Luister goed naar me, stelletje snobs. George Morton-Clark, geboren in 1982 in Tooting, Zuid-Londen, is het perfecte voorbeeld van wat de Britse hedendaagse kunst kan voortbrengen in termen van ontwrichting wanneer zij zich bevrijdt van academische conventies. Zijn enorme ongeprepareerde doeken, bevolkt door herkenbare tekenfilmfiguren, vormen een artistiek voorstel dat het waard is om bij stil te staan, al was het maar om te begrijpen hoe deze voormalige student animatie aan het Surrey Institute of Art and Design zich heeft opgewerkt tot een van de meest unieke kunstenaars van zijn generatie. Als u denkt dat zijn werken slechts uitvergrote kinderlijke krabbels zijn, vergist u zich. Morton-Clark bespeelt onze collectieve herinneringen met een virtuositeit die elke Jungiaanse psychotherapeut jaloers zou maken.
In het hart van zijn werk bevindt zich een fascinerende dichotomie tussen de troostende vertrouwdheid van cartoonfiguren en hun expressionistische vervorming. Mickey Mouse, Donald Duck of Bart Simpson verschijnen op zijn doeken als spookbeelden van onze gedeelde jeugd, maar ze worden systematisch onderworpen aan een ontmantelingsproces dat ze verandert in beangstigende wezens. Dit roept onwillekeurig Walter Benjamins essay “Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit” (“Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid”) in herinnering: de spanning tussen het origineel en zijn reproductie, tussen het authentieke en het simulacrum. Morton-Clark drijft deze reflectie verder door werken te scheppen die tegelijkertijd vertrouwd en vreemd zijn, alsof deze popiconen door een expressionistische nachtmerrie-filter zijn gehaald.
De kunstenaar gebruikt olie, acryl en houtskool op ruwe, ongeprepareerde doeken en creëert composities waarin de spontaniteit van het gebaar samengaat met onmiskenbare technische beheersing. Deze benadering doet denken aan Theodor Adorno’s theorieën over de dialectiek tussen techniek en expressie in de moderne kunst. De krachtige lijnen en verzadigde kleuren van Morton-Clark creëren een buitengewone visuele dans die een gevoel van onmiddellijke en bijna nietzscheaanse vitaliteit overbrengt, om Pedro Medina Reinóns treffende analyse te citeren.
Zijn techniek van de “doodling aesthetic” (esthetiek van het krabbelen), zoals Forbes die heeft genoemd, onthult een opvallende onmiddellijkheid tussen het mentale beeld en de materialisatie ervan. Deze benadering weerspiegelt Roland Barthes’ gedachten over tekenen als de “eerste vorm van het idee dat in de geest van de kunstenaar wordt gegenereerd”. Morton-Clark drijft dit concept tot het uiterste en creëert werken die lijken te bestaan in een voortdurende staat van voltooiing, in een constante stroom tussen schets en afwerking. Deze creatieve spanning is vooral zichtbaar in zijn grote formaten, waar de personages lijken te worstelen om hun integriteit te bewaren te midden van de aanvallen van abstractie.
Wanneer Morton-Clark iconen als Mickey Mouse of Donald Duck onder handen neemt, probeert hij ze niet simpelweg na te bootsen of te herinterpreteren zoals popartiesten in de jaren 60 dat zouden hebben gedaan. Nee, hij ontleedt ze, ontmantelt ze en herbouwt ze met een gecontroleerde brutaliteit die doet denken aan de experimenten van Francis Bacon met zijn portretten. De ogen van zijn personages, vaak overdreven vergroot, staren de toeschouwer met een verontrustende intensiteit aan, alsof ze proberen direct contact te maken met ons collectief onbewuste.
Deze unieke benadering van culturele toe-eigening past binnen een bredere reflectie op de aard van het beeld in onze hedendaagse samenleving. Zoals Jean Baudrillard zou benadrukken, leven we in een wereld waar de kopie het origineel heeft verdrongen, waar het simulacrum werkelijker is geworden dan de werkelijkheid zelf. Morton-Clark speelt met dit begrip door alternatieve versies van deze universeel erkende personages te creëren, versies die net genoeg van hun oorspronkelijke essentie behouden om herkenbaar te zijn, terwijl ze voldoende vervormd zijn om onze zekerheden in twijfel te trekken.
