Luister goed naar me, stelletje snobs. Als je denkt dat abstracte kunst dood is, dan heb je nooit echt een doek van Marcello Lo Giudice bekeken. Deze Siciliaan, geboren in Taormina in 1957, biedt ons een schilderij dat niets te maken heeft met die flauwe en overintellectualiseerde abstractie die onze hedendaagse galerieën bevolkt. Nee, Lo Giudice neemt ons mee op een zintuiglijke, bijna primitieve reis naar de oorsprong van materie.
Zijn werken, te zien in het MAXXI in Rome, het Koninklijk Paleis van Milaan en andere belangrijke kunstlocaties, creëren vensters naar parallelle werelden met hun indrukwekkende doeken. Zijn “Eden”, zoals hij ze noemt, transporteren ons naar verre planeten, in woestijnlandschappen samengesteld uit zuivere pigmenten, geïnspireerd door de onzichtbare geluiden van het universum. Elke kleur wordt behandeld als een individu, en de combinatie van deze individuen creëert een verblindende lichtexplosie, zoals op de dag van de Oerknal.
Lo Giudice is geen schilder die zich tevreden stelt met het maken van mooie dingen. Zijn werk heeft een bijna geologische diepte, en dat is niet vreemd, want hij heeft geologie gestudeerd aan de Universiteit van Bologna voordat hij de Academie voor Schone Kunsten in Venetië bezocht. Deze wetenschappelijke opleiding was niet zinloos. Ze stelde hem in staat een unieke benadering van schilderkunst te ontwikkelen, waarbij de materie niet louter wordt aangebracht, maar wordt getransformeerd, gemetamorfoseerd.
De aandachtige observatie van zijn doeken onthult een complexe wereld van lagen, sedimenten, overlappende pigmenten die zijn weggeschraapt, geërodeerd en afgesleten om onderliggende lagen bloot te leggen. Dit werk doet denken aan de geologische processen zelf, erosie, sedimentatie, tektonische bewegingen. Maar het zou te beperkt zijn om zijn werk alleen te zien als een esthetische toepassing van wetenschappelijke kennis.
Want Lo Giudice is allereerst een schilder in de meest tastbare zin van het woord. Hij onderhoudt met het materiaal een bijna sensuele relatie. “Mijn relatie met het materiaal kan worden vergeleken met een diepe en sterke band tussen een visser en zijn vis” [1], vertelt hij. Deze uitspraak zou absurd lijken als men zijn werk niet kende. Maar voor zijn doeken begrijp je het. Er is iets organisch, levendig in deze getextureerde oppervlakken.
Ultramarijnblauw vertelt over oceaanruggen en uitgestrekte zeeën, geel wordt een door de zon verschroeide aarde, de vurige roodtinten en zwart roepen lavastromen en vulkaankraters op. Het is onmogelijk niet aan het Siciliaanse geboorteland van de kunstenaar te denken, een land van vulkanen en contrasten. Maar het zou opnieuw een beperking zijn om zijn schilderijen te beperken tot een verwijzing naar landschappen.
In zijn abstracte werken nodigt Lo Giudice ons uit tot een bijna meditatieve ervaring. Kleur is niet zomaar een medium, het wordt een zelfstandige entiteit, bijna een manifestatie van kosmische krachten. Men zou in deze benadering een vorm van spiritualiteit kunnen zien, maar een spiritualiteit die geworteld is in het materiële, het tastbare.
Men moet ook de ecologische dimensie van zijn werk opmerken. Lo Giudice zet zich in voor het behoud van het milieu, met name via het project “Save Mediterranean Sea” samen met Prins Albert II van Monaco. Zijn schilderijen zijn niet alleen een viering van de schoonheid van onze planeet, maar ook een oproep tot behoud ervan. Er is iets diep ontroerends in deze aanpak, een vorm van nederigheid tegenover de grootsheid en kwetsbaarheid van onze omgeving.
Maar laten we ons niet misleiden, Lo Giudice is geen naïeve kunstenaar. Hij maakt deel uit van een traditie, die van de Europese Informele Kunst, een beweging die na de Tweede Wereldoorlog ontstond en de nadruk legde op de formele aspecten van kunst, waarbij bijzondere aandacht werd besteed aan de behandeling van pigment. Men kan invloeden zien van grote namen als Dubuffet of Klein, maar met een eigen stem.
Wat ik leuk vind aan Lo Giudice is zijn vermogen om werken te creëren die tegelijk intens fysiek en diep contemplatief zijn. In zijn werk is een spanning tussen de handeling van de schilder, die het materiaal aanbrengt, wegschraapt en transformeert, en de contemplatie van de toeschouwer tegenover deze abstracte landschappen die fundamentele realiteiten oproepen.
Neem als voorbeeld zijn serie “Eden”, waarin blauw vaak domineert. Deze werken zijn niet alleen mooi, ze zijn evocatief. Ze spreken ons over oneindige ruimten, oceaandiepten, grenzeloze hemels. Er is iets van het Kantiaanse sublieme in deze schilderijen, een schoonheid die het verstand te boven gaat en ons confronteert met onze eigen nietigheid.
