Luister goed naar me, stelletje snobs. Denken jullie alles te weten over hedendaagse kunst, met jullie pretentieuze discussies over post-structuralistische deconstructie? Maar kennen jullie echt Grayson Perry, die ridder in de Orde van het Britse Rijk die in een jurk met ruches rondloopt terwijl hij werken maakt die die zelfgenoegzame glimlach van je wegrukken?
Perry is niet zomaar een kunstenaar, hij is een cultureel fenomeen, een esthetische aardbeving die de Britse artistieke gevestigde orde tot in haar Victoriaanse fundamenten heeft doen schudden. Geboren in 1960 in Essex, een regio die de Londense intelligentsia nauwelijks verhuld minacht, heeft hij het ondenkbare bereikt: het prestigieuze Turner Prize winnen in 2003 en keramiek binnenbrengen in het heiligste der heiligen van de hedendaagse kunst.
Wat Perry onderscheidt is zijn bijna bovennatuurlijke vermogen om bijtende sociale kritiek te weven in het weefsel van zijn werken zelf. Zijn vazen met klassieke vormen, gedecoreerd met provocerende beelden en onheilige teksten, vertegenwoordigen een frontale botsing tussen technische verfijning en een compromisloze visie op de hedendaagse Britse samenleving. Juist die spanning maakt zijn werk zo krachtig.
Neem als voorbeeld zijn reeks tapijten “The Vanity of Small Differences” (2012). Geïnspireerd door William Hogarths “The Rake’s Progress”, biedt Perry ons een bijtende verkenning van sociale mobiliteit in Groot-Brittannië. Door deze zes monumentale tapijten volgt hij de opkomst en val van Tim Rakewell, een fictief personage dat met tragische onhandigheid navigeert tussen sociale klassen. Elk tapijt is een microkosmos overladen met onthullende details: merknamen, huishoudelijke voorwerpen, kleding, al die sociale markers die zo meedogenloos sociale klassen definiëren in Groot-Brittannië.
Dit werk herinnert ons aan de opvatting van Pierre Bourdieu over sociale onderscheiding. De Franse socioloog toonde aan hoe onze esthetische voorkeuren niet zomaar persoonlijke voorkeuren zijn, maar instrumenten van sociale positionering [1]. In “La Distinction” (1979) legt Bourdieu uit hoe onze culturele keuzes de bestaande sociale hiërarchieën versterken. Perry illustreert deze theorie briljant door te tonen hoe het culturele kapitaal van Tim Rakewell evolueert terwijl hij de sociale ladder beklimt, van boodschappen doen bij de kortingssupermarkt tot gastronomische diners.
“Goede smaak, en klasse voor degene die klasse bepaalt”, schreef Bourdieu, en Perry laat ons precies zien hoe dat mechanisme werkt in de hedendaagse Britse samenleving. De wandtapijten onthullen hoe onze voorkeuren in voedsel, meubels, kunst en zelfs lichaamstaal indicatoren zijn van onze sociale positie. Zoals Perry zelf heeft gezegd: “Ik ben geïnteresseerd in hoe we onze status aangeven via wat we bezitten en consumeren” [2].
Deze sociologische overweging beperkt zich niet tot zijn wandtapijten. In “The Tomb of the Unknown Craftsman” (2011), een installatie die werd gepresenteerd in het British Museum, heeft Perry een krachtig eerbetoon gecreëerd aan de anonieme ambachtslieden wiens werk onze musea vult maar wiens namen door de geschiedenis zijn weggewist. Dit werk is een diepgaande meditatie over de waarde die we toekennen aan kunst en ambacht, en over hoe deze waarden worden gevormd door machtsstructuren.
Als we het over machtsstructuren hebben, hoe kunnen we dan Perrys travestie onbenoemd laten? Zijn alter ego, Claire, is niet zomaar een excentriciteit, maar een provocerend commentaar op sociale constructies van gender. Als Claire, die hij beschrijft als “een hervormende matriarch uit de 19e eeuw, een protesterende middle-England’er voor No More Art, een modelvliegtuigbouwer, of een vrijheidstrijder uit Oost-Europa”, doorbreekt Perry onze verwachtingen over wat een mannelijke kunstenaar “zou moeten” zijn.
Dit spel met genderidentiteiten herinnert ons aan de theorieën van Judith Butler over genderperformativiteit. In “Trouble in Gender” (1990) stelt Butler dat gender geen aangeboren essentie is, maar een sociale performance die we voortdurend herhalen [3]. Perry belichaamt deze theorie letterlijk en toont hoe gender geconstrueerd, gedeconstrueerd en opnieuw geconstrueerd kan worden. Als Claire onthult hij de arbitraire aard van gendernormen en viert hij het genot van transgressie.
