Luister goed naar me, stelletje snobs. Francis O’Shaughnessy is niet wat u denkt. Hij is niet zomaar een performer die 28 landen heeft doorkruist met zijn visuele liefdesbrieven, noch alleen een fotograaf die geobsedeerd is door nat collodium. Hij is de belichaming van een poëtisch verzet tegen onze hypergedigitaliseerde tijd, een navigator van de troebele wateren tussen verleden en heden, tussen materialiteit en het vluchtige. Sinds 2002 heeft deze Canadese kunstenaar een visuele taal gevormd die de grenzen van media overstijgt, een taal verankerd in wat hij zelf “performatieve haiku” noemt.
Wat bij O’Shaughnessy in eerste instantie opvalt, is deze aangrijpende hardnekkigheid om oude fotografische technieken nieuw leven in te blazen. In 2019 begon hij met het leren van nat collodium, die methode uit 1851 die een metalen plaat verandert in een lichtgevoelig oppervlak. Waarom zou je jezelf onderwerpen aan de giftige dampen van ether, de minutieuze manipulaties van zilvernitraat, terwijl tegenwoordig elke tiener met een simpele duimbeweging zijn leven in hoge definitie kan vastleggen? Juist daarin ligt de subversieve schoonheid van zijn werkwijze. In onze maatschappij van perfecte en verwisselbare beelden cultiveert O’Shaughnessy het ongeluk, de imperfectie, de traagheid.
“Ik heb de behoefte om me te engageren in een kunst die de zintuigen prikkelt”, verklaart hij. “Ik zet in op het menselijke ten gunste van immaterialiteit en de machine” [1]. Deze verklaring zou naïef kunnen lijken, als ze niet vergezeld ging van een werk van zeldzame coherentie. Wanneer hij zijn balgcamera voor een computerscherm plaatst om digitale beelden om te zetten in nat collodium, beperkt O’Shaughnessy zich niet tot een nostalgisch gebaar. Hij voert een ware temporele transfiguratie uit, een botsing tussen twee tijdperken die geesten oproept in beelden, alsof ze zweven tussen twee werelden.
Zijn serie die tijdens de Covid-19 pandemie werd gemaakt, illustreert deze spanning perfect. Omdat hij door opeenvolgende lockdowns verstoken bleef van menselijke modellen, bedacht de kunstenaar een opstelling om zijn oude digitale foto’s vast te leggen via het alchemistische filter van collodium. Het resultaat? Spookachtige landschappen, ontlichaamde portretten die het lijken te hebben doorgemaakt om ons te bereiken, anderhalve eeuw terug. Deze beelden zijn geen reproducties, maar herinterpretaties, visuele getuigenissen waarbij het origineel doorschemert onder een nieuwe laag betekenis.
Tijdelijkheid staat centraal in het werk van O’Shaughnessy, zowel in zijn fotografische als performatieve praktijk. Het is geen toeval dat deze kunstenaar zijn doctoraatsproefschrift heeft gewijd aan de performatieve liefdesbrief, deze “toespraak over het onuitsprekelijke”. Iedereen die ooit een echte verliefdheid heeft ervaren, kent deze fundamentele onmogelijkheid: hoe vertaalt men in woorden, beelden, gebaren wat voortdurend buiten deze kaders treedt? De kunst van O’Shaughnessy ligt juist in deze spanning tussen het onuitsprekelijke en de zintuiglijke manifestatie ervan.
De haiku, deze ultrakorte Japanse dichtvorm, biedt hem een model om dit schijnbare dilemma op te lossen. “Performatieve haiku benadrukt poëtische beelden die innerlijke resonanties uitdrukken; het is niets anders dan een daad van geloof in liefde: een illusie die het mogelijk maakt de verbeelding van een liefdesrede te wekken” [2]. In deze definitie vinden we datgene wat de uniciteit van de kunstenaar bepaalt: een vermogen om intellect en sensualiteit, theorie en directe ervaring te combineren.