Het eerste contact met zijn werk kan scepsis oproepen. Nog een abstract schilder die speelt met materiaal en kleur, zou men kunnen denken. Maar bij Lo Giudice is er een oprechtheid, een authenticiteit die de mode en stromingen overstijgt. Hij probeert niet met de tijd mee te gaan, hij volgt zijn eigen pad, met een opmerkelijke volharding en samenhang.
De controverse rond zijn werk is veelzeggend. Sommige critici zien in zijn schilderijen een soort regressie naar een achterhaald abstract expressionisme. Anderen beschouwen het als een noodzakelijke voortzetting van het verkennen van materie en kleur. Beide standpunten missen het wezenlijke. Lo Giudice is noch een nostalgicus, noch een revolutionair. Hij is simpelweg een kunstenaar die zijn eigen taal heeft gevonden en die met bewonderenswaardige passie en striktheid verkent.
Wat interessant is aan zijn loopbaan is de overgang van het conceptuele naar het materiële. In de jaren 1970 werkte Lo Giudice in een conceptuele stijl, gebruikmakend van gemengde materialen zoals was, aardbeien en rook. Daarna ontwikkelde hij zijn eigen stijl, waarbij hij zijn kennis van geologie gebruikte om grote organische landschappen te creëren. Deze evolutie getuigt van een authentieke zoektocht, van een kunstenaar die voortdurend zijn praktijk wil verdiepen.
Geologie als artistieke inspiratie is niet nieuw. Kunstenaars zoals Robert Smithson of Michael Heizer hebben de relatie tussen kunst en aarde onderzocht in hun Land Art werken. Maar Lo Giudice voegt een andere dimensie toe aan deze verkenning. Hij werkt niet direct met aarde, maar vangt de essentie, de processen, de transformaties ervan.
Deze benadering doet me denken aan de reflecties van Claude Lévi-Strauss over de relatie tussen natuur en cultuur [2]. In “Het Wilde Denken” onderzoekt de Franse antropoloog hoe menselijke samenlevingen natuurlijke elementen interpreteren en transformeren om betekenis te creëren. Lo Giudice doet iets vergelijkbaars. Hij neemt natuurlijke processen zoals erosie, sedimentatie, metamorfose van gesteente en transformeert ze in artistieke gebaren, in culturele creaties.
Lévi-Strauss laat zien hoe mythen pogingen zijn om de natuurlijke wereld te ordenen en te begrijpen. Evenzo kunnen de schilderijen van Lo Giudice worden gezien als visuele mythen, pogingen om vorm te geven aan natuurlijke krachten die onze capaciteiten te boven gaan. Er is in zijn werk een vorm van wild denken, een intelligentie die niet via abstracte concepten gaat, maar via materie, via het zintuiglijke.
Deze antropologische dimensie is bijzonder duidelijk in zijn serie “Totem”. Sinds 1989 werkt Lo Giudice aan deze ongebruikelijke sculpturen: verbrande, gescheurde en uitgeholde matrassen, daarna beschilderd met meerdere dikke lagen kleur (pigment en email). Deze totems symboliseren de gruwelen van oorlog, geïnspireerd door een televisiebeeld van de Golfoorlog, waar per vergissing een burgerhuis werd geraakt door een raket: puin, verscheurde lichamen en verwoeste alledaagse voorwerpen, zoals een matras.
Deze totems doen denken aan rituele objecten van traditionele samenlevingen die Lévi-Strauss bestudeerde. Ze hebben een soortgelijke functie: het uitdrijven van geweld, het herdenken van de doden, het scheppen van een verbinding tussen de wereld van de levenden en die van de overledenen. Lo Giudice activeert zo een primitieve functie van kunst, namelijk het geven van betekenis aan geweld en dood.
Deze rituele dimensie is ook terug te vinden in zijn serie “Dalla Primavera del Botticelli” (naar de Lente van Botticelli), waarbij het matras volledig is uitgehold en de primaire structuur nu een groot aantal keramische vlinders uit Albisola herbergt, die “De Schoonheid geplaatst op geweld en oorlog” vertegenwoordigen. De vlinder, een universeel erkend symbool en embleem van de lente, wedergeboorte en evolutie, symboliseert de hoop die de mensheid stelt in de jonge generaties en in hun nieuw bewustzijn.
Hier zien we hoe Lo Giudice zich inschrijft in een artistieke traditie en deze toch vernieuwt. Hij verwijst naar Botticelli, grootmeester van de Italiaanse Renaissance, maar transformeert zijn beeldtaal in een hedendaagse installatie die spreekt over onze tijd en haar geweld. Het is deze capaciteit om bruggen te slaan tussen verleden en heden, tussen natuur en cultuur, die de rijkdom van zijn werk uitmaakt.
