Luister goed naar me, stelletje snobs, deze wereld van hedendaagse kunst is vergeten hoe verder te kijken dan het voor de hand liggende, hoe de waarde van stille contemplatie te begrijpen. Onze galeries zijn overspoeld met werken die grootsheid beweren door hun grootte of schandaal, maar zelden weten ze de poëzie van een voorbijgaand moment vast te leggen zoals Hernan Bas dat doet.
Afkomstig uit Miami, dit land van oppervlakken en artifices, heeft Bas een gevoeligheid ontwikkeld die het onmiddellijke en oppervlakkige overstijgt. Zijn doeken bevolkt door androgyne jonge mannen confronteren ons met existentiële kwetsbaarheid, een grensgebied dat de kunstenaar zelf “fag limbo” heeft genoemd. Deze doordachte ruwe uitdrukking vertaalt dit gevoel van hangen tussen twee werelden, twee identiteiten, twee toestanden van zijn. Maar laat je niet misleiden: achter deze schijnbare thematische eenvoud schuilt een verbazingwekkende literaire en filosofische rijkdom.
De decadente literatuur van de 19e eeuw sijpelt door in elke verflagen die Bas op zijn doeken aanbrengt. Zijn voortdurende verwijzing naar auteurs zoals Joris-Karl Huysmans en Oscar Wilde is geen intellectuele pose, maar een organische integratie van gedeelde sensibele gevoelens. Neem “The Aesthete’s Toy” (2004), dit werk dat “À rebours” van Huysmans herinterpreteert door zijn protagonist, des Esseintes, naar een hedendaagse context te verplaatsen. Bas begrijpt diepgaand het begrip dat Huysmans ontwikkelde dat “de natuur haar tijd gehad heeft” [1]. Hij grijpt dit fascinerende paradox waarin het kunstmatige de natuurlijke schoonheid en waarheid kan overtreffen. In zijn schilderijen wordt de gebouwde wereld, of het nu gaat om Victoriaanse architectuur, Art deco-decors, of Memphis Design-omgevingen, authentieker dan de natuur zelf.
Charles Baudelaire, die andere pijler van de decadente literatuur, weerklinkt ook in het werk van Bas. De Franse dichter schreef: “Wat bedwelmend is aan slechte smaak, is het aristocratische genoegen om te misnoegen” [2]. Bas belichaamt deze aristocratische subversie. Zijn personages verkeren in een voortdurende staat van minachtende contemplatie, een bewuste weigering om volledig deel te nemen aan de vulgaire wereld om hen heen. Ze verkiezen te verblijven in ruimtes van dromen en introspectie. Is dat niet precies wat Baudelaire in zijn poëzie vierde? Die capaciteit om het banale in het buitengewone te veranderen door de pure kracht van verbeelding en veranderde perceptie?
Tijdens een recente tentoonstelling in de Victoria Miro Gallery in Londen (18 november 2022, 21 januari 2023) presenteerde Bas zijn serie “The Conceptualists”, waarbij zijn gebruikelijke protagonisten fictieve conceptuele kunstenaars worden, ieder verdiept in een absurde creatieve zoektocht. De een schildert uitsluitend met water van de Niagara-watervallen, een ander bindt vuurwerk aan zijn lichaam om te testen of hij zal vliegen of vallen. Deze schilderijen functioneren als spitse kritiek op conceptuele kunst en vieren tegelijkertijd haar fundamentele vrijheid. Zoals Wilde schreef: “Een serieus man kan belachelijk zijn, een belachelijke man kan nooit serieus zijn” [3]. Bas’ personages bewegen zich verrukkelijk tussen deze twee polen.
De invloed van decadente literatuur is bij Bas niet alleen esthetisch; ze vormt zijn wereldbeeld. Criticus Jonathan Griffin merkte terecht op dat “de schilderijen van Bas als individuele hoofdstukken van coming-out romans voor homoseksuelen zijn” [4]. Deze observatie belicht zijn vermogen om werken te creëren die functioneren als narratieve fragmenten, momentopnames van een groter verhaal dat de toeschouwer wordt uitgenodigd te voltooien. Net zoals Huysmans, die in “À rebours” literaire tableaux creëerde waarin de hoofdactie observatie en sensatie was in plaats van beweging, schildert Bas momenten van pure contemplatie.
