Luister goed naar me, stelletje snobs. Er zijn artiesten die alleen de natuur reproduceren en dan is er Dylan Lewis, geboren in 1964 in Zuid-Afrika, die de natuur laat brullen in brons. In zijn beelden tuin in Stellenbosch, waar de wilde luipaarden nog steeds rondzwerven op de bergflanken, smeedt deze erfgenaam van een lijn van kunstenaars een unieke visie op onze primitieve relatie met de natuur.
Taxidermist geworden beeldhouwer, Lewis begon met het systematisch ontleden van katachtigen om hun anatomie te begrijpen, zoals George Stubbs dat in de 18e eeuw met paarden had gedaan. Maar waar Stubbs naar anatomische perfectie zocht, jaagt Lewis op iets diepers: de essentie van de wildheid zelf. Zijn grote bronzen katachtigen zijn geen simpele zoologische weergaven, ze belichamen de tere aardkracht van Afrika. In elke gespannen spier, in elke scherpe klauw leest men de oeroude geweld van de natuur, datzelfde geweld dat Friedrich Nietzsche in “De geboorte van de tragedie” als de expressie van de dionysische kracht, irrationeel en chaotisch, vierde.
De Duitse filosoof stelde deze dionysische kracht tegenover de apollinische orde, en juist die spanning onderzoekt Lewis in zijn werk. Zijn beelden van katachtigen, massief en toch gracieus, zijn zowel een uitdrukking van de natuurlijke brutaliteit als een getuigenis van perfecte technische beheersing. Wanneer men zijn bronzen luipaard van drie meter lang bekijkt, weet men niet langer of men de brute kracht van het dier bewondert of de elegantie van zijn compositie. Juist in die ambiguïteit ligt de kracht van zijn kunst.
Maar Lewis stopt daar niet mee. In de loop der jaren is zijn werk geëvolueerd naar een complexere verkenning van onze relatie met de wilde natuur. Zijn menselijke figuren met maskers, half mens half beest, roepen de oude sjamanistische rituelen op. Deze monumentale sculpturen brengen ons terug naar wat Carl Gustav Jung het collectieve onbewuste noemde, die voorraadkamer van oeroude beelden die wij allemaal delen. De dierenmaskers die zijn menselijke figuren dragen zijn geen louter theatrale accessoires, ze vertegenwoordigen dat dierlijke deel dat onze beschaving wanhopig probeert te onderdrukken.
De serie “Chthonios”, gecreëerd na een intense periode van introspectie, illustreert perfect deze verkenning van onze diepere natuur. De Griekse term “chthonios”, die verwijst naar ondergrondse en oorspronkelijke krachten, krijgt hier haar volle betekenis. In deze werken verstrengelen menselijke lichamen zich in een woeste dans die doet denken aan “De Poort van de Hel” van Rodin. Maar waar Rodin zich liet inspireren door Dante’s “Goddelijke Komedie” om de menselijke conditie te verkennen, put Lewis uit onze conflicterende relatie met onze eigen animaliteit.
De beeldenparken die hij heeft gecreëerd in Stellenbosch zijn meer dan slechts een tentoonstellingsruimte. Zeven jaar lang heeft Lewis het landschap zelf gebeeldhouwd, een omgeving scheppend waar zijn werken natuurlijk uit de Afrikaanse grond lijken te zijn gegroeid. Deze tuin, gelegen tussen de stedelijke beschaving en de bergachtige wildernis, is een perfecte metafoor voor onze positie als evenwichtskunstenaar tussen natuur en cultuur. Elke sculptuur wordt geplaatst met een nauwkeurigheid die alleen zijn schijnbare spontaniteit evenaart, waardoor een constante dialoog tussen kunst en omgeving ontstaat.
Lewis’ techniek is net zo fascinerend als zijn thema’s. Hij bewerkt brons volgens de cire-perdue-methode, een techniek die meer dan 3500 jaar oud is. Maar hij brengt er een hedendaagse innovatie in door texturen en vormen te integreren die de traditionele grenzen van het medium uitdagen. Zijn oppervlakken zijn niet glad en academisch, maar ruw, expressief, bijna gewelddadig. Je voelt de hand van de kunstenaar, de afdruk van zijn vingers in de oorspronkelijke klei, alsof het brons elk scheppend gebaar heeft onthouden.
In zijn recentere werken drijft Lewis zijn verkenning van de menselijke conditie nog verder. Mannelijke en vrouwelijke figuren zijn niet langer geïsoleerd, maar verstrengelen zich in complexe composities die zowel strijd als eenheid oproepen. Deze sculpturen spreken over onze wanhopige zoektocht naar verbinding, onze wens om onze individualiteit te overstijgen om een oorspronkelijke vorm van eenheid met de natuur te hervinden.
Wat Lewis’ werk zo interessant maakt, is dat het ons lichamelijk doet voelen hoe vervreemd we zijn van de natuur. In een wereld waar we steeds meer losstaan van onze natuurlijke omgeving, herinneren zijn sculpturen ons brutaal aan onze dierlijke oorsprong. Ze confronteren ons met die verontrustende waarheid die Friedrich Nietzsche al uitdrukte: wij zijn niet de rationele heersers van de natuur die we menen te zijn, maar wezens diep geworteld in de oerkracht van de chaos.
Lewis’ artistieke parcours weerspiegelt ook een diepe persoonlijke evolutie. Begonnen met realistische weergaven van dieren, is hij geleidelijk aan tot een meer symbolische en psychologische visie gekomen van onze relatie met de natuur. Deze evolutie lijkt niet op die van de kunst zelf, die van eenvoudige mimesis overging naar een diepere verkenning van onze ervaring van de wereld.
Zijn meest recente sculpturen, met name de serie “Chthonios”, tonen een artistieke volwassenheid die de gebruikelijke categorieën overstijgt. Het zijn niet langer slechts voorstellingen van mensen of dieren, maar manifestaties van diepe psychische krachten. Jung sprak over het belang van symbolen als bruggen tussen het bewuste en het onbewuste, en dat is precies wat Lewis met zijn sculpturen doet: ze zijn bruggen tussen ons geciviliseerde bewustzijn en onze onderdrukte wilde natuur.
In een wereld waar hedendaagse kunst zich vaak verliest in conceptuele abstracties die losstaan van onze viscerale ervaring, herinnert Lewis ons eraan dat kunst ons nog steeds fysiek en emotioneel kan raken. Zijn sculpturen zijn niet gemaakt om simpelweg te worden bekeken, ze zijn gemaakt om te worden gevoeld. Ze herinneren ons eraan dat wij wezens van vlees en bloed zijn, intrinsiek verbonden met de wilde natuur die we hebben geprobeerd te temmen.
Het werk van Lewis is een krachtige herinnering dat kunst niet alleen gaat over esthetiek of concept, maar ook over het verkennen van onze menselijkheid in haar meest fundamentele vorm. Zijn sculpturen zijn tastbare manifestaties van die waarheid die Nietzsche uitdrukte: we kunnen onszelf niet volledig begrijpen als we onze dionysische natuur, ons deel van chaos en wildheid, ontkennen.
Wat de grootsheid van Dylan Lewis uitmaakt, is dat hij een kunst creëert die tegelijk spreekt tot ons intellect en onze meest primitieve instincten. Zijn sculpturen zijn bruggen tussen natuur en cultuur, tussen bewust en onbewust, tussen apollinisch en dionysisch. Zijn werk herinnert ons aan onze belichaamde natuur en onze onlosmakelijke band met de wilde wereld. Hij beperkt zich niet tot het afbeelden van de natuur, hij dwingt ons te erkennen dat wij de natuur zijn.
















