen.
In een tijdperk dat geobsedeerd is door doorbrekende nieuwigheid, heeft Campbell gekozen voor de weg van stille weerstand. Haar stillevens, havengezichten en interieurs zijn bijna pijnlijk nauwkeurig om te bekijken en eisen een aandacht die onze digitale maatschappij schijnbaar niet kan volhouden. Elk werk, of het nu een beschilderde gegraveerde plank is of een unieke druk, vertegenwoordigt weken, soms maanden werk. Deze tijdsrijke luxe is op zichzelf al politiek.
Campbells werk confronteert ons met onze eigen ongeduld. Haar aquarellen op gegraveerd hout, daarna in een unieke oplage gedrukt, een proces dat ze sinds haar studie heeft verfijnd, vragen om een contemplatieve betrokkenheid die onze cultuur van snelheid verdenkt. Haar hybride techniek, halverwege tussen schilderkunst en drukkunst, is het tegenovergestelde van onze maatschappij van directe bevrediging.
De uniciteit van Campbell ligt in deze paradoxale relatie tot tijd. Zoals de filosoof Henri Bergson ons leert, bestaat er een diep onderscheid tussen de door de klok gemeten tijd en de “zuivere duur”, die subjectieve ervaring van tijd die zich onttrekt aan kwantificering [1]. De werken van Campbell belichamen deze bergsoniaanse duur. In “Night Interior” (2017) creëert het door de gordijnen gefilterde licht een gespannen sfeer waarin alledaagse voorwerpen, een tafel, een stoel, een boek, acteurs worden in een intiem temporeel theater.
Bergson benadrukte het belang van “intuïtie” als middel om deze geleefde duur te begrijpen, in tegenstelling tot het analytische intellect dat slechts het bevroren ogenblik kan vatten. Campbell lijkt deze intuïtieve benadering in haar creatieve proces te omarmen en nodigt ons uit tot een directe zintuiglijke ervaring in plaats van een geïntellectualiseerde lezing. Haar stillevens zijn geen statische composities, maar momenten van het leven gevangen in hun onmerkbare beweging.
Laten we “Poppies” (2005) nemen, waar een vaas met bloemen lijkt te trillen van innerlijk leven, bijna tastbaar. Het is niet zomaar een botanische voorstelling, maar een visuele meditatie over het verstrijken van de tijd. Bergson schreef dat “duur het voortdurende verloop van het verleden is dat de toekomst wegvreet en groeit naarmate het vooruitgaat” [2]. De bloemen van Campbell dragen, in hun delicate volheid, al de tekenen van hun onvermijdelijke verwelking, terwijl ze hun huidige schoonheid vieren.
Wat Campbell onderscheidt van haar tijdgenoten is precies dat scherpe bewustzijn van temporaliteit dat in elk object is gegrift. Haar huiselijke interieurs zijn nooit bevroren, maar lijken te ademen met een stil leven. Het licht dat “Interior with Red Ginger” (1998) baadt, is niet slechts een schilderkundig effect, maar een concrete manifestatie van de voorbijgaande tijd, die de ruimte transformeert door haar vluchtige aanwezigheid.
De filmmaker Andreï Tarkovski spreekt in zijn werk “Le Temps scellé” over film als een kunst die “de tijd beeldhouwt”. Campbell bereikt, met haar statische middelen, paradoxaal genoeg een soortgelijk resultaat. Haar composities vangen wat Tarkovski “de druk van de tijd” noemt, die ongrijpbare aanwezigheid die objecten hun bijzondere aura geeft [3]. Kijk naar “The Verandah” (1987) en je zult bijna de zeebries voelen, het lichte gekletter van objecten horen, de langzame aftakeling van het hout door zout en zon waarnemen.
Jarenlang hebben instellingen en critici haar gerangschikt als een “decoratieve” kunstenaar, een neerbuigende term die de gevestigde orde vaak reserveert voor vrouwelijke kunstenaars die pompoenerige houdingen weigeren. Ze zagen niet dat onder de schijnbare zachtheid van haar composities een rustige radicaliteit schuilging, een bevestiging van de waarde van aandachtig kijken in een wereld van voortdurende afleidingen.
Campbells werk resoneert bijzonder met de beschouwingen van socioloog Georg Simmel over de ervaring van stedelijke moderniteit. In zijn essay “De grote steden en het leven van de geest” analyseert Simmel hoe de intensivering van zenuwprikkels in de moderne metropool een blasé houding produceert, een afvlakking van gevoeligheid als verdedigingsmechanisme [4]. Tegenover deze zintuiglijke verdoving stelt Campbell een heropvoeding van het kijken voor.
