Luister goed naar me, stelletje snobs, ik ga jullie vertellen over een kunstenares die schildert alsof de wereld instort in een hysterische lachbui. Dana Schutz is die vrouw die onze tijd recht in de ogen durft te kijken en deze schildert in al haar monsterlijke absurditeit, waarbij ze onze collectieve angsten transformeert in een schilderachtig carnaval dat even ontregelend als opwindend is.
In haar atelier in Brooklyn, weg van nieuwsgierige blikken, creëert ze monumentale doeken waar vervormde figuren, onmogelijke lichamen en situaties die zo onwaarschijnlijk zijn dat ze ondraaglijk waar worden, samenkomen. Haar schilderijen zijn als vervormde spiegels van onze samenleving, die onze neuroses weerspiegelen met chirurgische precisie maar altijd doorspekt met een wrange humor. Elke penseelstreek lijkt de geweld en absurditeit van onze tijd in zich te dragen, in een macabere dans die ons evenzeer hypnotiseert als afstoot.
Laten we “Jupiter’s Lottery” (2023) nemen, haar laatste tentoonstelling bij David Zwirner in New York. De titel verwijst naar een fabel van Aesopus waarin Jupiter een loterij van wijsheid organiseert. Wanneer Minerva de hoofdprijs wint, ontvangen de stervelingen, jaloers, als troostprijs de waanzin. En daar zijn ze dolblij mee! Deze tentoonstelling is een perfecte metafoor voor onze tijd, waarin triomferende domheid trots paradeert op sociale media terwijl de wereld brandt. De doeken waaruit ze bestaat zijn als zoveel open ramen naar een parallel universum waar de rede definitief afstand heeft gedaan van haar troon.
Hier moeten we duiken in het filosofische concept van “actieve idiotie” ontwikkeld door Jean-Yves Jouannais. Dit begrip suggereert dat domheid niet simpelweg de afwezigheid van intelligentie is, maar een creatieve kracht die een instrument van verzet tegen de gevestigde orde kan worden. De actieve idioot is niet degene die niet weet, maar degene die er bewust voor kiest anders te weten, de wereld door een vervormend prisma te zien dat verborgen waarheden onthult. In de schilderijen van Schutz lijken de personages hun eigen absurditeit met een felle vreugde te omarmen, alsof ze in hun waanzin een ultieme vorm van vrijheid hebben ontdekt.
Neem “The Gathering” (2023), dit gigantische doek van meer dan 6 meter lang: een vrouw staat erop een klein platform op wieltjes, haar lichaam gedraaid als een ontwrichte pop, omringd door een menigte grimassende toeschouwers. Het is onze spektakelmaatschappij tot het absurde doorgevoerd, waar iedereen zijn eigen waanzin opvoert voor een hongerig publiek. De compositie doet sterk denken aan “De Vrijheid die het Volk Leidt” van Delacroix, maar hier is vrijheid een circuscontorsionniste geworden en het volk een vergadering van voyeuristische gezichten vervormd door een ongezonde opwinding.
De lichamen in haar schilderijen houden zich aan geen enkele conventionele anatomie. Ze draaien, rekken zich uit, fragmenteren alsof het vlees zelf weigert zich te onderwerpen aan de wetten van de fysica. Deze systematische vervorming brengt ons terug bij het concept van het “lichaam zonder organen” zoals theoretiseerd door Gilles Deleuze en Félix Guattari. Voor hen is het lichaam zonder organen geen leeg lichaam, maar een lichaam bevrijd van opgelegde organisatie en vooraf bepaalde structuren. Het is een lichaam dat de tirannie van biologische organisatie weigert om nieuwe mogelijkheden van bestaan te verkennen. De figuren van Schutz zijn precies dat: lichamen in opstand tegen hun eigen vorm, tegen de beperkingen van traditionele representatie.
Deze rebellie tegen de natuurlijke orde komt vooral tot uiting in haar manier van het behandelen van het vlees. De huid van haar personages is nooit slechts een eenvoudige omhulsel, maar een slagveld waar een voortdurende strijd tussen vorm en vormloosheid wordt uitgevochten. De gezichten lossen op in kleurmassa’s, de ledematen vermenigvuldigen zich alsof in een nachtmerrieachtige kubistische visie, de torso’s openen zich om onmogelijke interieurs te onthullen. Het is alsof Schutz niet de verschijning van de lichamen wil schilderen, maar hun viscerale ervaring van het bestaan.
In “Beat Out the Sun” (2023) marcheert een groep mannen met militaire pas, zwaaiend met planken om de zon te slaan. De scène is totaal absurd, maar is dat niet precies wat we collectief doen met de klimaatverandering? We zetten onze zinloze rituelen voort terwijl het hemellichaam ons eraan herinnert dat we langzaam gaar worden gekookt. Het kleurenpalet is explosief: gloedrijke oranje tinten, elektrische blauwtinten, zure groenen die lijken inwendig uit het doek te stralen. Deze kleuren beschrijven de wereld niet, ze verbranden haar.