De existentialistische filosofie vindt ook een diepe weerklank in Bas’ werk, al wordt deze invloed zelden genoemd door critici. Zijn personages belichamen perfect wat Sartre beschreef als existentiële “misselijkheid”, die scherpe bewustzijnstoestand waarin het individu zich vreemd losgekoppeld voelt van de wereld om hem heen. In “Conceptual Artist #1” (2022), illustreert de protagonist die uitsluitend zijn verf mengt met water van de Niagara-watervallen de absurditeit van de rituelen die we creëren om betekenis aan ons bestaan te geven. Is dat niet precies wat Camus verkende in “De mythe van Sisyphus”? Die wanhopige poging om betekenis te vinden in een fundamenteel onverschillig universum?
De schilderijen van Bas kunnen worden geïnterpreteerd als visuele meditaties over de authentieke en niet-authentieke Heideggeriaanse zijnstoestand. Zijn personages lijken zich voortdurend bewust van hun eigen optreden, van hun eigen kunstmatigheid. Zoals Heidegger het uitdrukt: “Het authentieke zijn van het Dasein is wat het kan zijn en de wijze waarop het zijn mogelijkheid is” [5]. De jonge mannen van Bas bestaan precies in deze ruimte van mogelijkheid, noch helemaal bepaald, noch volledig onbepaald.
In “The Hallucinations of Poets” (2010), een serie getoond in de Victoria Miro galerij, zet Bas solitaire figuren neer die worstelen met fantastische visioenen. Deze werken roepen de beschrijving op die Sartre geeft van bewustzijn als een niet-zijn, als het vermogen om zich los te maken van de directe wereld om zich voor te stellen wat niet is. Sartre schreef: “Het bewustzijn is wat het niet is en is niet wat het is” [6]. Deze paradoxale formulering vindt haar visuele uitdrukking in de personages van Bas, gevangen tussen realiteit en hallucinatie, aanwezigheid en afwezigheid.
De filosoof Maurice Merleau-Ponty stelde dat onze waarneming van de wereld altijd belichaamd is, gefilterd door onze lichamelijke ervaring. Hij stelde: “Het lichaam is ons algemene middel om een wereld te hebben” [7]. De androgyne lichamen die Bas schildert, noch helemaal mannelijk, noch helemaal vrouwelijk, belichamen dit idee van een ambigue perceptie, van een wereldervaring die binaire categorieën weigert. Zijn personages bewonen hun lichaam op een manier die zowel bewust als vervreemd lijkt, wat de fenomenologische spanning weerspiegelt tussen een lichaam zijn en een lichaam hebben.
De kracht van Bas ligt in zijn vermogen om werken te creëren die tegelijkertijd dienen als existentiële verkenningen en als esthetische genoegens. Hij biedt ons schilderijen die, zoals Kierkegaard zou zeggen, “zowel serieus als spel” zijn [8]. Deze dualiteit staat centraal in zijn artistieke praktijk, waarmee zijn schilderijen ruimtes voor filosofische contemplatie worden zonder ooit hun visuele schoonheid op te offeren.
In zijn atelier in Miami, in tegenstelling tot wat men bij een chaotische creatieve ruimte zou verwachten, onderhoudt Bas een bijna klinisch georganiseerde omgeving. Hij werkt alleen, zonder assistenten, wat zeldzaam is voor een kunstenaar van zijn kaliber. “Ik heb nooit iemand gehad die aan mijn schilderijen werkt of iets aanraakt van wat ik doe,” verklaarde hij in een interview. “Na een tijdje realiseerde ik me dat het me meer tijd kostte om uit te leggen hoe iets moest worden gedaan dan om het zelf te doen” [9].
Deze solitair werkmethode beïnvloedt zijn creatieve proces diepgaand. Hij begint vaak met grondig onderzoek, dompelt zich onder in boeken en films voordat hij het doek aanraakt. In tegenstelling tot veel hedendaagse kunstenaars die een imago van spontane inspiratie cultiveren, aanvaardt Bas volledig het intellectuele en doordachte aspect van zijn praktijk. Zoals hij uitlegt: “Ik doe onderzoek, wat inhoudt dat ik veel lees en films kijk, wat ertoe leidt dat ik obsessief geïnteresseerd raak in alle nieuwe verhalen of vertellingen…” [10].
