Luister goed naar me, stelletje snobs! Edmund de Waal (geboren in 1964) is niet zomaar een pottenbakker die erin geslaagd is het lievelingetje van de hedendaagse kunstmarkt te worden. Nee, hij is veel meer dan dat. Hij is wat ik zou noemen een archeoloog van het geheugen, een obsessieve verkenner van lege ruimtes, een maestro van het minimalisme die de stilte laat zingen.
Laten we beginnen met zijn eerste obsessie: het witte porselein. Terwijl sommige verzamelaars aan de rechteroever van Parijs extatisch zijn over NFT’s zonder te begrijpen wat ze kopen, volgt de Waal al decennialang een bijna mystieke zoektocht met dit materiaal. Hij reist naar Jingdezhen in China, duikt in de archieven van Dresden, verkent de donkerste hoeken van de Europese geschiedenis, en dat allemaal waarom? Om de essentie zelf te begrijpen van deze materie die hem sinds zijn vijfde jaar obsedeert. Het is alsof Ahab niet een witte walvis heeft achtervolgd, maar de witheid zelf.
Zijn installaties zijn visuele gedichten die met ruimte spelen zoals Mallarmé met het witte blad speelde. In deze zorgvuldig samengestelde vitrines wordt iedere vaas, elke kom, elke porseleinen cilinder een lettergreep in een stille vers. En als ik zeg stil, bedoel ik niet de ongemakkelijke stilte die heerst tijdens vernissages waar niemand durft toe te geven dat hij niet begrijpt wat hij ziet. Ik heb het over de oorverdovende stilte van John Cage, die stilte die waarheden schreeuwt die we soms liever niet horen.
Laten we zijn installatie “Signs & Wonders” in de koepel van het Victoria & Albert Museum nemen. Veertig meter boven de grond, 425 witte vazen geplaatst op een rode cirkelvormige plank. Voor de onwetenden lijkt het op slecht opgeruimd servies. Voor wie kan kijken is het een meditatie over geschiedenis, geheugen en het verstrijken van tijd. Het is Marcel Proust die zijn madeleine zou hebben ingewisseld voor een porseleinen kom.
Maar wat ik het meeste waardeer aan de Waal is zijn tweede obsessie: ballingschap en herinnering. Afstammeling van een joodse familie, de Ephrussi’s, die tijdens de Shoah alles verloor behalve een collectie van 264 Japanse netsuke, draagt hij dit verhaal met zich mee als een welwillende geest. Zijn werk wordt achtervolgd door deze afwezigheden, deze leegtes, deze verplaatsingen. Elke vitrine wordt een microkosmos van de geschiedenis van de twintigste eeuw, elke opstelling van porselein een cartografie van de diaspora.
Er zit iets van Walter Benjamin in zijn manier van verzamelen en rangschikken van objecten. Net als de Duitse filosoof begrijpt hij dat objecten stille getuigen van de geschiedenis zijn, dat elk ding een constellatie van betekenissen in zich draagt. Maar waar Benjamin in de Parijse passages de ruïnes van de moderniteit zag, ziet de Waal in zijn installaties de sporen van een meer persoonlijk, intiemer verhaal.
Zijn vitrines zijn niet zomaar containers. Het zijn liminale ruimtes, overgangsgebieden tussen verleden en heden, tussen aanwezigheid en afwezigheid. Ze doen me denken aan deze regels van Paul Celan: “Er was aarde in hen, en zij groeven.” De Waal graaft ook, niet in de aarde, maar in het collectieve en persoonlijke geheugen, op zoek naar iets dat op de waarheid zou kunnen lijken.
Kijk naar zijn installatie “Library of exile” gecreëerd voor de Biënnale van Venetië in 2019. Een tijdelijke bibliotheek met 2000 boeken van ballingenschrijvers, de muren bedekt met wit porselein waarop de namen van grote verloren bibliotheken uit de geschiedenis zijn geschreven. Het is een monument, ja, maar niet zo’n pompeus monument dat je vertelt wat je moet denken. Het is een ruimte voor reflectie, voor contemplatie, waar de stilte luider spreekt dan woorden.
En dan is er zijn manier van werken met architecturale ruimte. In “Atmosphere” in de Turner Contemporary creëert hij wat ik een ruimtelijke partituur zou noemen. De vitrines worden maten, de vazen noten, de intervallen daartussen stiltes. Het is alsof Morton Feldman aan keramiek is gaan doen. De ruimte wordt niet zomaar ingenomen, ze wordt geactiveerd, geëlektrificeerd door de aanwezigheid van deze schijnbaar eenvoudige objecten.
Wat me ook raakt, is zijn diepgaande begrip van herhaling. Niet de mechanische en steriele herhaling van sommige Amerikaanse minimalisten, maar een herhaling die dichter bij de boeddhistische mantra of de zen-koan staat. Elke vaas is identiek maar uniek, zoals elke ademhaling tegelijk hetzelfde en toch anders is dan de vorige.
De Waal begrijpt iets wat maar heel weinig hedendaagse kunstenaars echt begrijpen: het belang van tijd in de ervaring van kunst. Zijn installaties zijn niet gemaakt om gefotografeerd te worden en gedeeld op Instagram (ook al gebeurt dat onvermijdelijk). Ze vragen om tijd, om aandacht, een vorm van actieve contemplatie die zeldzaam is geworden in onze hyperverbonden wereld.
