English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Georgia Russell: Het scalpel en de transformatie

Gepubliceerd op: 1 Maart 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Tentoonstelling

Leestijd: 9 minuten

Met haar scalpel transformeert Georgia Russell boeken in tribale totems en doeken in territoria waar licht levende materie wordt. Haar ritmische insnijdingen in organza creëren een visuele choreografie waarin sneden vluchtlijnen worden, ontsnappen naar een andere ruimte-tijd.

Luister goed naar me, stelletje snobs. Denkt u alles te weten over hedendaagse kunst met uw onbegrijpelijke conceptuele werken en uw pretentieuze installaties? Laat mij u vertellen over Georgia Russell, die Schotse geboren in 1974, die zich ermee amuseert oppervlakken te ontleden met een scalpel zoals anderen een penseel gebruiken. Ze verandert boeken in tribale totems, partituren in organische sculpturen, en doeken in visuele territoria waar licht levende materie wordt. Het is niet zomaar een chirurgische ingreep, het is een poëzie van de transformatie.

In haar atelier in Méru bij Parijs beoefent Russell een vorm van visuele alchemie die ons rechtstreeks terugbrengt naar de kern van de poëzie zoals Mallarmé die opvatte [1]. Want wat is poëzie anders dan de kunst om in taal te snijden om het onuitsprekelijke te doen verschijnen? Mallarmé sprak al over die “prisma’s” en die “witten” die evenveel betekenis scheppen als de woorden zelf. Russell doet precies dat: ze creëert leegtes die eloquenter worden dan de voltes. Haar ritmische insnijdingen in papier, doek of organza creëren een visuele choreografie waarbij de sneden vluchtlijnen worden, ontsnappingen naar een andere ruimte-tijd. “Ik snijd en hak het papier en speel met de toongradaties, onderbroken door de beweging van mijn snedes waar het licht in dringt”, zegt ze. Deze benadering echoot de mallarméaanse overtuiging dat de pagina nooit echt wit is, maar eerder een spanningsveld tussen het zichtbare en het onzichtbare. Het is geen toeval dat een van Russell’s belangrijkste werken “Cells of Light” (Cellen van Licht) heet, alsof ze wil benadrukken dat haar uitsnijdingen lichtgevende opvangplaatsen zijn, ruimtes waar het licht tastbaar wordt.

Bekijk haar recente werken, die momenteel worden getoond in de tentoonstelling “The Pattern of Surface” in Galerie Karsten Greve in Parijs, van 18 januari tot 5 april 2025. Deze gelaagde organza doeken, met een bijna obsessieve precisie ingesneden, creëren oppervlakken die trillen als klinkgolven van muziek die je bijna kunt aanraken. Organza, die stof zo licht als sterk, wordt onder haar scalpel een doorschijnend membraan dat eindeloos met het licht speelt. Dit is precies wat Mallarmé zocht in zijn gedichten: het onzichtbare zichtbaar maken, vorm geven aan wat gewoonlijk slechts een suggestie is. “Een worp met dobbelstenen zal nooit het toeval afschaffen,” schreef hij [2], en Russell lijkt te antwoorden: “Een sneetje met een scalpel zal de materie nooit afschaffen.” Zij verandert de daad van vernietiging in een creatieve handeling, en geeft zo geboorte aan werken die letterlijk ademen, alsof ze een eigen leven hebben.

Maar wees niet misleid: Russell is geen eenvoudige technofobe die nostalgisch is naar papieren boeken in het digitale tijdperk. Ze draagt bij aan een veel diepgaander reflectie over onze relatie tot het oppervlak, tot het beeld, tot de representatie. Dit brengt me bij de gedachte van Bachelard en zijn fenomenologie van de verbeelding [3]. Voor Bachelard is de verbeelding niet de vaardigheid om beelden te vormen, maar juist om de beelden die door de waarneming worden geleverd te vervormen. Russell belichaamt deze opvatting perfect. Ze beperkt zich niet tot het weergeven van de realiteit, ze transformeert deze radicaal om toegang te krijgen tot een andere dimensie van de perceptie.

Neem haar boeksculpturen, die opengebarsten werken die veranderen in bijna menselijke wezens of totheemse maskers. Deze werken doen denken aan de overwegingen van Bachelard over de elementen. Voor hem roept elk element, water, lucht, vuur, aarde, specifieke beelden op die resoneren met ons onderbewustzijn. Bij Russell overheerst de lucht, dat element dat Bachelard associeert met mobiliteit, vrijheid en voortdurende beweging. Haar uitsnijdingen laten lucht passeren, creëren een ademhaling tussen de verschillende materiaallagen. “Het idee achter deze stukken is een vlak oppervlak te openen om licht binnen te laten, om lucht te laten doorgaan zodat ze kunnen ademen als longen,” legt ze uit. Deze bachelardiaanse dimensie is bijzonder zichtbaar in haar werken genaamd “Waterbody”, waarin water, een ander door de filosoof geliefd element, wordt opgeroepen door diepe blauwtinten en uitsnijdingen die de illusie van golvende beweging creëren.

