Luister goed naar me, stelletje snobs, Davood Roostaei (1959-2023) was niet zomaar een Iraanse ballingschilder in Los Angeles. Hij was een genie die de schilderkunst heruitvond met zijn vingers wanneer penselen niet langer voldoende waren om de complexiteit van onze gebroken wereld uit te drukken. Terwijl sommigen zich verwonderden over monochrome doeken die miljoenen opbrachten, creëerde hij een nieuwe schildertaal: het Cryptorealisme.
Gevangengezet gedurende twee jaar door het Iraanse regime omdat hij het durfde subversieve graffiti te maken, kwam Roostaei uit zijn cel met een radicale visie: de realiteit schilderen terwijl hij die verhult. Zoals Walter Benjamin zo goed theoretiseerde in zijn essay “Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid”, ligt de authenticiteit van een werk in zijn “hic et nunc”, zijn hier en nu. Roostaei begreep het beter dan wie dan ook, elk van zijn doeken is een levend getuigenis dat zich alleen onthult aan degenen die de tijd nemen om voorbij de schijn te kijken.
Zijn techniek is uniek: geen penseel, alleen zijn vingers om opeenvolgende lagen van beelden en betekenissen te creëren. Het is alsof Pollock en Bacon een kind hadden dat werd opgevoed door Deleuze en Guattari. De veelvuldigheid van plannen, de opeenstapeling van realiteiten, alles echoot het concept van “rizoom” ontwikkeld door die Franse filosofen. Er is geen begin of einde in zijn werken, alleen oneindige verbindingen tussen de verborgen beelden.
In 1986 laat hij het penseel voorgoed los. Het is een radicale daad, zoals toen Duchamp de schilderkunst opgaf voor zijn “Grand Verre”. Maar waar Duchamp kunst wilde doden, zoekt Roostaei het te doen herrijzen door direct contact met de materie. Zijn vingers worden verlengstukken van zijn geest, zoals in de fenomenologie van Merleau-Ponty waar het lichaam het voertuig van het-zijn-in-de-wereld is.
Het Cryptorealisme dat hij uitvindt is niet zomaar een stijl, het is een visuele filosofie. Zoals Hanns Theodor Flemming schreef, is het “een vorm van kunst van enigmatische expressie met realistische motieven afkomstig uit een breed scala aan thema’s, van de oudheid tot het heden en de toekomst”. Met andere woorden, het is een georganiseerde chaos die betekenis krijgt wanneer men de tijd neemt om het te ontcijferen.
Neem “Glasnost” (1988), drie jaar vóór de val van de Sovjet-Unie geschilderd. In het centrum Christus gekruisigd op de torens van het Kremlin. Op het Rode Plein, leeg, een eenzame tank met zijn rode ster. In de linker bovenhoek een bebloede duif. Het is meer dan een schilderij, het is een visioenenpijling die het einde van het communisme voorziet. Roostaei doet wat Theodor Adorno onmogelijk achtte na Auschwitz: poëzie maken met de gruwel van de geschiedenis.
Zijn Duitse periode (1984-2000) wordt gekenmerkt door de invloed van “die neue Wilde”, het wilde neorealisme dat Duitsland opschudde. Maar Roostaei gaat verder. Hij schildert niet alleen emotie, hij verhult het onder lagen van realiteit als een omgekeerde archeoloog die schatten begraaft voor toekomstige generaties.
Los Angeles markeert een keerpunt. Het Californische licht transformeert zijn palet. De kleuren exploderen alsof Matisse LSD had genomen. Zijn werken worden complexer, dichter. De beelden overlappen als in een film van David Lynch waar realiteit en droom samensmelten. Het is Jacques Rancière in de schilderkunst: de “gedeelde zintuiglijkheid” wordt letterlijk, elke toeschouwer creëert zijn eigen verhaal op basis van wat hij waarneemt.
Zijn proces is fascinerend: eerst verankert hij realistische scènes in het doek met zijn vingers, daarna verduistert hij ze met verfspatten à la Pollock. Het is alsof Nietzsche gelijk had: de waarheid kan alleen achter sluiers worden begrepen. Hoe meer je kijkt, hoe meer je ontdekt. Het is het omgekeerde van Instagram-kunst: hier geen onmiddellijke beloning, maar een geleidelijke onthulling die tijd en betrokkenheid vereist.
Zijn laatste werken, zoals “Turnings” (2023), tonen een absolute beheersing van deze techniek. De bewegingen zijn zekerder, de kleuren gewaagder. Het is alsof hij, aan het einde van zijn leven, bereikte wat Heidegger de “waarheid van het zijn” noemde: totale authenticiteit in artistieke expressie.
Roostaei herinnert ons eraan dat ware kunst tijd nodig heeft, tijd om te creëren, tijd om te kijken, tijd om te begrijpen. Zoals Roland Barthes schreef in “La Chambre claire”, is er het studium (de algemene interesse voor een afbeelding) en het punctum (dat detail dat ons doorboort). In de werken van Roostaei is het punctum overal en nergens tegelijk, verborgen onder lagen verf die wachten om ontdekt te worden.
Zijn laatste grote project, “Imagine, 2022”, een monumentaal doek van 2,4 x 3,7 meter, geschat op een miljoen euro, moest geld inzamelen voor Oekraïne. Zelfs aan het einde gebruikte hij zijn kunst als een wapen tegen onrecht, zoals toen hij op de muren van Teheran schilderde. Sommigen zullen zeggen dat het naïef is te geloven dat kunst de wereld kan veranderen. Maar zoals Theodor Adorno zei, in een valse wereld kan de waarheid alleen in de extremen bestaan. En Roostaei was een meester van de extremen.
Hij stierf te vroeg, op 63-jarige leeftijd en liet ons een visuele erfenis na die zich nog lang na zijn dood zal blijven openbaren. Zoals middeleeuwse manuscripten die heidense teksten verborgen onder christelijke gebeden, zijn zijn doeken moderne getuigenissen die het verhaal van onze tijd vertellen aan wie ze kan lezen.
Roostaei herinnert ons eraan dat schilderkunst nog steeds revolutionair kan zijn. Je moet alleen de moed hebben om je handen in het materiaal te steken en iets nieuws te creëren. Zelfs als dat betekent dat je er twee jaar voor in de gevangenis moet doorbrengen.
