Zijn werk is ook diep verbonden met literatuur. Geen wonder dat hij zelf een opmerkelijke schrijver is. In zijn installaties net als in zijn boeken is er dezelfde aandacht voor detail, hetzelfde vermogen om complexe verhalen te weven uit ogenschijnlijk eenvoudige elementen. Het is alsof Giorgio Morandi besloten had romans te schrijven in plaats van stillevens te schilderen.
Sommige critici verwijten hem een vorm van feilijke esthetiek, een te berekende elegantie. Maar deze critici missen de essentie. Elegantheid bij de Waal is geen doel op zich, het is een middel om moeilijke zaken waardig te bespreken. Het is als de poëzie van Paul Celan die de schoonheid van taal gebruikt om onuitsprekelijke verschrikking te bespreken.
Zijn tentoonstelling in het Musée Camondo in Parijs is bijzonder aangrijpend. In deze historisch beladen plek, waar de familie Camondo werd gedeporteerd en vermoord in Auschwitz, plaatst de Waal zijn werken met een delicate aanpak die aan het sublieme grenst. De vitrines gaan een dialoog aan met de lege ruimtes van het huis, waardoor wat Georges Didi-Huberman “overlevende beelden” zou noemen, ontstaat.
Ik denk vaak aan die uitspraak van Theodor Adorno over de onmogelijkheid van poëzie na Auschwitz. De Waal laat ons zien dat het niet alleen mogelijk maar ook noodzakelijk is om schoonheid te blijven creëren, niet ondanks de geschiedenis, maar juist vanwege haar. Zijn werk is een vorm van stille weerstand, een daad van geloof in de kracht van kunst om getuigenis af te leggen.
Zijn obsessie met porselein is niet alleen een kwestie van esthetiek. Porselein is een materiaal dat een geschiedenis draagt van verlangen, handel en macht. Van de Zijderoute tot de collecties van de Medici, van de obsessie van de nazi’s voor de fabriek van Meissen tot de Chinese culturele revolutie, porselein is een stille getuige van de menselijke geschiedenis.
Er is iets in zijn werk dat me doet denken aan Walter Benjamins ‘Passages’. Het idee dat objecten, ruimtes en materialen constellaties van betekenissen in zich dragen die hun fysieke aanwezigheid overstijgen. Elke vitrine van de Waal is als een bladzijde uit een ongeschreven geschiedenisboek.
Ik denk ook aan wat Susan Sontag zei over de noodzaak van een “erotiek van kunst” in plaats van een hermeneutiek. Het werk van de Waal is diep sensueel, ondanks (of misschien juist door) zijn ogenschijnlijke minimalisme. Er is iets tastbaars, zelfs lichamelijks, in zijn manier van werken met porselein.
Zijn gebruik van de vitrine als expositie-instrument is bijzonder interessant. De vitrine beschermt en houdt afstand, onthult en verbergt tegelijk. Het is een beetje zoals geheugen zelf: het bewaart, maar transformeert ook wat het bevat.
De Waal is een kunstenaar die begrijpt dat stilte soms veelzeggender kan zijn dan lawaai. In een wereld van hedendaagse kunst die geobsedeerd is door spektakel, provocatie en luidheid, nodigt zijn werk uit tot contemplatie, reflectie en een vorm van actieve meditatie.
Maar laat je niet misleiden: deze ogenschijnlijke eenvoud verbergt een duizelingwekkende complexiteit. Net als de Japanse haiku’s die de uitgestrektheid van het universum in drie regels uitdrukken, bevatten de installaties van de Waal hele werelden in hun beperkte ruimtes.
Zijn werk stelt ook essentiële vragen over de aard van verzamelen, conserveren en overdragen. Wat overleeft van ons? Wat verdient het om bewaard te worden? Hoe dragen objecten het geheugen?
Ik denk aan wat Maurice Blanchot zei over schrijven als een vorm van verzet tegen het vergeten. Het werk van de Waal is een vergelijkbare vorm van weerstand. Elke installatie is een poging iets te behouden dat dreigt te verdwijnen.
Er zit een melancholie in zijn werk, dat wel, maar het is geen passieve of zelfgenoegzame melancholie. Het is een actieve, productieve melancholie die verlies omzet in schepping. Zoals Walter Benjamin schreef: “Het is in het medium van de herinnering dat het geleefde wordt neergelegd als in een kostbare bodem.”
Edmund de Waal is een kunstenaar die ons eraan herinnert dat kunst niet luid hoeft te zijn om krachtig te zijn. Terwijl onze tijd verzadigd is met beelden en geluiden, creëert hij ruimtes van stilte en contemplatie. Zijn werk is een uitnodiging om te vertragen, echt te kijken en diep na te denken.
Ga een installatie van Edmund de Waal bekijken. Neem de tijd. Laat de stilte haar werk doen. Misschien begrijp je dan dat kunst ons nog steeds over belangrijke, essentiële zaken kan vertellen, zonder te hoeven schreeuwen.
















