English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

De papieren dorpen van Joung Young-Ju

Gepubliceerd op: 18 September 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 11 minuten

Joung Young-Ju componeert al vijftien jaar nachtelijke stadsgezichten waar de laatste barakdorpen van Seoel fonkelen. Deze Koreaanse kunstenares gebruikt traditioneel gekreukt hanji-papier om poëtische reliëfs te creëren die de nederige schoonheid vieren van gemarginaliseerde gemeenschappen die ten onder gaan.

Luister goed naar me, stelletje snobs. Terwijl jullie je wentelen in conceptualiteit en vergankelijke trends, wekt een vrouw in Seoel dat wat jullie het liefst willen vergeten tot leven. Joung Young-Ju schildert geen landschappen, ze graaft zielen op. Deze in 1970 geboren Koreaanse kunstenares beeldhouwt rechtstreeks in het gekreukte hanji-papier de laatste getuigenissen van een menselijkheid die de moderniteit hardnekkig probeert te begraven onder beton en staal. Haar nooddorpen, haar verlichte sloppenwijken in de duisternis, zijn geen simpele nostalgische herinneringen. Ze belichamen een poëtisch verzet tegen wat Jean-François Lyotard de “postmoderne conditie” noemde [1].

In La Condition postmoderne gepubliceerd in 1979, stelde de Franse filosoof vast dat de grote verhalen die onze westerse samenlevingen structureerden, eindig waren. Geen unificerende mythen meer, geen collectieve emancipatieprojecten, slechts verspreide fragmenten van betekenis en “kleine verhalen” die moeite hebben de wereld coherent te maken. Deze analyse, geformuleerd in de context van de opkomende informatisering van ontwikkelde maatschappijen, vindt vandaag een ontstellende weerklank in het werk van Joung Young-Ju. Want haar schilderijen bloeien juist op in die ruimte van verlatenheid die Lyotard voorzag: waar de oude verhalen van vooruitgang en stedelijke ontwikkeling plaatsmaakten voor een oneindigheid aan fragiele individuele levens, vonkelend achter de ramen van afbraakwaarschijnlijke krotten.

De kunstenares verbergt niet de autobiografische oorsprong van haar inspiratie. Geboren in de arme buitenwijken van Seoel, groeide ze op temidden van die barakdorpen die de Koreaanse economische expansie van de jaren 1980 en 1990 systematisch zou slopen. Opgeleid aan de Beaux-Arts in Parijs, het Frankrijk dat haar de conceptuele tools gaf om haar eigen situatie te begrijpen, keerde ze terug naar huis met het vernieuwde oog van de balling. Toen ze de berg Namsan beklom en keek naar de Zuid-Koreaanse hoofdstad in de schemering, begreep ze de epische dimensie van die lichten die flikkeren in het donker. Elk lichtpunt vertelt een leven, elk scheefstaand huis draagt de dromen en wanhoop van haar onzichtbare bewoners in zich.

Dit panoramisch uitzicht is geen toeval. Het past binnen de lijn van die Proustiaanse traditie waarin onwillekeurige herinnering tevoorschijn komt om de ware aard van tijd en bestaan te onthullen. Marcel Proust had in Op zoek naar de verloren tijd meesterlijk aangetoond hoe een eenvoudig zintuiglijk detail, de smaak van een madeleine gedoopt in thee, de sluizen van het geheugen kan openen en een hele tijd kan terugbrengen met haar meest intieme complexiteit [2]. Bij Joung Young-Ju speelt de ruwe textuur van het hanji-papier, dat traditionele Koreaanse materiaal gemaakt van moerbeibast, de rol van herinneringstrigger. Door die bladeren te kreuken, scheuren en kneden voordat ze ze op het doek plakt, volbrengt de kunstenares niet alleen een techniek: ze voltrekt een opstandingsritueel.

Het creatieve proces van Joung Young-Ju verdient nadere beschouwing, aangezien het een diepgewortelde kunstfilosofie in de Koreaanse cultuur onthult. Het hanji wordt niet bij toeval gekozen; dit eeuwenoude papier, traditioneel gebruikt om de binnenkant van huizen te bekleden, bezit unieke eigenschappen van lichtabsorptie en thermische regulatie. Door het als grondstof voor haar stedelijke schilderijen te gebruiken, legt de artieste een symbolische continuïteit tussen de traditionele woning en de hedendaagse krotten die zij afbeeldt. De plooien en kreukels die zij in het papier aanbrengt voordat ze het op het doek bevestigt, bootsen veroudering, slijtage door de tijd na, maar ook de veerkracht van materialen die eeuwenlang hebben doorstaan. Deze tastbare, bijna sculpturale dimensie transformeert elk werk tot een hybride object waarin schilderkunst en reliëf, tweedimensionaal en driedimensionaal, samenkomen.