Juist deze kruising tussen literatuur en filosofie maakt van Bas een zo unieke kunstenaar in het hedendaagse landschap. Hij creëert werken die intellectueel stimulerend zijn zonder pretentieus te zijn, esthetisch aantrekkelijk zonder oppervlakkig te zijn. In een artistieke wereld die wordt gedomineerd door spektakel en het onmiddellijke, verdedigt Bas de kracht van traagheid, ambiguïteit en introspectie.
Zijn recente serie “The Conceptualists” illustreert deze benadering perfect. Door portretten te creëren van fictieve conceptuele kunstenaars, elk verdiept in een absurde artistieke zoektocht, bevraagt Bas niet alleen de grenzen van conceptuele kunst, maar ook de aard van artistieke authenticiteit zelf. Zoals Linda Yablonsky opmerkt, zijn deze schilderijen niet zomaar satirisch; ze “zijn fantasierijk, zich uitstrekkend over elk werk” [11]. Door deze personages en hun artistieke projecten te verzinnen, wordt Bas zelf een soort conceptueel kunstenaar, waarbij hij de grens tussen fictie en realiteit vervaagt.
Wat Bas onderscheidt van veel hedendaagse figuratieve schilders, is dat hij beelden creëert die zich verzetten tegen een definitieve interpretatie. Zoals hij zelf uitlegt: “De beste schilderijen die ik heb gemaakt zijn overgroeid, en je moet als het ware snoeien om te bereiken wat er gebeurt” [12]. Deze raadselachtige eigenschap is geen gebrek, maar een bewuste strategie die de toeschouwer uitnodigt om actief met het werk om te gaan in plaats van het passief te consumeren.
Jean-Paul Sartre schreef: “De existentie gaat aan de essentie vooraf” [13], wat betekent dat wij eerst bestaan en onze essentie definiëren door onze keuzes en acties. De personages van Bas lijken precies in dat existentiële moment bevroren, waarin hun essentie nog in vorm is. Misschien is dat waarom ze zo kwetsbaar en onbepaald lijken; ze bestaan in die tussenzone waar identiteit vloeibaar en in wording is.
Evenzo vindt het absurde concept van Camus zijn uitdrukking in de bizarre scenario’s die Bas creëert. In “Conceptual Artist #10” (2022) beeldhouwt een milieubewuste zandkunstenaar uitsluitend massale stranden uit, wetende dat zijn werken door het getij worden weggevaagd. Is dit niet de perfecte belichaming van wat Camus beschreef als de vreugdevolle aanvaarding van de absurditeit van het bestaan? Zoals hij schreef: “Men moet zich Sisyphus gelukkig voorstellen” [14].
De filosoof Emmanuel Levinas stelde dat de ontmoeting met het gezicht van de Ander de basis van ethiek is. In de portretten van Bas worden de gezichten van zijn onderwerpen vaak afgewend of gedeeltelijk verduisterd, waardoor een spanning ontstaat tussen aanwezigheid en afwezigheid, tussen herkenning en vervreemding. Deze ambiguïteit weerspiegelt het Levinasiaanse idee dat de Ander zowel toegankelijk als ontoegankelijk, begrijpelijk en mysterieus is.
Martin Heidegger sprak over kunst als een “werkelijkheid van de waarheid” [15]. De schilderijen van Bas vervullen deze functie door waarheden te onthullen over onze hedendaagse conditie, onze vervreemding, onze zoektocht naar authenticiteit, onze fascinatie voor kunstmatigheid, terwijl zij een fundamentele ambiguïteit behouden die interpretatieve afsluiting weerstaat.
In een hedendaags artistiek landschap dat wordt gedomineerd door politieke urgentie en duidelijke boodschappen, verdedigt Bas moedig het belang van ambiguïteit en complexiteit. Zijn schilderijen zijn uitnodigingen tot contemplatie in plaats van verklaringen, vragen in plaats van antwoorden. Juist deze openheid maakt zijn werk zo duurzaam en zo diep bevredigend.
In een interview, toen hem werd gevraagd wat hem aantrok in de figuur van de dandy, was zijn antwoord veelzeggend: “De laatste tijd heb ik aan dandys gedacht als wezens, tot op zekere hoogte, als exotische vogels” [16]. Deze vergelijking verheldert zijn fascinatie voor deze marginale figuren die hun leven veranderen in kunstwerken, die een persoonlijke esthetiek cultiveren als een vorm van verzet tegen de banaliteit van de wereld.