De compositie van dit schilderij is bijzonder opmerkelijk in het spel met perspectief. De figuren zijn opgesteld als op een Egyptische fries, maar hun collectieve beweging creëert een diagonale spanning die dreigt de hele scène te doen kantelen. De zon, afgebeeld als een brandende schijf met scherpe stralen, bevindt zich in het midden van de compositie als een onmogelijke schietschijf. Het is een beeld dat perfect de arrogantie van onze tijd vastlegt, onze absurde overtuiging dat we de krachten van de natuur kunnen beheersen.
De schilderijen van Schutz zijn bevolkt met wezens die lijken te zijn ontsnapt uit een vrolijke nachtmerrie. In “The Visible World” (2023) wijst een naakte vrouw die op een rots ligt temidden van een woelige zee naar het stijgende water, terwijl een gigantische vogel, zittend op haar dij, iets vasthoudt in zijn snavel dat het laatste genetisch gemodificeerde fruit op aarde zou kunnen zijn. Het is een scène die tegelijk apocalyptisch en absurd is, alsof Jérôme Bosch had besloten ons tijdperk, geobsedeerd door ecologische ondergang, te schilderen.
De vrouwelijke figuur, met haar onmogelijke proporties en onwaarschijnlijke pose, roept de klassieke naakten uit de kunstgeschiedenis op, maar dan gezien door de lens van een vervormende spiegel. Haar lichaam is tegelijkertijd kwetsbaar en monstruueus, slachtoffer en medeplichtige aan de ramp die zich om haar heen voltrekt. De vogel, met zijn mysterieuze vrucht, introduceert een allegorische dimensie die doet denken aan de vergankelijkheid in de zeventiende eeuw, maar dan overgezet in ons tijdperk van genetische manipulatie en milieu-rampen.
Haar techniek is net zo explosief als haar onderwerpen. De verf is in dikke lagen aangebracht, waardoor reliëfs ontstaan die de indruk wekken dat de figuren elk moment van het doek kunnen loskomen. De penseelstreken zijn zichtbaar, bijna gewelddadig, alsof het schilderen zelf een vorm is van een handgemeen met de realiteit. Deze overdreven materie van de verf herinnert ons eraan dat we naar geconstrueerde, gemaakte objecten kijken, en niet naar doorzichtige ramen op de wereld.
Deze benadering van het picturale materiaal onthult een diep begrip van de geschiedenis van de moderne schilderkunst. Men kan de invloed zien van het Amerikaanse abstract expressionisme, maar omgebogen naar figuratieve doeleinden. De empatten doen soms denken aan Willem de Kooning, maar waar laatstgenoemde de figuur in de materie liet oplossen, gebruikt Schutz de materie om onmogelijke figuren te doen opdoemen. Het is alsof zij het proces van abstractie omkeert, waarbij ze haar technieken gebruikt om beelden voort te brengen die nog intenser figuratief zijn.
De verwijzingen naar de kunstgeschiedenis zijn overvloedig in haar werk, maar ze zijn steeds verteerd, getransformeerd en onherkenbaar gemaakt. Men denkt aan Philip Guston, aan James Ensor, maar deze invloeden zijn als geesten die haar doeken achtervolgen zonder ze ooit volledig te bezitten. Schutz schept haar eigen picturale taal, waarin afschuw en humor samen een duizelingwekkende dans uitvoeren.
Deze dans is vooral zichtbaar in haar portretten. In “The Arbiters” (2023) schildert ze een panel van groteske rechters, hun gezichten vervormd door uitdrukkingen die schommelen tussen arrogantie en waanzin. Het is een scherpe kritiek op hen die zichzelf het recht toeëigenen om kunst, maatschappij en het leven van anderen te beoordelen. Maar het is ook een verkapt zelfportret van de artieste zelf, bewust van haar ambigue positie in de hedendaagse kunstwereld.
De rechters worden afgebeeld als hybride wezens, half mens, half monsterlijk, hun lichamen versmolten met hun zetels in een ontregelende organische verwarring. Hun gezichtsuitdrukkingen worden met een karikaturale precisie weergegeven die doet denken aan de buste-charge van Daumier, maar doorgedreven tot het punt waarop het komische overlijdt in het verontrustende. Het is alsof Schutz niet het uiterlijk van haar onderwerpen wil vastleggen, maar hun morele essentie, zichtbaar gemaakt in de vorm van fysieke vervorming.
Car Schutz is niet voor de gek te houden. Ze weet dat haar schilderijen rondgaan op een kunstmarkt die alles omzet in koopwaar, zelfs de meest radicale kritiek. Maar in plaats van zich te verliezen in een vruchteloos cynisme, kiest ze ervoor deze logica tot het absurde door te voeren. Haar schilderijen zijn als kleurspuitbussen die in het gezicht van de toeschouwer ontploffen en hem dwingen zijn eigen deelname aan de collectieve waanzin die ze afschildert, te erkennen.