Maar laat je niet misleiden, Perry is niet zomaar een provocateur die schokkend wil zijn. Zijn werk is geworteld in een diep begrip van kunstgeschiedenis en indrukwekkende technische beheersing. Zijn keramiek verwijst naar diverse tradities, van Griekse potterie tot volkskunst, en is tegelijk resoluut eigentijds. De wikkeldraai-techniek die hij gebruikt om zijn vazen te maken is millenniaoud, maar de afbeeldingen en teksten die ze sieren zijn ondubbelzinnig 21e-eeuws.
Deze fusie van het traditionele en het hedendaagse is vooral duidelijk in “The Walthamstow Tapestry” (2009), een monumentaal werk van 15 meter lang. Geïnspireerd door het wandtapijt van Bayeux en de “Zeven levensfases van de mens”, volgt het een traject van geboorte tot dood via consumentensporen. Het ontwerp verwijst naar William Morris (geboren in Walthamstow), maar de uitvoering is beslist modern, digitaal gecreëerd en vervolgens geweven op een door computer gecontroleerd weefgetouw.
Het wandtapijt roept de overdenkingen van Guy Debord op over de spektakelsamenleving. In zijn gelijknamige werk uit 1967 bekritiseert Debord hoe consumptie authentieke sociale relaties heeft vervangen [4]. Perry actualiseert deze kritiek door te laten zien hoe ons bestaan wordt gekenmerkt door logo’s en merken, van luiers tot begrafenisdiensten. Het is een onttoverde maar diep inzichtelijke visie op het moderne leven, waar zelfs onze meest intieme momenten worden gemedieerd door de handel.
Wat Perry zo uniek maakt, is zijn vermogen om deze diepgaande vragen met humor en toegankelijkheid te benaderen. In tegenstelling tot zoveel hedendaagse kunstenaars die erop lijken vastbesloten te zijn het niet-ingewijde publiek uit te sluiten, zoekt Perry actief de communicatie met een breed publiek. Zijn televisie documentaires, zoals “All In The Best Possible Taste” (2012) of “Grayson Perry’s Big American Road Trip” (2020), zijn intelligente maar toegankelijke verkenningen van complexe onderwerpen als sociale klasse, gender en nationale identiteit.
Perry belichaamt wat kunsttheoreticus Arthur Danto “het einde van de kunst” noemde, niet het einde van de artistieke productie, maar het einde van de grote verhalen die bepaalden wat kunst “zou moeten” zijn [5]. In een posthistorische wereld, waar geen enkele stijl of medium wordt bevoordeeld, is Perry vrij om uit alle tradities te putten, hoge en lage cultuur te mengen, en de grenzen tussen kunst en ambacht te vervagen.
Deze vrijheid is bijzonder duidelijk in “A House for Essex” (2015), een samenwerking met het architectenbureau FAT. Dit huis, ontworpen als een tempel gewijd aan Julie Cope, een fictieve vrouw uit Essex, is een gedurfde mix van invloeden, van Byzantijnse kapellen tot Victoriaanse architecturale rariteiten. Het is zowel een kunstwerk, een functioneel vakantiehuis en een commentaar op de aspiraties en tragedies van het gewone leven.
Het huis is versierd met groene en witte keramische tegels, felrode houtwerk en een goudkleurig dak, een explosie van kleuren die de conventies van goede architecturale smaak tart. Binnen vertellen wandtapijten het verhaal van Julie, “geboren op Canvey Island dat in 1953 door een overstroming werd getroffen en vorig jaar werd overreden door een curry-bezorger in Colchester”. Het is grotesk, ontroerend en diep menselijk, zoals al Perry’s beste werken.
Wat al deze verschillende projecten verbindt, is Perry’s interesse in persoonlijke en collectieve verhalen. Zoals Roland Barthes (die Perry bewust vermijdt te citeren, misschien omdat hij te modieus is in kunstkringen) begrijpt Perry dat we leven door culturele mythologieën [6]. Maar in tegenstelling tot veel conceptuele kunstenaars die deze mythologieën met klinische afstand benaderen, doet Perry dit met bijtende empathie.
Neem bijvoorbeeld zijn gebruik van Alan Measles, zijn teddybeer uit zijn jeugd. In werken zoals “Tomb of the Unknown Craftsman” verschijnt Measles als een goddelijke figuur, een persoonlijke god die Perry heeft gecreëerd om te navigeren in een chaotische wereld. Het is zowel ontroerend als hilarisch, een erkenning dat we allemaal onze eigen mythologieën creëren om zin te geven aan ons leven.
Deze aandacht voor persoonlijke verhalen is duidelijk zichtbaar in “Portrait of the Artist as a Young Girl” (2007), Perry’s autobiografie geschreven in samenwerking met Wendy Jones. De titel verwijst naar de roman van James Joyce, maar de inhoud is bescheiden, vertelt over Perry’s moeilijke jeugd en zijn ontwikkeling als kunstenaar en travestiet. Het is een verhaal van overleving en transformatie dat ver buiten de kunstwereld weerklank vindt.