Zijn performance “Zijden landschap”, gepresenteerd in Vancouver in 2013, illustreert deze benadering perfect. Met een gebaar van ontwapenende eenvoud ontvouwt O’Shaughnessy een zijden doek dat geleidelijk verandert in een imaginaire landschap. Zonder narratief, zonder ontwikkeling, slechts de magie van een alledaags object dat voor even het vat wordt van oneindige mentale projecties. Zoals in een haiku waar drie regels volstaan om een heel seizoen op te roepen, slaagt O’Shaughnessy erin een universum te creëren met bijna niets.
Deze spaarzaamheid brengt ons terug naar de literatuur, en meer specifiek naar de poëzie. Want hoewel O’Shaughnessy zich definieert als visueel kunstenaar, is zijn werk diep poëtisch, in de etymologische zin van het woord: poiêsis, het scheppen, het vervaardigen. Collodiumfotografie, met zijn lange belichtingen en complexe chemische bewerkingen, is letterlijk een beeldfabricage, ver verwijderd van de simpele mechanische registratie die de etymologie van het woord fotografie (schrijven met licht) suggereert.
Wat O’Shaughnessy schrijft met licht, is een visuele poëzie die de simpele representatie overstijgt. In zijn serie “Ik betreed het landschap en word verliefd”, gepresenteerd in 2023 in het Maison de la culture Maisonneuve, aarzelt de kunstenaar niet om de klassieke regels van landschapsfotografie te overtreden. Zijn grote formaten (122 x 170 cm) streven er niet naar een plaats getrouw te documenteren, maar om een ervaring, een emotionele relatie met de omgeving te vertalen. De onvolkomenheden van het collodium, die druipers, wazige zones, imperfecties, worden de syntaxis van een persoonlijke beeldtaal, de komma’s en uitroeptekens van een subjectieve schrijfwijze van de werkelijkheid.
De poëtische dimensie van zijn werk blijkt ook uit zijn relatie met tijd. “In de praktijk van collodium is er geen beslissend moment, er is alleen tijd. Het is een passagemaker van ‘slow fotografie’, omdat ik duur registreer in plaats van momenten” [3]. Deze uitspraak is een nauwelijks verhulde verwijzing naar Henri Cartier-Bresson en zijn beroemde “beslissende moment”, dat ogenblik waarop alle elementen van een scène perfect samenkomen om een evenwichtig beeld te creëren. O’Shaughnessy stelt een radicale tegenhanger voor: in plaats van het vastleggen van het moment, registreert hij de duur, het verstrijken van de tijd.
Deze benadering doet eigenaardig genoeg denken aan de poëzie van Francis Ponge en zijn aandacht voor de meest eenvoudige voorwerpen, zijn verlangen om niet hun vluchtige verschijning maar hun duurzame essentie vast te leggen. Zoals Ponge, die probeerde de kiezelsteen of de sinaasappel te beschrijven via een opeenstapeling van beschrijvingen, wil O’Shaughnessy de essentie van een landschap vangen door een techniek die de duur letterlijk in het beeld inschrijft. De vallende en tijdens de belichting drogende collodium wordt het zichtbare teken van het verstrijken van de tijd, een materialisatie van de bergsoniaanse duur.
De traagheid die eigen is aan het natcollodiumproces is geen belemmering maar een deugd. Het dwingt de kunstenaar tot totale aanwezigheid, tot een scherpe concentratie die radicaal ingaat tegen onze hedendaagse gewoonte van voortdurende afleiding. Wanneer O’Shaughnessy zijn balgencamera opzet, zijn platen voorbereidt, zijn belichting kalibreert, ondergaat hij een ritueel dat op zichzelf al een performance is. Fotografie wordt dan minder een technologie en meer een choreografie, een dans met licht en materie.
