Luister goed naar me, stelletje snobs, terwijl ik jullie vertel over een kunstenaar die onze zekerheden over hedendaagse Chinese schilderkunst volledig op zijn kop zet. Hao Liang (郝量), geboren in 1983 in Chengdu, is niet zomaar een schilder die de traditie recyclet, hij blaast die van binnenuit op met een verfijnde brutaliteit die de meesters van de Song-dynastie zich in hun graf zou doen omdraaien.
Deze kleine genie van het beschilderde zijde, opgegroeid in een familie van filmmakers en ondergedompeld in kunst dankzij zijn meter, een verzamelaar en leerling van Zhang Daqian, biedt ons een wereldbeeld waarin tijd niet langer die rechte pijl is die het Westen ons eeuwenlang heeft proberen voor te schotelen. Nee, bij Hao Liang is tijd een Borgesiaans labyrint waar tijdperken met de gratie van een kosmisch ballet in botsing komen. Jorge Luis Borges zelf zou applaudisseren voor deze werken die doen denken aan zijn meest duizelingwekkende verhalen, waarin het heden, verleden en toekomst zich vermengen in een macabere dans.
Neem zijn meesterwerk “The Virtuous Being” (2015), een horizontale rol van meer dan 9 meter lang. Dit werk is niet slechts een eenvoudige wandeling in een Chinese tuin, het is een tijdreis-machine die onze temporele referenties vergruizelt als een hydraulische hamer een Dali-horloge verpulvert. Wang Shizhen’s tuin uit de Ming-dynastie transformeert er geleidelijk in een hedendaags pretpark, met een reuzenrad dat draait als een kapotte klok en zijn gondels door de eeuwen heen werpt. Het is Borges die Walt Disney ontmoet in een koortsdroom van een taoïstische filosoof.
Maar Hao Liang is niet zomaar een tijdjongleur die speelt met verwijzingen naar de kunstgeschiedenis. Zijn technische beheersing van schilderen op zijde, een erfstuk van de guohua-traditie, is zo precies dat het bijna chirurgisch wordt. Elke penseelstreek is een incisie in het weefsel van de tijd, elke grijstint een geologische laag van de Chinese culturele herinnering. Het is alsof Walter Benjamin zijn theorie over geschiedenis had gereïncarneerd in de handen van een schilder uit Chengdu.
De reeks “Eight Views of Xiaoxiang” (2016) illustreert deze benadering perfect. Deze acht monumentale schilderijen zijn niet zomaar een herinterpretatie van een klassiek thema uit de Chinese schilderkunst, ze zijn een diepgaande meditatie over de aard van hedendaags kijken. Hao Liang ontleedt onze relatie tot het beeld met de precisie van een filosoferende neurochirurg. In “Eight Views of Xiaoxiang, Mind Travel” verandert hij de traditionele landkaart in een mentale landschap waar ruimte zich vouwt als in een droom van Einstein. Het is alsof Martin Heidegger landschapsschilder werd nadat hij Zhuangzi had gelezen.
De techniek van Hao Liang is van een hallucinerende virtuositeit. Op zijde, een materiaal zo delicaat als een celmembraan, legt hij oneindig dunne lagen inkt en minerale pigmenten over elkaar, en creëert diepte-effecten die duizelig maken. Zijn grijzen zijn geen simpele mengsels van zwart en wit, het zijn uitdijende universa, nevels van chromatische mogelijkheden die doen denken aan Hubble-telescoopfoto’s. Elk schilderij is een miniatuurkosmos, een picturale snaartheorie waarin dimensies verstrengeld zijn als in een sciencefictionroman.
In “Streams and Mountains without End” (2017), een werk van bijna 10 meter lang, slaagt Hao Liang erin het onmogelijke: Dong Qichang, de schildertheoreticus van de Ming-dynastie, te laten dialogeren met Wassily Kandinsky, alsof ze altijd voor deze ontmoeting bestemd waren. Kandinsky’s abstracte vormen dringen het traditionele Chinese landschap binnen, niet als indringers, maar als lang verloren neven die hun familie terugvinden. Het is een conceptuele krachttoer die kunstgeschiedenis verandert in een kwantum speelveld waarbij invloeden in alle temporele richtingen circuleren.