Bachelard leert ons dat materiële verbeelding wortelt in onze zintuiglijke relatie tot de elementen. Russell begrijpt dat goed. Haar recente natuurgeïnspireerde werken transformeren nauwkeurige observatie van de natuurlijke wereld in visuele meditaties over beweging en groei. Voor haar is kleur “een levend en bewegend materiaal dat zijn eigen leven heeft, zoals water of wind.” Dit dynamische begrip van materie is diep bachelardiaans. De filosoof benadrukte steeds dat materie nooit inert is, dat het altijd in wording is, altijd vatbaar voor transformatie. Russell verkent deze intuïtie via haar papieren sculpturen die organisch lijken te groeien, alsof ze gehoorzamen aan hun eigen interne logica van groei.

Het denken van Bachelard helpt ons ook te begrijpen waarom de werken van Russell zo hypnotiserend zijn. De filosoof sprak van een “materialiserende dagdroom” die ons direct verbindt met de substanties van de wereld. Voor de uitgesneden doeken van Russell betreden we een vorm van actieve contemplatie waarbij onze blik niet slechts over het oppervlak glijdt, maar letterlijk doordringt tot in de diepten van het werk. Deze uitsneden creëren doorgangen, drempels tussen verschillende toestanden van materie. Hier denken we aan het bachelardiaanse begrip van het poëtische ogenblik, dat moment waarop de gewone tijd wordt opgeschort om plaats te maken voor een verticaliteit van de ervaring. De werken van Russell zijn precies machines om zulke ogenblikken te produceren.

Wat Russell onderscheidt van zoveel andere hedendaagse kunstenaars, is dat zij een ogenschijnlijk destructief gebaar, snijden, kerven, insnijden, transformeert tot een diep creatief handeling. Het is alsof zij het gebruikelijke proces van artistieke creatie omkeert. In plaats van materie toe te voegen op een maagdelijk oppervlak, onttrekt ze die om nieuwe dimensies te laten verschijnen. Deze subtractieve benadering doet denken aan de klassieke beeldhouwkunst waar, zoals Michelangelo zei, de kunstenaar de figuur bevrijdt die gevangen zit in het marmerblok. Maar bij Russell gaat het niet zozeer om het bevrijden van een reeds bestaande vorm, als wel om het creëren van een nieuwe ruimte-tijd via het snijgebaar zelf.

Haar recente werken met organza drijven deze logica nog verder. Deze industriële stof, zowel stevig als etherisch, wordt onder haar scalpel een ideaal medium om de grenzen tussen materialiteit en immaterialiteit te verkennen. De moiré-effecten die ontstaan door het overlappen van de uitgesneden lagen zorgen voor een optische verwarring die onze perceptie destabiliseert. We weten niet goed meer waar het oppervlak begint en eindigt. Deze perceptieve ambiguïteit doet denken aan de reflecties van Merleau-Ponty over het zien [4]. Voor de filosoof is zien nooit een passieve ontvangsthandeling, maar een actieve exploratie waarbij ons hele lichaam zich in de waarneming engageert. Voor de werken van Russell ervaren we precies die belichaamde visie waar Merleau-Ponty over sprak, waarbij zien ook aanraken, bewegen en het ruimte innemen is.

Kunstcritici hebben Russell vaak vergeleken met Lucio Fontana, wat zowel terecht als beperkend is. Natuurlijk beoefenen beiden het insnijden van het doek als een fundamenteel gebaar. Maar waar Fontana probeerde het doek te openen naar een metafysisch verder, lijkt Russell meer geïnteresseerd in de formele en zintuiglijke mogelijkheden die het snijden biedt. Haar werkwijze doet mij meer denken aan die van Henri Matisse in zijn laatste jaren, toen hij zich richtte op uitgesneden papier. Net als Matisse gebruikt Russell de uitsnede om een soort negatieve tekening te creëren, waarbij de ruimte tussen de vormen betekenis krijgt. “Het is alsof je achterstevoren tekent,” zegt ze. Deze benadering sluit aan bij Merleau-Ponty’s reflectie over het zichtbare en onzichtbare, waarbij wat niet direct wordt waargenomen toch bijdraagt aan het structureren van onze visuele ervaring.