Deze performatieve dimensie brengt ons vanzelfsprekend bij een ander fundamenteel aspect van zijn werk: zijn relatie tot dans en lichaam. Als O’Shaughnessy in zijn cv tien jaar swingervaring (lindy hop en blues) vermeldt, is dat geen anekdotisch detail. Zijn begrip van ritme, beweging, en ruimtegebruik straalt zowel door in zijn performances als in zijn fotografie.
In zijn serie “Grimaces” gemaakt tijdens de pandemie verzamelt de kunstenaar gezichtsuitdrukkingen die zijn vastgelegd tijdens videoconferenties. Deze gezichten, vervormd door overdrijving en vervolgens getransformeerd door het collodiumproces, worden de protagonisten van een eigenaardige hedendaagse macabere dans. O’Shaughnessy kadert deze gezichten opzettelijk zo bij dat de grenzen worden doorbroken, waarbij het collodium loopt en de onderwerpen in groteske wezens verandert. “Voor mij was de grimas de enige vrijheid die ons nog restte,” legt hij uit. “We grimasden bij elke nieuwe gezondheidsmaatregel” [4].
Deze verkenning van het beperkte lichaam, van het gezicht als laatste vrijheidsterritorium in tijden van lockdown, doet onwillekeurig denken aan het onderzoek van choreografe Pina Bausch naar de lichamelijke expressie van emotionele toestanden. Zoals Bausch wist schoonheid in lelijkheid te vinden, en gratie in onhandigheid, transformeert O’Shaughnessy deze digitale grimasjes in krachtige evocaties van onze collectieve menselijke conditie tijdens de gezondheidscrisis.
De choreografische dimensie is ook terug te vinden in zijn manier van het landschap bewonen. Wanneer hij zegt “ik ga het landschap binnen en word verliefd”, beschrijft O’Shaughnessy niet enkel een fotografisch proces, maar een echte dans met de omgeving. Hij wordt zelf performancekunstenaar, zijn verplaatsingen in de natuur zijn een geïmproviseerde choreografie, geleid door zijn verlangen om “verliefd te worden” op een uitzicht, een boom, een weerspiegeling in het water.
Deze liefdevolle relatie met het landschap doet denken aan bepaalde hedendaagse dansvormen die de grenzen tussen lichaam en omgeving willen vervagen. Net zoals een butō danser resoneert met de elementen om zich heen tot hij ermee versmelt, probeert O’Shaughnessy een intiem dialoog met het landschap aan te gaan, zich erin te laten oplossen om het beter te kunnen vastleggen.
Zijn recente gebruik van infraroodfotografie versterkt deze choreografische dimensie nog. Deze beelden, getint in roze en rood, waarbij het gebladerte wit wordt en de hemels donkerder, creëren een parallel universum waarin de gebruikelijke regels van representatie zijn opgeschort. Het landschap wordt toneel, een theater van symbolische operaties waar de natuur danst volgens ongekende chromatische wetten.
Dit gebruik van meerdere technieken (nat collodium, infrarood, digitale fotografie) getuigt van een benadering van hedendaagse dans waarbij verschillende tradities samen kunnen bestaan binnen één choreografie. O’Shaughnessy is geen purist, geen rigide verdediger van een eeuwenoude techniek tegenover de moderniteit. Hij is eerder een experimentator die tijdperken met elkaar laat spreken, die bruggen bouwt tussen gescheiden tijdsdimensies.
Zijn eigen parcours illustreert deze wil tot het doorbreken van grenzen. Eerst opgeleid in de beeldende kunsten, vervolgens in performance art, heeft hij daarna alternatieve fotografie verkend voordat hij terugkeerde naar hybride vormen. Deze niet-lineaire traject, vol omwegen en terugkeren, lijkt op die van een danser die verschillende technieken leert om uiteindelijk zijn eigen lichamelijke taal te vormen.
Het feit dat Francis O’Shaughnessy een van de drie winnaars was van de Luxembourg Art Prize in 2021, een prestigieuze internationale prijs voor hedendaagse kunst, bevestigt de relevantie van zijn aanpak op het internationale toneel. Zijn vermogen om categorieën te overstijgen, om performance en fotografie, eeuwenoude technieken en hedendaagse gevoeligheid met elkaar te laten dialogeren, stelt hem in staat een unieke plaats in het huidige kunstlandschap in te nemen.