Haar schilderijen werken als tegengif tegen wat Simmel identificeert als “de intensivering van het zenuwleven” die kenmerkend is voor onze tijd. Door ons uit te nodigen een opstelling van schelpen, een lege stoel doorlicht met licht, of een tuin na de regen te beschouwen, schenkt zij ons wat de moderne stad ons ontneemt: het vermogen tot aanhoudende aandacht, het waarnemen van nuances, de waardering van langzame ritmes.
Simmel merkte op dat “de essentie van de blasé houding bestaat uit de afvlakking van het onderscheidingsvermogen”. Campbell strijdt precies tegen deze tendens door ons te dwingen tot minutieuze observatie. Haar houtsneden, met hun onbegrensde details en subtiele kleurmodulaties, eisen en belonen een onderscheidend oog. Ze herstellen ons vermogen om de betekenisvolle verschillen waar te nemen.
In “Eucalypt Forest” wordt het Australische bos niet teruggebracht tot een algemene indruk, maar onthuld in de uniciteit van elke stam, elk blad, elk spel van schaduw. Deze microscopische aandacht voor het bijzondere is de esthetische manifestatie van wat Simmel “kwalitatief individualisme” noemde, die weerstand tegen homogenisering die moderne samenlevingen kenmerkt.
Campbell beoefent een vorm van visuele sociologie door niet alleen hedendaagse Australische woonruimtes te documenteren, maar ook de relaties die wij met deze ruimtes onderhouden. Haar interieurs zijn nooit neutraal; ze zijn doordrenkt met sociale betekenissen, persoonlijke verhalen, sporen van bewoning. Het feit dat er geen menselijke figuren aanwezig zijn, maakt deze betekenissen nog tastbaarder.
Neem “Bedroom Nocturne” (2022), dit circulaire werk dat een onafgemaakt bed in het schemerlicht vastlegt. Het is niet gewoon een oefening in technische virtuositeit, maar een meditatie over intimiteit, over de grenzen tussen publieke en private ruimte, over de dagelijkse rituelen die ons leven structureren. Simmel zou in dit werk een verkenning hebben herkend van wat hij “de vormen van socialisatie” noemde, die ruimtelijke configuraties die onze sociale relaties weerspiegelen en beïnvloeden.
Wat opvalt in de schilderijen van Campbell, is hoe zij gewone objecten transformeert tot symbolen van een subtiele Australischheid. Haar uitzichten op Sydney Harbour, haar bloemstukken met inheemse flora, haar interieurs die baden in een specifiek Australisch licht, vormen samen een poëtische kaart van de hedendaagse Australische identiteit, ver weg van toeristische clichés.
In haar werk is er een opvallende parallel met de Japanse ukiyo-e prenten die haar zo hebben beïnvloed. Zoals de meesters Hokusai en Hiroshige de “beelden van de zwevende wereld” vastlegden, pakt Campbell vluchtige momenten, overgangsconfiguraties van de realiteit. Maar waar de Japanse kunstenaars de stedelijke genoegens vierden, vindt Campbell haar materiaal in de poëzie van het huiselijke, in die tussenruimtes waar het leven zich zonder uitbundigheid ontvouwt.
Kijk goed naar “Shelf Still Life” (2012), waar vazen en Oost-Indische kers voor fragmenten van ukiyo-e prenten zijn geplaatst. Deze mise-en-abyme onthult Campbells scherpe bewustzijn van haar artistieke afkomst, terwijl ze haar verschil bevestigt. Japanse kunstenaars gebruikten meerdere blokken voor hun kleurendrukken; zij gebruikt er slechts één, maar schildert daarmee met een nauwkeurigheid die wedijvert met hun technieken.
In dit werk zoals in andere speelt Campbell met de conventies van kader, asymmetrie, en perspectief. Ze leent van de Japanners hun gevoel voor compositie, maar past het aan haar diep Australische visie aan. Deze creatieve toe-eigening vormt een fascinerende transculturele dialoog die beide tradities verrijkt zonder ze te vervormen.
Campbells mediavolgreidheid staat in contrast met haar populariteit onder particuliere verzamelaars. Haar werken bereiken inmiddels duizelingwekkende prijzen, meer dan 500.000 Australische dollars voor “The Verandah” in 2022. Deze late erkenning door de markt heeft haar aanpak niet veranderd. Ze blijft vijf of zes werken per jaar produceren en weigert haar creatieve proces te versnellen om aan de vraag te voldoen.