De artiest beperkt zich niet tot het jongleren met historische referenties, hij schept een nieuwe visuele taal die de gevestigde categorieën overstijgt. In zijn portretten verschijnen gezichten uit de zijde als geesten die eeuwen van meditatie hebben doorstaan. Zijn landschappen zijn geen weergaven van echte plekken, maar kaarten van de geest waarbij elke berg een gekristalliseerde gedachte is, elke rivier een stroom van bewustzijn.
De manier waarop Hao Liang temporaliteit in zijn werk behandelt, is revolutionair. Waar traditionele Chinese kunstenaars de eeuwigheid probeerden te vangen in hun landschappen, richt hij zich op het huidige moment in al zijn paradoxale complexiteit. Het is alsof Henri Bergson schilderlessen gaf aan een meester van de chan-traditie. Tijd is in zijn werken geen lineaire opeenvolging van gebeurtenissen, maar een constellatie van gelijktijdige ervaringen die elkaar door de eeuwen heen beantwoorden.
Zijn werk “Divine Comedy II” (2022) is op dit punt bijzonder indrukwekkend. Door een raster dat zowel een hedendaagse gevangenis oproept als de vezels van de zijde zelf, observeren we een scène die zich zowel in Dante’s hel als in een modern stadspark zou kunnen afspelen. Een persoon loopt met gebogen hoofd, gehuld in een wintermantel, en negeert de demonen die in de kale bomen zitten. Het is een allegorie van onze hedendaagse conditie waar het buitengewone en het banale in onderlinge onverschilligheid naast elkaar bestaan.
Deze vaardigheid om verschillende schildertradities met elkaar te verweven is niet zomaar een stijl oefening, het is een diepgaand antwoord op de crisis van de Chinese moderniteit. Hao Liang probeert het oude en het nieuwe niet te verzoenen, maar te laten zien dat deze scheiding zelf een illusie is. In zijn werken is traditie geen last om te dragen of af te wijzen, maar een levend instrument om over het heden na te denken. Het is alsof Walter Benjamin en Martin Heidegger elkaar hadden ontmoet in een klassieke Chinese tuin om te discussiëren over de aura in het tijdperk van digitale reproductie.
Het meest opmerkelijke aan Hao Liang is misschien wel dat hij het onzichtbare zichtbaar maakt. In “The Sad Zither” (2023) transformeert hij het melancholie van de dichter Li Shangyin in een reeks landschappen waar verdriet zelf de vorm lijkt te hebben aangenomen. De doffe kleuren, de vervagende vormen, de subtiele overgangen tussen abstractie en figuration creëren een visuele poëtiek die de taalkundige en culturele barrières overstijgt. Het is pure synesthesie, waar schilderkunst muziek wordt en muziek emotie.
De recente tentoonstelling in de Gagosian Gallery toont aan dat Hao Liang niet alleen een technische meester is, maar ook een ware filosoof met het penseel. Zijn werken zijn geen ramen op de wereld, maar spiegels die onze eigen temporele complexiteit reflecteren. In onze tijd die geobsedeerd is door het onmiddellijke, laat hij ons begrijpen dat elk ogenblik het echo van het verleden en de kiemen van de toekomst draagt.
De kunst van Hao Liang is een antwoord op de vraag naar contemporaneïteit in de Chinese schilderkunst. Het gaat niet simpelweg om het moderniseren van een traditie of het traditioneel maken van de moderniteit, maar om het creëren van een nieuw ruimte-tijd schilderkundig domein waar tegenstrijdigheden naast elkaar kunnen bestaan zonder opgelost te worden. Het is een kunst die denkt, ademt, leeft in het ritme van onze tijd terwijl het met één been in de eeuwigheid blijft staan.
