Het werk van Lo Giudice kan ook geanalyseerd worden door de bril van de psychoanalyse, met name de theorieën van Melanie Klein over agressie en herstel [3]. Klein toonde aan hoe destructieve impulsen worden gecompenseerd door herstelimpulsen in de psychische ontwikkeling. Men zou in het artistieke proces van Lo Giudice, deze manier van het vernietigen van het oppervlak om het beter te herbouwen, van het aanvallen van de materie om het beter te sublimeren, een manifestatie kunnen zien van deze dialectiek tussen destructie en herstel.
De getrokken en vervolgens bedekte totems met levendige kleuren illustreren deze dynamiek perfect. Het aanvankelijke geweld (het trekken, het verbranden) wordt omgezet in een scheppende daad (de aanbrenging van pigmenten). Evenzo kan in zijn schilderijen het slijten van de bovenste lagen om te onthullen wat eronder verborgen ligt, worden gezien als een vorm van gecontroleerde agressie, gevolgd door een onthulling, een herstel.
Deze psychoanalytische lezing helpt ons de emotionele kracht van de werken van Lo Giudice te begrijpen. Ze raken ons omdat ze fundamentele psychische processen in scène zetten, spanningen die we allemaal ervaren: tussen vernietiging en schepping, tussen geweld en schoonheid, tussen chaos en orde.
Klein spreekt ook over de depressieve positie, dat moment waarop het kind beseft dat het object dat het aanvalt in zijn fantasieën ook het object is dat het liefheeft. Dit besef genereert schuldgevoel en angst, maar ook de wens tot herstel. Is dat niet wat we zien in de ecologische werken van Lo Giudice? Die bewustwording dat de aarde die we vernietigen ook die is die ons voedt, en het verlangen om te herstellen, te behouden?
Dat brengt ons altijd terug bij zijn serie “Eden”, die imaginaire paradijzen die, volgens zijn eigen woorden, een reactie zijn op het geweld van onze tijd: “Ik schilder Edens omdat we vandaag leven te midden van zoveel oorlogen en zoveel vernietiging, en we zijn allemaal zo verwond door het leven, maar we reageren niet met de moed die we zouden moeten hebben. De samenleving van vandaag is het resultaat van een ongebreideld hedonisme, met weinig idealen en morele waarden. Ik schilder Edens omdat ik via de schilderkunst vrede, geluk en schoonheid wil brengen” [4].
Deze verklaring zou naïef kunnen lijken als ze niet werd gedragen door werken van zo’n intensiteit. Lo Giudice biedt ons geen gemakkelijk paradijs, geen nep-Eden. Zijn paradijzen zijn complexe, ambivalente ruimtes, waar schoonheid ontstaat uit gewelddadige processen, waar licht uit duisternis wordt geboren. Het is een paradijselijke visie die de realiteit van kwaad en vernietiging niet negeert, maar die een transformatie, een omzetting voorstelt.
Wat de waarde van het werk van Marcello Lo Giudice maakt, is deze capaciteit om werken te creëren die zowel verankerd zijn in de meest elementaire natuurlijke processen als openstaan voor de meest hedendaagse vragen. Zijn schilderkunst spreekt ons over materie, aarde, kleur, maar ook over onze relatie tot het milieu, over ons vermogen om te vernietigen en te creëren, over onze behoefte om zin te vinden in een chaotische wereld.
En misschien ligt hier de ware succes van Lo Giudice: ons herinneren dat kunst, zelfs de meest abstracte, nooit helemaal losstaat van de echte wereld. Zijn schilderijen zijn geen ramen naar een ontoegankelijke anderwereld, maar spiegels waarin wij onze eigen relatie tot materie, natuur en leven kunnen aanschouwen.
Dus de volgende keer dat we tegenover een van zijn monumentale doeken staan, moeten we de tijd nemen om echt te kijken. Ons laten absorberen door die abstracte landschappen, die imaginaire geologieën. En misschien ontdekken we niet zomaar een demonstratie van technische virtuositeit, maar een diepe meditatie over onze plaats in de wereld en onze verantwoordelijkheid ervoor.
Want waar het uiteindelijk om gaat is dit: niet zomaar schoonheid, maar bewustzijn. Een bewustzijn van de kwetsbaarheid en de kracht van onze omgeving, een bewustzijn van ons vermogen om te vernietigen en te creëren, een bewustzijn van onze verantwoordelijkheid tegenover toekomstige generaties. En is dat niet uiteindelijk wat kunst ons zou moeten brengen?
- Marcello Lo Giudice, interview met Broadway World News Desk, mei 2015, ter gelegenheid van de tentoonstelling “EDEN: Pianeti Lontani” in de UNIX Gallery te New York.
- Claude Lévi-Strauss, “La Pensée Sauvage”, Éditions Plon, Parijs, 1962.
- Melanie Klein, “Love, Guilt and Reparation and Other Works 1921-1945”, The Free Press, New York, 1975.
- Marcello Lo Giudice, interview met Giulia Russo voor Juliet Art Magazine, juni 2017, ter gelegenheid van de tentoonstelling “Eden: Distant Planets” in het MAXXI Museum in Rome.
