Baudelaire schreef dat “de dandy voortdurend naar het sublieme moet streven; hij moet leven en slapen voor een spiegel” [17]. De personages van Bas belichamen dit onophoudelijke zelfbewustzijn, deze voortdurende voorstelling van een zorgvuldig geconstrueerde identiteit. Maar in tegenstelling tot de historische dandys lijken zij zich bewust van de kunstmatigheid van hun houding, waardoor een ironische dimensie wordt geïntroduceerd die fundamenteel eigentijds is.
De werken van Bas zijn visuele gedichten die de onbepaaldheid vieren, ruimtes waar identiteit vloeibaar is en constant wordt onderhandeld. Zoals hij zelf uitlegt: “Ik houd van het idee van een personage dat voor de rest van zijn leven op zoek zou zijn naar iets dat niet bestaat” [18]. Is deze zoektocht naar een onbereikbaar object, deze jacht op een horizon die voortdurend verschuift, niet de essentie van de menselijke conditie?
De ware triomf van Bas is het creëren van een onmiddellijk herkenbaar visueel universum zonder ooit te herhalen. Zijn schilderijen zijn variaties op een thema, eindeloze verkenningen van die liminale ruimte waar adolescentie de volwassenheid ontmoet, waar realiteit flirt met fantasie, waar identiteit altijd in ontwikkeling is. In een wereld die geobsedeerd is door definiëring en categorisering, is zijn weigering tot narratieve afsluiting niet alleen verfrissend, maar ook diep noodzakelijk.
Dus de volgende keer dat je oog in oog staat met een van zijn doeken in een overvolle galerie, neem dan even de tijd om echt zijn wereld binnen te gaan. Kijk voorbij het verleidelijke oppervlak om de filosofische en literaire diepten te verkennen die zijn werk bezielen. Want Hernan Bas is niet zomaar een schilder van mooie beelden, hij is een cartograaf van de vage gebieden van het hedendaagse bestaan, een ontdekkingsreiziger van de vage grenzen tussen zijn en worden.
En als je het nog steeds niet begrijpt, nou ja, misschien ben je gewoon niet snob genoeg.
- Joris-Karl Huysmans, “Terug tegen de stroom in”, 1884, Charpentier Uitgever.
- Charles Baudelaire, “Mijn hart ontbloot”, in “Volledige werken”, 1869, Michel Lévy frères.
- Oscar Wilde, “Zinnen en filosofieën voor jong gebruik”, 1894, The Chameleon.
- Jonathan Griffin, in “Hernan Bas”, 2014, Rizzoli.
- Martin Heidegger, “Zijn en Tijd”, 1927, Franse vertaling door Emmanuel Martineau, Authentica, 1985.
- Jean-Paul Sartre, “Het Zijn en het Niets”, 1943, Gallimard.
- Maurice Merleau-Ponty, “Fenomenologie van de waarneming”, 1945, Gallimard.
- Søren Kierkegaard, “Ofwel… ofwel…”, 1843, Franse vertaling door F. en O. Prior en M. H. Guignot, Gallimard, 1943.
- Hernan Bas, interview in Apollo Magazine, 8 november 2022.
- Hernan Bas, Flash Art. 14 november 2016.
- Linda Yablonsky, in de publicatie van Joe Lloyd voor de tentoonstelling “The Conceptualists”, Victoria Miro Gallery, 18 november 2022, 21 januari 2023.
- Hernan Bas, interview met Sarah Margolis-Pineo, Art21 Magazine, 27 december 2011.
- Jean-Paul Sartre, “Existentialisme is een humanisme”, 1946, Nagel.
- Albert Camus, “De mythe van Sisyphus”, 1942, Gallimard.
- Martin Heidegger, “De oorsprong van het kunstwerk”, in “Wegen die nergens heen leiden”, 1950, Franse vertaling door Wolfgang Brokmeier, Gallimard, 1962.
- Hernan Bas, “Het verhaal tijdens de pauze”, interview met Katya Tylevich, Elephant Magazine, voorjaar 2014.
- Charles Baudelaire, “De schilder van het moderne leven”, 1863, in “Volledige werken”, Michel Lévy frères.
- Hernan Bas, “Een bepaald zuidelijk gothic”, interview met Evan Pricco, Juxtapoz Magazine, april 2020.
