Deze bewuste traagheid is misschien haar grootste provocatie in een hedendaagse kunstwereld die geobsedeerd is door productiviteit en voortdurende vernieuwing. Campbell herinnert ons eraan dat sommige dingen, geduldig observeren, technische perfectie, het rijpen van een visie, niet gehaast kunnen worden. Daarmee belichaamt ze een vorm van verzet tegen het dominante culturele kapitalisme.
Haar recente werken tonen een ontwikkeling naar complexere composities, subtielere lichtspelingen en een grotere zekerheidsgevoel in de behandeling van ruimtes. De tondi (cirkelvormige werken) die ze de laatste jaren is gaan maken, vormen een nieuwe compositie-uitdaging die ze met verve aangaat. In deze perfecte cirkels creëren de rechte lijnen van interieurs fascinerende visuele spanningen, zoals in “Book, Chair and Black Bamboo” (2021).
Als de Documenta en de Biënnale van Venetië het genie van Campbell nog niet hebben erkend, komt dat misschien omdat haar werk zich aan eenvoudige categorieën onttrekt. Het is noch traditioneel, noch avant-garde, noch conceptueel, noch puur technisch. Het bevindt zich in die vruchtbare tussenzone waar de strenge observatie van de werkelijkheid samenkomt met de vrijheid van formele vernieuwing.
De retrospectieve tentoonstelling in de National Gallery of Australia (van 24 september 2022 tot 19 februari 2023), waar meer dan 140 van haar werken werden getoond, betekende uiteindelijk een belangrijke institutionele erkenning. Het was tijd dat musea inhaalden wat particuliere verzamelaars al lang wisten: Cressida Campbell is een van de meest eigenzinnige en voltooide stemmen van de hedendaagse Australische kunst.
In een tijdperk dat geobsedeerd is door technologische innovatie, herinnert Campbell ons eraan dat sommige oude technieken, zoals houtsnede, nog onontdekte mogelijkheden bevatten. Haar werk toont aan dat echte originaliteit niet per se in spectaculaire breuklijnen ligt, maar soms in het geduldige verdiepen van een eigenzinnige benadering.
Wat opvallend is aan haar werk, is de manier waarop zij technische precisie en atmosferische gevoeligheid weet te verenigen. Haar interieurs, zoals “Night Interior” (2017), zijn zowel zorgvuldig opgebouwd als doorweekt van een sfeer die aan elke maat ontsnapt. Die spanning tussen nauwkeurigheid en suggestie is een van de krachtigste drijfveren van haar oeuvre.
Campbell geeft ons een waardevolle les: in een wereld vol beelden is echte subversie niet schokken, maar leren weer te zien. Haar schilderijen schreeuwen niet om aandacht; ze wachten tot wij de tijd nemen om ze te ontdekken, zoals je bij dageraad een landschap ontdekt, in stilte en aandacht.
Als je nog steeds denkt dat Campbell gewoon een “decoratieve” kunstenares is, heb je niets begrepen. Haar werk is een visuele meditatie over tijd, geheugen, de schoonheid van het alledaagse, en een meesterlijke demonstratie van wat kunst nog kan bereiken met de meest traditionele middelen. Ze heeft een hybride techniek veranderd in een persoonlijke taal, in staat de subtielste nuances van de hedendaagse ervaring uit te drukken.
In een kunstwereld die wordt gedomineerd door houdingen en discoursen, herinnert Campbell ons aan een fundamentele waarheid: kunst is vooral een zaak van kijken. En wat voor een blik heeft zij! Oplettend, geduldig, verliefd op de zichtbare wereld in al haar verschijningsvormen. Een blik die het banale in iets buitengewoons verandert, niet door een magische truc, maar door de gratie van ware aandacht.
- Bergson, Henri. Essai sur les données immédiates de la conscience. Presses Universitaires de France, 1889.
- Bergson, Henri. L’Évolution créatrice. Presses Universitaires de France, 1907.
- Tarkovski, Andreï. Le Temps scellé. Cahiers du cinéma, 1989.
- Simmel, Georg. “De grote steden en het leven van de geest” in Filosofie van de moderniteit. Payot, 1989 (originele tekst afkomstig van een lezing gegeven in 1902 aan de Gehe Stichting in Dresden, en het jaar daarop gepubliceerd in het tijdschrift Jahrbuch der Gehe-Stiftung).
