Deze fenomenologische dimensie is bijzonder duidelijk in haar nieuwe tentoonstelling “The Pattern of Surface” die momenteel te zien is in Galerie Karsten Greve in Parijs, waar Russell het begrip oppervlakte onderzoekt als “ruimte van ondervraging tussen het zichtbare en het onzichtbare”. Haar doeken nodigen de toeschouwer uit om “door te kijken”, spelend met de spanning tussen wat wordt waargenomen en wat verborgen is. Dit spel tussen aanwezigheid en afwezigheid, tussen wat wordt getoond en wat wordt gesuggereerd, stond centraal in de zorgen van Merleau-Ponty. Voor hem wordt het zichtbare altijd gedubbeld door een onzichtbaar dat niet zijn tegengestelde is, maar zijn verlengstuk, zijn keerschijn. De werken van Russell manifesteren precies deze dialectiek. De uitgesneden delen van het doek zijn niet gewoon leegtes, maar negatieve aanwezigheid die actief onze perceptie van het geheel structureert.

De temporele dimensie is eveneens centraal in het werk van Russell. Haar herhalende, bijna meditatieve gebaren drukken in het materiaal het spoor van de tijd die besteed is aan het creëren. Zoals zij zelf uitlegt: “Herhaling creëert leegte en materie. Deze repetitieve tekens creëren een oppervlak en een driedimensionaal object”. Dit scherpe bewustzijn van de voorbijgaande tijd, van de duur die belichaamd wordt in de artistieke handeling, weerklinkt de reflecties van Bergson over de duur [5]. Voor de filosoof is duur geen abstracte, meetbare tijd, maar een geleefde, kwalitatieve ervaring, waarbij elk moment alle voorgaande momenten in zich draagt. De werken van Russell, met hun herhaalde maar nooit identieke insnijdingen, belichamen perfect dit bergsoniaanse begrip van tijd als een continue en heterogene stroom.

Wat ik fijn vind aan Russell, is dat ze het onzichtbare tastbaar maakt. Haar uitsnijdingen zijn geen simpele gaten in het materiaal, maar openingen naar een ander regime van zichtbaarheid. Ze creëren drempels, doorgangen tussen verschillende perceptiestaten. Hiermee sluit haar werk aan bij een lange artistieke traditie die, van Mallarmé tot Merleau-Ponty, heeft geprobeerd de grenzen van het zichtbare te verkennen. Maar Russell doet dat met een frisheid en inventiviteit die deze traditie volledig vernieuwen. Ze is geen illustratrice van filosofische concepten, maar een kunstenaar die via haar unieke praktijk haar eigen visuele denken produceert.

Ik zou haar werk uren kunnen analyseren, maar ik laat u liever zelf deze ademende werken zien, deze vibrerende oppervlakken, deze boeken getransformeerd in vreemde wezens in Galerie Karsten Greve in Parijs, waar “The Pattern of Surface” te zien is tot 5 april 2025. Want de kunst van Russell is niet iets om over te vertellen, het is iets om te ervaren. Het is een kunst die al onze zintuigen aanspreekt, die ons uitnodigt onze relatie tot het oppervlak, tot het beeld, tot de representatie te heroverwegen. Terwijl onze wereld verzadigd is met platte en directe beelden, herinnert Russell ons eraan dat zien ook aanraken, bewonen, exploreren is. Haar werken zijn uitnodigingen tot reizen, machines om onze perceptie te vertragen, te intensiveren, scherper te maken.

Dus, ga ervoor, stelletje snobs, verlaat je artistieke comfortzone en laat je verrassen door deze Schotse die, gewapend met slechts een scalpel, onze relatie tot oppervlak en diepte, tot het zichtbare en onzichtbare, tot vernietiging en creatie, opnieuw uitvindt. De kunst van Georgia Russell is geen voorbijgaande trend of een marktkaping. Het is een visueel avontuur dat ons herinnert waarom we kunst nodig hebben: om de wereld anders te zien, om haar in al haar complexiteit te ervaren, om te ontdekken dat het oppervlak nooit zomaar een oppervlak is, maar altijd al een diepte.


  1. Mallarmé, Stéphane. “Een worp met de dobbelstenen zal het toeval nooit afschaffen”, Cosmopolis, mei 1897.
  2. Mallarmé, Stéphane. “Volledige werken”, Éditions Gallimard, Bibliothèque de la Pléiade, 1998.
  3. Bachelard, Gaston. “De poëtica van de ruimte”, Presses Universitaires de France, 1957.
  4. Merleau-Ponty, Maurice. “Het Oog en de Geest”, Éditions Gallimard, 1964.
  5. Bergson, Henri. “Essay over de onmiddellijke gegevens van het bewustzijn”, Félix Alcan, 1889.
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

Georgia RUSSELL (1974)
Voornaam: Georgia
Achternaam: RUSSELL
Geslacht: Vrouw
Nationaliteit(en):

  • Verenigd Koninkrijk

Leeftijd: 51 jaar oud (2025)

Volg mij