Perry’s kunst is diep geworteld in zijn persoonlijke ervaring, maar overstijgt de autobiografie om universele zorgen aan te pakken. Zijn keramiek is bedekt met verwijzingen naar zijn traumatische jeugd, zijn seksuele fantasieën en zijn sociale observaties, maar spreekt ook breder over de menselijke conditie. Zoals hij zelf zei: “Ik wil kunst maken voor mensen die niet naar kunstgalerieën gaan”.
Deze wens tot toegankelijkheid betekent niet dat zijn werk simplistisch is. Integendeel, het is dicht gelaagd, gevuld met historische, literaire en populaire verwijzingen. In “The Vanity of Small Differences”, bijvoorbeeld, echoot elk wandtapijt een religieus meesterwerk: “De aanbidding van de gevangengenomen strijders” verwijst naar de aanbidding van de wijzen, terwijl “#Lamentation” verwijst naar de talloze klaagzangen van Christus in de westerse kunst.
Deze verwijzingen zijn geen loutere intellectuele knipogen, maar middelen om het gewone tot heilige status te verheffen. Perry laat ons zien dat de rituelen van het hedendaagse leven, voetbalwedstrijden, familiediners, winkeluitjes, onze moderne equivalenten zijn van de religieuze scènes die eeuwenlang de westerse kunst domineerden. Er schuilt waardigheid in deze dagelijkse momenten, zelfs als ze vaak doordrenkt zijn van consumentisme en klassevooroordelen.
Dit vermogen om schoonheid en betekenis in het gewone te vinden, herinnert aan het werk van Michel de Certeau over dagelijkse praktijken. In “La création du quotidien” (1980) onderzoekt Certeau hoe gewone mensen betekenis creëren door hun dagelijkse activiteiten, vaak door de door culturele elites opgelegde structuren te omzeilen [7]. Perry doet iets soortgelijks door het leven en de voorkeuren van gewone mensen op te tillen tot kunst.
Maar Perry idealiseert de populaire cultuur niet. Hij is net zo kritisch over de vooroordelen en blindheid van de arbeidersklasse als over de pretenties van de middenklasse of de arrogantie van de elite. Zijn werk legt de tegenstrijdigheden en hypocrisieën van alle lagen van de Britse samenleving bloot, inclusief de kunstwereld waarvan hij nu deel uitmaakt.
Deze ambivalente positie, zowel insider als outsider, geeft Perry een uniek perspectief. Hij is nu Sir Grayson, een lid van het establishment, maar hij behoudt een kritische blik op de privileges en veronderstellingen van dat establishment. Zoals hij geestig zei: “Ik ben al lang lid van het establishment en misschien ontdekken degenen die zichzelf graag als controversieel beschouwen, dat ze nu ook lid zijn van het establishment.”
Deze ambivalentie ligt aan de basis van Perrys aantrekkingskracht. In een kunstwereld die vaak verdeeld is tussen ontoegankelijke elitisme en simplistisch populisme, vindt hij een zeldzaam evenwicht. Zijn werk is intellectueel stimulerend maar emotioneel toegankelijk, technisch bekwaam maar visueel direct, politiek geëngageerd maar nooit didactisch.
Wat Grayson Perry zo’n belangrijke kunstenaar maakt, is dat hij ons laat kijken naar onze wereld met een frisse blik. Of het nu gaat om onze klassevooroordelen, onze genderangsten of onze consumptierituelen, Perry laat ons de onzichtbare structuren zien die ons leven vormgeven. En hij doet dat met een onweerstaanbare combinatie van humor, empathie en technische deskundigheid.
Dus de volgende keer dat u een mannelijke figuur in een rokje met ruches op de Britse televisie ziet, zapt u niet weg. Want onder de pruiken en ruches schuilt een van de scherpzinnigste en meest vermakelijke sociaal commentatoren van onze tijd. Een kunstenaar die keramiek verandert in sociale satire, wandtapijten in klassencommentaar en zijn eigen leven in een meditatie over identiteit en authenticiteit. Een waar original in een wereld vol navolgers.
- Bourdieu, Pierre. “De onderscheiding: sociale kritiek van het oordeel.” Les Éditions de Minuit, 1979.
- Perry, Grayson. Interview in “The Guardian”, 9 november 2021.
- Butler, Judith. “Problemen in het geslacht: feminisme en de subversie van identiteit.” Routledge, 1990.
- Debord, Guy. “De maatschappij van het spektakel.” Buchet/Chastel, 1967.
- Danto, Arthur. “Na het einde van de kunst.” Seuil, 1996.
- Barthes, Roland. “Mythologieën.” Seuil, 1957.
- de Certeau, Michel. “De uitvinding van het dagelijks leven, 1.: Kunsten van het doen.” Gallimard, 1980.
