De Proustiaanse invloed stopt niet bij deze sensorische dimensie van het creatieve proces. Ze doordringt de visie die Joung Young-Ju heeft op kunst en tijd. Zoals de verteller van de Recherche, die laat ontdekt dat alleen het schrijven de tijd kan redden van de vergetelheid, begrijpt de Koreaanse artieste dat haar schilderijen de enige barrière vormen tegen het geplande verdwijnen van deze precaire werelden. Marcel Proust schreef: “Het ware paradijs is het paradijs dat men verloren heeft”. Voor Joung Young-Ju representeren deze noodwoningen die ze sinds 2008 onvermoeibaar schildert precies dat: een verloren wereld die aan de vergetelheid moet worden ontrukt, niet uit zinloze nostalgie, maar omdat ze essentiële waarden bevat die door de triomferende moderniteit vaak worden vertrapt. Deze Koreaanse versie van de “zoektocht naar de verloren tijd” vindt zijn voltooiing in een plastisch gebaar van zeldzame emotionele intensiteit.

Want zij documenteert niet enkel het verdwijnen van deze volkswijken. Het werk van Joung Young-Ju bewerkstelligt een ware poëtische transfiguratie van stedelijke armoede. Haar nachtelijke composities, gedrenkt in een gouden licht dat lijkt voort te komen uit de ingewanden van de noodwoningen zelf, verlenen een ongekende waardigheid aan deze precariumsarchitecturen. De golvende plaatdaken, de kale betonblokkenmuren, de wiebelige trappen die tussen de huizen slingeren, alles wat de officiële stedebouw als wratten ziet die verwijderd moeten worden, krijgt onder haar penseel een melancholische schoonheid die herinneringen oproept aan Prousts mooiste passages over de meidoorns van Combray of de waterlelies van de Vivonne.

Deze verfraaiing van armoede zou verdacht kunnen lijken als ze niet gedreven werd door een expliciete politieke visie. Joung Young-Ju verbergt niet dat haar schilderijen een vorm van verzet zijn tegen het geplande verdwijnen van deze volksgemeenschappen. In Zuid-Korea, een van de meest ontwikkelde economieën van Azië geworden, roept het voortbestaan van deze armoedebekkens vragen op. De artieste beweegt zich ver van elke manicheïstische benadering: ze demoniseert de stedelijke vooruitgang niet, maar maakt zichtbaar wat die neigt te verbergen. Haar werken functioneren als noodzakelijke tegenbeelden bij het officiële verhaal van het “Koreaanse wonder”.

Dit is precies waar de verwijzing naar Lyotard helemaal relevant wordt. De Franse filosoof had in de postmoderne conditie het einde geïdentificeerd van wat hij de “metaverhalen” noemde, die grote totaliserende verhalen die betekenis gaven aan de collectieve geschiedenis. Het verhaal van vooruitgang, van emancipatie door wetenschap en techniek, van de onontkoombare mars naar een betere wereld, dat alles was ingestort met de catastrofes van de 20e eeuw. In deze context van “crisis van legitimatie” bepleitte Lyotard het herwaarderen van de “kleine verhalen”, die lokale, unieke verhalen die ontsnappen aan de totalitaire logica van de grote narratieven. Het werk van Joung Young-Ju past volledig binnen dit perspectief. Tegenover het metaverhaal van de Koreaanse stedelijke ontwikkeling plaatst zij een veelvoud aan individuele microverhalen belichaamd door die verlichte ramen die haar doeken sieren.

Maar de artieste gaat verder dan Lyotard in haar reflectie op de hedendaagse conditie. Waar de filosoof zich tevreden stelde met het constateren van de fragmentatie van betekenis, stelt zij een vorm van poëtische recompositie voor. Haar stadsgezichten, hoewel ze plaatsen van precairheid weergeven, stralen een verontrustende sereniteit uit. Deze schijnbare vrede is niets van berusting, zij ontstaat uit een vorm van verzoening met de kwetsbaarheid van de menselijke conditie. Door te weigeren de bewoners uit haar composities te laten verdwijnen (in tegenstelling tot wat men heeft kunnen schrijven, zijn de menselijke figuren aanwezig, maar geïnternaliseerd, voelbaar gemaakt door alleen de aanwezigheid van die huiselijke lichten), suggereert Joung Young-Ju dat de ware rijkdom van een samenleving niet wordt gemeten aan zijn wolkenkrabbers maar aan zijn vermogen om ruimtes van gewone menselijkheid te bewaren.