Wat O’Shaughnessy fundamenteel onderscheidt, is zijn vermogen om beperkingen om te zetten in creatieve kansen. Wanneer de pandemie hem verhindert modellen te fotograferen, herontwerpt hij zijn opstelling om beelden op een scherm vast te leggen. Wanneer de technische beperkingen van collodium ongelukken veroorzaken, integreert hij deze als expressieve elementen. Wanneer sociale isolatie de norm wordt, verzamelt hij grimassen als kleine visuele rebellieën.
Deze aanpassingsvermogen is geen opportunisme maar creatieve intelligentie. Het steunt op een samenhangende wereldvisie, een filosofie die we humanistisch kunnen noemen, in de zin dat ze de mens en zijn zintuiglijke capaciteiten centraal stelt in de artistieke ervaring. “Ik denk graag dat ik deel uitmaak van de antieke artistieke avant-garde, een beweging die hedendaagse fotografen in scène zet die weerstand bieden aan de huidige technologische methodes en processen,” zegt hij met een vleugje bewuste ironie.
Deze weerstand is niet reactionair maar diep hedendaags. Op het moment dat kunstmatige intelligentie perfectie beelden genereert in enkele seconden, en waarbij de visuele overproductie duizelingwekkende hoogten bereikt, vormt de bewuste keuze voor traagheid, imperfectie en materialiteit een politiek daad. O’Shaughnessy is niet nostalgisch naar een geïdealiseerd verleden, hij is een acteur van een heden dat zich weigert te laten dicteren in zijn productiewijzen en perceptiemodi.
Zijn voortdurende zoektocht sinds 2021 naar ongelukjes met schilderachtige eigenschappen getuigt van deze wil om het onvoorspelbare opnieuw binnen te brengen in een wereld die geobsedeerd is door controle. Wanneer hij zout op zijn platen strooit om een mist-effect te creëren, wanneer hij vingerafdrukken of zichtbare chemische druipers laat, bevestigt O’Shaughnessy het recht op fouten, de schoonheid van het onverwachte, de rijkdom van het onvolmaakte.
Wat het werk van Francis O’Shaughnessy vandaag de dag zo relevant maakt, is dat het een vorm van poëtisch verzet belichaamt tegen de versnelling van de wereld. Zijn praktijk van nat collodium is niet zomaar een fotografische techniek, maar een belichaamde filosofie, een manier van zijn in de wereld die de duur boven het moment stelt, de relatie boven de vastlegging, de ervaring boven de voorstelling.
In een wereld die verzadigd is met onmiddellijke en uitwisselbare beelden, in een tijdperk dat snelheid boven diepgang waardeert, herinnert O’Shaughnessy ons eraan dat er andere tijdsbelevingen zijn, andere manieren van kijken en gezien worden. Zijn collodiumfotografieën, zijn haiku-performances, zijn infraroodexperimenten zijn allemaal uitnodigingen om te vertragen, echt te kijken, en je te laten raken.
Misschien is dit het ware performatieve haiku van O’Shaughnessy: in die enkele ogenblikken waarin we, geconfronteerd met een van zijn wazige en prachtige beelden, onze hectische race stoppen om een andere relatie met tijd aan te gaan, dichter bij contemplatie dan bij consumptie. Een oneindigheid aan gelukkige levens, zoals de titel van een van zijn tentoonstellingen suggereert. Een belofte van mogelijke geluksmomenten, genesteld in de kieren van onze herwonnen aandacht.
- Francis O’Shaughnessy, Artistieke manier van werken, persoonlijke website, geraadpleegd in 2025.
- Ibid.
- Ibid.
- Desloges, Josianne. “Francis O’Shaughnessy: de alchemie van betoveringen”, 2 december 2022, leSoleil.
