De kunstenaar manipuleert de codes van de populaire cultuur met een behendigheid die doet denken aan de theorieën van Stuart Hall over het coderen en decoderen van culturele boodschappen. Zijn tekenfilmfiguren, herkenbaar maar vervormd, functioneren als zwevende betekenaren, waarvan de traditionele betekenissen bewust zijn verstoord om nieuwe interpretatieve mogelijkheden te creëren. Deze strategie van semiotische destabilisatie is bijzonder effectief in zijn recentste werken, waarin de personages lijken te desintegreren voor onze ogen, alsof het proces van hun ontmanteling zelf in scène is gezet.
Het tweede kenmerk van zijn werk ligt in zijn vermogen om een dramatische spanning te creëren tussen abstractie en figuratie. Zijn tekenfilmfiguren, herkenbaar maar vervormd, zweven in abstracte ruimten die verwijzen naar de theorieën van Wassily Kandinsky over de noodzaak van een “innerlijke reis” binnen de kunst. Morton-Clark creëert composities waarin figuratieve en abstracte elementen elkaar confronteren en aanvullen, wat een visuele dynamiek genereert die de eenvoudige popartatoe-eigening overstijgt.
Deze gedurfde benadering van compositie onthult een verfijnd begrip van de geschiedenis van de moderne kunst. Zoals Gillo Dorfles benadrukte, is het nodig om ten gunste van de versie te spreken, omdat we “meer expressieve en interpretatieve mogelijkheden betreffende de herinterpretatie die de versie van het origineel maakt” moeten overwegen. Morton-Clark actualiseert deze gedachte door werken te maken die functioneren als visuele getuigenissen op meerdere niveaus, waar lagen van betekenis zich opstapelen zonder ooit te worden opgeheven.
De brutaliteit van de schilderachtige daad bij Morton-Clark is niet gericht op een kritische of politieke evolutie van het werk, in tegenstelling tot wat men in eerste instantie zou denken. Het dient eerder om onze relatie met het verleden te transformeren, met die beelden die onze jeugd hebben bevolkt en die nog steeds onze collectieve verbeelding bewonen. Hij vervormt de wereld van de herinnering terwijl hij zijn doeken een grote intensiteit geeft, juist door een spel van tegenstellingen dat de spanning tussen het perspectief van het kind en dat van de volwassene illustreert.
Deze manipulatie van jeugdherinneringen via vertrouwde tekenfilmfiguren doet denken aan de theorieën van Walter Benjamin over collectief geheugen en ervaring van de moderniteit. De personages van Morton-Clark functioneren als ankerpunten in ons gemeenschappelijk cultureel geheugen, maar hun systematische vervorming dwingt ons om onze relatie tot deze populaire iconen te heroverwegen.
Zijn werk wekt bijzonder weerklank in de huidige context waarin beelden ons voortdurend overstelpen. Zoals Marshall McLuhan of John Berger wellicht zouden hebben gesuggereerd: “wij zijn wat we zien”. Morton-Clark dwingt ons de beelden die onze verbeelding en onze relatie daarmee vormen te bevragen, en creëert werken die functioneren als vervormde spiegels van onze hedendaagse visuele cultuur.
Het gebruik van groot formaat in zijn werk is niet toevallig. Het stelt de kunstenaar in staat om werken te creëren die fysiek op de toeschouwer inwerken, waardoor deze gedwongen wordt deze vertrouwde figuren te confronteren in afmetingen die hen op vreemde wijze monumentaal maken. Deze strategie herinnert aan de overwegingen van Maurice Merleau-Ponty over de fenomenologie van de waarneming, waarbij de grootte van het werk zelf een actief element wordt in onze ervaring ervan.
De abstracte ruimtes rondom zijn personages verdienen bijzondere aandacht. Die gebieden met pure kleur, die gebaarachtige streken die lijken te zijn aangebracht in een moment van creatieve razernij, creëren een opvallend contrast met de relatieve eenvoud van de cartoonfiguren. Deze spanning tussen abstractie en voorstelling roept de theorieën van Clement Greenberg op over de specificiteit van het schildermedium, terwijl ze worden geactualiseerd voor een tijdperk waarin de grenzen tussen hoge en lage cultuur steeds poreuzer zijn geworden.