Deze filosofie van het gewone wortelt in een specifiek Aziatische gevoeligheid die het verdient benadrukt te worden. In tegenstelling tot de westerse kunst die de neiging heeft haar onderwerpen te dramatiseren of te heroïseren, cultiveert de schilderkunst van Joung Young-Ju een vorm van contemplatieve bescheidenheid die doet denken aan de mooiste successen van de zenesthetiek. Haar composities, altijd opgebouwd volgens een principe van herhaling en variatie, creëren een visueel ritme dat uitnodigt tot meditatie in plaats van analyse. Men denkt aan die Japanse tuinen waar elke steen, elk mos, elk blad deel uitmaakt van een harmonieuze geheel zonder zijn eigen uniciteit te verliezen. Evenzo bestaat elk huis in de schilderijen van Joung Young-Ju zowel als element van een geheel als microkosmos die haar eigen verhaal draagt.

Deze contemplatieve dimensie mag de technische verfijning van de artieste niet verbergen. Haar gebruik van hanji onthult een volmaakte beheersing van materiaaleffecten en textuur. Door de lagen gekreukt papier op elkaar te leggen voordat ze acryl aanbrengt, creëert ze subtiele reliëfs die het licht op onvoorspelbare wijze vangen. Deze techniek, die zij sinds haar Parijse studiejaar heeft ontwikkeld, stelt haar in staat om diepte- en kleurvibratie-effecten van zeldzame subtiliteit te verkrijgen. De okers, de bruintinten, de gouden kleuren mengen zich op deze onregelmatige oppervlakken om een kleurenspectrum te produceren met oneindige rijkdom dat evenzeer de patina van de tijd oproept als de warmte van de huiselijke haarden.

De recente evolutie in het werk van Joung Young-Ju bevestigt de juistheid van deze benadering. Haar meest recente werken, onder andere tentoongesteld bij Almine Rech in Londen eind 2024, getuigen van een verdieping in haar plastische onderzoek. De formaten zijn groter geworden, de composities zijn complexer, maar vooral krijgt het licht een toenemend belang. Deze gouden glans die de stedelijke duisternis doorboort, geeft niet alleen meer een menselijke aanwezigheid aan; ze lijkt een vorm van universele hoop met zich mee te dragen. De kunstenares zelf erkent het: “Galamment, het licht komt steeds meer naar buiten en verlicht breder.”

Deze luministische ontwikkeling kan gelezen worden als een artistiek antwoord op de geopolitieke omwentelingen van onze tijd. Op het moment dat Aziatische metropolen zich profileren als de nieuwe centra van de wereld, waar Seoel concurreert met Tokio en Hongkong om de triomferende moderniteit te belichamen, herinnert het werk van Joung Young-Ju eraan dat dit economische succes de menselijke fundamenten niet mag doen vergeten. Haar verlichte krottenwijken functioneren als stedelijke memento mori: ze herinneren ons eraan dat elke grootsheid op kwetsbaarheid is gebouwd, en dat authentieke kunst als missie heeft die herinnering levend te houden.

In die zin overstijgt het werk van Joung Young-Ju ruimschoots haar Koreaanse context om een universele dimensie te verkrijgen. Zoals een criticus terecht opmerkte tijdens haar Londense tentoonstelling, “elke grote stad ter wereld huisvest haar krottenwijken, of het nu de favelas van Rio zijn, de gecekondu’s van Istanbul of de slums van Detroit.” Door te kiezen om zich op deze marginale ruimtes te concentreren, raakt de kunstenares iets essentieels aan in de hedendaagse stedelijke conditie. Haar collages van onduidelijke daken roepen al die andere krottenwijken ter wereld op en onthullen het bestaan van een gemeenschappelijke menselijkheid voorbij culturele verschillen.

Deze universalistische dimensie verhindert niet dat het werk diep geworteld blijft in haar specifieke context. Het gebruik van hanji, de constante verwijzing naar de “daldongne” (maanvillages) van de buitenwijken van Seoel en het kleurenpalet geïnspireerd door Koreaanse zonsondergangen, al deze elementen verankeren de schilderijen van Joung Young-Ju stevig in een specifieke geografie en cultuur. Juist deze geslaagde verbinding tussen lokaal en universeel geeft haar werk zijn artistieke kracht. Door haar eigen stukje Korea met onuitputtelijke zorg te schilderen, slaagt ze erin iets essentieels te zeggen over de menselijke conditie in het algemeen.