Dit scherpe bewustzijn van de institutionele context van de kunst komt bijzonder krachtig tot uiting in haar werken die tentoonstellingssituaties of performances uitbeelden. In “Presenter” (2023) staat een figuur voor een spreekgestoelte, haar kleren in de war, terwijl een gigantische hand uit de duisternis oprijst om de woorden uit haar mond te rukken. Het is een beeld dat perfect de angst van de kunstenaar vastlegt voor de verwachtingen van de kunstwereld, maar ook het geweld dat inherent is aan elke daad van publieke presentatie.
Het geweld is trouwens overal aanwezig in haar werk, maar het is een geweld dat omgezet is in creatieve energie. In “Sea Group” (2023), een van haar bronzen sculpturen, verstrengelen figuren zich in een macabere dans, hun lichamen samensmeltend tot een organische massa die alle anatomische logica tart. Het is alsof het materiaal zelf in opstand komt tegen zijn opgelegde vorm, en nieuwe, onmogelijke maar vreemd levendige configuraties creëert.
Deze sculptuur markeert een nieuwe richting in het werk van Schutz en bewijst dat haar vervormende visie net zo krachtig tot uitdrukking kan komen in drie dimensies als in twee. De figuren lijken gevangen in een voortdurende beweging, alsof het brons zelf nog aan het stollen is. Het is een werk dat perfect de spanning vastlegt tussen orde en chaos die al haar werk kenmerkt.
Wat de kracht van Schutz uitmaakt, is haar vermogen een wankel evenwicht te bewaren tussen het komische en het tragische, tussen sociale kritiek en pure schilderplezier. Haar schilderijen zijn als kosmische kluchten die ons doen lachen met een bitter randje terwijl ze ons dwingen de absurditeiten van onze tijd recht in het gezicht te kijken. Ze verandert onze diepste angsten in een carnavalesk spektakel dat ons in staat stelt ze onder ogen te zien zonder in wanhoop te vervallen.
Deze transformatie is bijzonder duidelijk in haar manier van omgaan met hedendaagse thema’s. Of het nu gaat om de klimaatcrisis, genetische manipulatie of de spektakelmaatschappij, ze benadert deze onderwerpen niet met de prekerige ernst van de “engagement”-kunst, maar met een bijtende ironie die hun fundamentele absurditeit onthult. Het is een benadering die doet denken aan het concept van het “carnavaleske” ontwikkeld door Michail Bachtin, waar lachen een middel wordt om gevestigde hiërarchieën te ondermijnen en verborgen waarheden te onthullen.
In een wereld waar hedendaagse kunst zich vaak verliest in ontzielde conceptuele abstracties of in steriel minimalisme, durft Schutz maximaal, overdreven en grotesk te zijn. Ze schildert alsof haar leven ervan afhangt, alsof elk schilderij een wanhopige poging is om vorm te geven aan de chaos van onze tijd. Haar werken bieden niet het comfort van afstandelijke contemplatie, ze sleuren ons mee in hun draaikolk van vormen en kleuren.
Haar werk biedt geen gemakkelijke oplossingen, geen troostrijke moraal. In plaats daarvan biedt het ons een bevrijdende lach te midden van de absurditeit van onze conditie. Het is een lach die klinkt als een donderslag aan de kunstmatige hemel van de hedendaagse kunst en ons eraan herinnert dat schilderkunst nog steeds een levendige, ontregelende en noodzakelijke kracht kan zijn.
Elk schilderij van Schutz is als een nieuw voorstel over hoe wij de wereld zouden kunnen zien als wij onze zekerheden durfden los te laten. Haar vervormde figuren, haar onmogelijke ruimtes, haar hallucinante kleuren zijn geen vlucht in fantasie, maar pogingen om een realiteit te vatten die ontsnapt aan conventionele representatiemethoden. Ze laat ons zien dat de waarheid misschien niet ligt in de nauwkeurigheid van de weergave, maar in de intensiteit van de ervaring.
In een wereld die ten onder gaat met een glimlach op de lippen, is Dana Schutz de kunstenaar die wij nodig hebben: zij die de waanzin recht in de ogen durft te kijken en die schildert in al haar groteske pracht. Ze laat ons zien dat als wij op de vulkaan moeten dansen, we dat net zo goed met stijl en flair kunnen doen, lachend om onze eigen absurditeit tot de allerlaatste seconde. Haar schilderijen zijn spiegels die ons ons vervormde beeld teruggeven, maar misschien waarachtiger dan wat we gewoonlijk zien. Juist in hun overvloed herinneren ze ons eraan dat kunst niet verstandig hoeft te zijn om diepgaand te zijn, noch serieus om de waarheid te zeggen.
