Zijn recente uitstap naar beeldhouwkunst, met name met zijn betonnen werken die Donald Duck en Mickey Mouse voorstellen, toont zijn vermogen zijn artistieke bezorgdheden te vertalen naar nieuwe media. Deze sculpturen, die spelen met de codes van het brutalistische architectuur, bieden een nieuw perspectief op zijn werk van deconstructie van populaire iconen. Het gebruik van beton en zichtbare ijzeren staven creëert een fascinerende dialoog tussen de duurzaamheid van het materiaal en de vergankelijke aard van cartoonfiguren.
De invloed van zijn achtergrond in animatie is duidelijk in zijn manier om beweging op het doek te behandelen. Zijn figuren lijken bevroren in een staat van voortdurende transformatie, alsof ze gevangen zijn tussen twee beelden van een animatiesequentie. Deze benadering sluit aan bij de theorieën van Henri Bergson over duur en beweging, wat wijst op een complexe temporaliteit die verder gaat dan louter statische representatie.
De kleurbehandeling door Morton-Clark is eveneens interessant. Zijn gedurfde chromatische keuzes, die op het eerste gezicht dissonant kunnen lijken, creëren onverwachte harmonieën die doen denken aan de experimenten van de Fauves. Echter, in tegenstelling tot laatstgenoemden, gebruikt Morton-Clark kleur niet om een pure emotie uit te drukken, maar om visuele spanningen te creëren die het verontrustende karakter van zijn composities versterken.
Zijn benadering van het schilderoppervlak, waarbij hij op sommige plaatsen het ruwe doek blootlaat, onthult een scherpe bewustwording van hedendaagse debatten over materialiteit in de schilderkunst. Deze strategie roept de overwegingen van Rosalind Krauss op over het raster als paradigma van de moderne kunst, terwijl ze wordt geactualiseerd voor een tijdperk waarin de virtualiteit van digitale beelden ons paradoxaal genoeg het belang van materialiteit opnieuw doet ontdekken.
De manier waarop Morton-Clark de schilderruimte manipuleert, door composities te creëren die gelijktijdig vlak en diep lijken, roept de theorieën op van Maurice Denis over de vlakheid van het schilderoppervlak. De Britse kunstenaar voert deze reflectie echter verder door paradoxale ruimtes te creëren waarin cartoonfiguren lijken te zweven in een leegte die tegelijkertijd verzadigd is met schilderachtige gebaren.
Zijn werk roept belangrijke vragen op over de aard van authenticiteit in de hedendaagse kunst. In een wereld waarin beelden oneindig reproduceerbaar en manipuleerbaar zijn, slaagt Morton-Clark erin om werken te creëren die een onmiskenbare authenticiteit behouden, juist omdat ze hun eigen simulacrum-natuur erkennen en ermee spelen. Deze benadering echoot de theorieën van Jacques Derrida over deconstructie, wat suggereert dat betekenis juist ontstaat in de afwijkingen en verschillen.
De terugkerende aanwezigheid van bepaalde personages in zijn werk, met name Mickey Mouse en Donald Duck, is geen toeval. Deze iconen fungeren als oriëntatiepunten in onze collectieve visuele cultuur, constanten rond welke de kunstenaar zijn variaties kan opbouwen. Deze aanpak doet denken aan de reflecties van Roland Barthes over hedendaagse mythologieën, waarin bepaalde beelden een bijna mythische status verwerven in onze collectieve verbeelding.
Morton-Clark blijft nieuwe artistieke richtingen verkennen, verlegt de grenzen van zijn praktijk terwijl hij een opmerkelijke coherentie in zijn benadering behoudt. Zijn recente werk toont een toenemende neiging tot abstractie, waarbij de cartoonpersonages steeds meer oplossen in het picturale materiaal. Deze evolutie suggereert een groeiend vertrouwen in zijn vermogen om de visuele codes die hij zich heeft toegeëigend te manipuleren.
Bij het bekijken van zijn gehele oeuvre valt zijn vermogen op om een wankele balans te bewaren tussen vertrouwdheid en vreemdeheid, tussen humor en onbehagen, tussen abstractie en figuratie. Morton-Clark heeft een unieke visuele wereld gecreëerd waarin de iconen uit onze jeugd terugkeren om ons te achtervolgen in nieuwe en verontrustende vormen, ons dwingend onze relatie tot deze beelden, die onze perceptie van de wereld hebben gevormd, te heroverwegen.
