Men moet ook de spirituele, bijna mystieke dimensie benadrukken die uit deze werken spreekt. Joung Young-Ju verbergt het niet: haar katholieke opvoeding heeft haar wereldbeeld diepgaand beïnvloed. Zonder strikt gelovig te zijn, bewaart ze uit die religieuze opvoeding een onwankelbaar geloof in “de eeuwigheid en de kracht van de geest”. Deze transcendente dimensie doordrenkt haar schilderijen met een bijzonder licht. Haar nachtelijke dorpjes baden in een helderheid die niet alleen fysiek maar ook metafysisch is. Men kan er sporen ontdekken van een zoektocht naar het absolute die doet denken aan de mooiste passages van Proust over kunst als openbaring van een hogere waarheid.

Deze spirituele zoektocht komt ook tot uitdrukking in het specifieke concept dat de artieste heeft van het oneindige. In tegenstelling tot de meeste landschapsschilders die hun composities duidelijk begrenzen, laat Joung Young-Ju haar dorpen systematisch buiten de grenzen van het doek overlopen. “Ik houd er niet van dat er een einde is”, legt ze uit. “Ik wil dat de wereld die ik schilder eeuwig is, daarom teken ik de huizen en de lichten zelfs in de verte.” Deze esthetiek van het onbegrensde verandert elk werk in een fragment van een groter universum, een open raam op een stedelijk kosmos die zich lijkt uit te breiden tot in het oneindige. De toeschouwer wordt zo uitgenodigd om mentaal het landschap voort te zetten voorbij de randen van het kader, om de voortzetting van deze steegjes en daken tot aan de uiteinden van de horizon voor te stellen.

Het blijft de vraag wat de toekomst zal zijn van zo’n artistieke benadering. In Zuid-Korea, dat zijn stedelijke metamorfose afrondt, wat zal er gebeuren met deze schildering van de precaire situaties wanneer de laatste krottenwijken zijn gesloopt? De artieste zelf lijkt deze vraag al te hebben voorzien. Haar recente werken bevatten steeds meer natuurelementen, kale bomen en kale heuvels, die misschien een evolutie aankondigen naar minder uitsluitend stedelijke landschappen. “Ik ben van plan een landschap te schilderen dat de natuur integreert, met het idee dat de natuur ook zal verdwijnen, net zoals mijn geboortestad aan het verdwijnen is”, vertrouwt ze toe. Deze uitbreiding van het thematisch register getuigt van een ecologisch bewustzijn dat de reikwijdte van haar artistieke boodschap nog verder vergroot.

Want dat is het uiteindelijk wat de grootsheid van Joung Young-Ju maakt: haar vermogen om een ogenschijnlijk anekdotisch onderwerp, het verdwijnen van de arme wijken van Seoel, te transformeren in een universele meditatie over de kwetsbaarheid van alles wat menselijk is. Haar schilderijen functioneren als stedelijke elegieën die de verborgen schoonheid bezingen van wat onze tijd koste wat het kost wil vernietigen. Daarmee plaatsen ze zich in de grote traditie van kunst als poëtisch verzet tegen het rijk van pure bruikbaarheid. Ze herinneren ons eraan dat achter elk verlicht raam een onvervangbaar universum schuilgaat, en dat de ware rijkdom van een beschaving wordt gemeten aan haar vermogen om deze bedreigde universums te bewaren. In een wereld waar financiële logica alles wil uniformeren, vormt het werk van Joung Young-Ju een bolwerk van singulariteit en menselijkheid dat gevierd moet worden.


  1. Jean-François Lyotard, De postmoderne conditie. Rapport over de kennis, Parijs, Éditions de Minuit, 1979
  2. Marcel Proust, Op zoek naar de verloren tijd, Parijs, Gallimard, 1913-1927
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

JOUNG Young-Ju (1970)
Voornaam: Young-Ju
Achternaam: JOUNG
Andere naam/namen:

  • 정영주 (Koreaans)
  • 鄭英胄 (Traditioneel Chinees)

Geslacht: Vrouw
Nationaliteit(en):

  • Zuid-Korea

Leeftijd: 55 jaar oud (2025)

Volg mij