Luister goed naar me, stelletje snobs. Hiroshi Senju is niet zomaar een kunstenaar die watervallen schildert. Hij is de schepper van een wereld waarin water de belichaming wordt van verstrijkende tijd, onvermijdelijk, net als ons leven. In zijn atelier in New York transformeert deze Japanse man minerale pigmenten in echte natuurlijke fenomenen op moerbeipapier. Op 67-jarige leeftijd blijft hij zijn kleuren gieten als een hedendaagse alchemist, creëert hij werken die onze perceptie van traditionele Japanse kunst tarten.
Elke waterval van Senju is een visuele paradox: tegelijk bevroren en in voortdurende beweging. Het is precies deze spanning die ons aantrekt, ons hypnotiseert, en ons minutenlang voor zijn monumentale doeken laat staan, minuten die eindeloos lijken. Het water valt, maar raakt nooit de grond. Het schuim vormt zich, maar verdwijnt nooit. De tijd staat stil in een eeuwig heden.
Zijn monumentale werk “The Fall”, gepresenteerd op de Biënnale van Venetië in 1995, is emblematisch geworden voor zijn kunst. Deze waterval van 14 meter breed leek uit het niets tevoorschijn te komen, en creëerde een oorverdovende, stille geluid. Dit werk leverde hem een eervolle vermelding op, als eerste Aziatische kunstenaar die deze onderscheiding voor een schilderij ontving. Critici merkten op hoe bezoekers plotseling stil werden bij deze immense witte vlakte tegen een zwarte achtergrond. Alsof het water zijn eigen taal aan de toeschouwer oplegde.
De techniek van Senju is interessant in zijn ogenschijnlijke eenvoud. Hij giet letterlijk de pigmenten vanaf de bovenkant van het doek, waarbij de zwaartekracht gedeeltelijk het werk orkestreert. Zoals kunstcriticus Elliat Albrecht benadrukt: “Er wordt gesuggereerd dat hij een alchemist is, die aarde-pigmenten transformeert in water en lucht om de poëtiek van de materiële wereld te verkennen” [1]. Maar deze beschrijving, hoewel poëtisch, doet geen recht aan de complexiteit van zijn proces. Want Senju giet niet alleen, hij leidt, controleert, past aan, met een bijna obsessieve precisie.
Als meester van de nihonga, deze traditionele Japanse schilderkunst met natuurlijke pigmenten, had Senju zich kunnen beperken tot een respectvolle beschermer van deze erfenis. In plaats daarvan heeft hij deze duizend jaar oude traditie samengesmolten met het Amerikaanse abstract expressionisme, en zo een visuele taal gecreëerd die zowel diep geworteld als resoluut modern is. Deze hybridisatie is geen eenvoudige stijl-oefening, maar een diepgaande reflectie op onze menselijke conditie in het tijdperk van globalisering.
De Japanse filosoof Kitaro Nishida sprak in zijn concept van “basho” (plaats) over de noodzaak van een ruimte waar tegenstellingen kunnen samengaan zonder elkaar te vernietigen [2]. De watervallen van Senju belichamen dit idee perfect. Ze zijn zowel Japanse cultuur als universele expressie, traditie en innovatie, natuur en kunstmatigheid, moment en eeuwigheid. Zij creëren die “basho” waar onze blik kan rusten, verdwalen en uiteindelijk zichzelf terugvinden.
Veel critici hebben lang weerstand geboden tegen de aantrekkingskracht van zijn watervallen. Te mooi, te toegankelijk, te… perfect. Sommigen verdenkten ze ervan decoratieve objecten te zijn, vermomd als hedendaagse kunst. Maar een grondigere analyse onthult de subtiliteit van hun engagement met onze gebroken tijd. In een wereld waar water een kostbare en betwiste hulpbron wordt, waar natuurrampen zich opstapelen, zijn deze watervallen geen rustgevende beelden, maar ecologische memento mori.
Neem “Ryujin I” en “Ryujin II”, die fluorescerende watervallen die hij in 2015 in Venetië presenteerde. Onder blacklight krijgen ze een bijna radioactieve dimensie, die tegelijk bovennatuurlijke schoonheid en mogelijke contaminatie oproept. Deze ambivalentie staat centraal in het recente werk van Senju, een ambivalentie die ons dwingt onze relatie tot de natuur in het antropoceen te heroverwegen.
De filmmaker Andreï Tarkovski schreef dat “water een mystiek en magisch element is” [3]. In zijn films, met name “Het Offer”, verschijnt water als een symbool van zuivering, maar ook van vernietiging. De watervallen van Senju dragen dezelfde dualiteit in zich. Ze trekken ons aan door hun vredige schoonheid, terwijl ze ons herinneren aan de potentieel vernietigende kracht van water. “De watervallen (heraclitaanse symbolen van het leven, maar ook, in de loop van de tijd, van krachten die iets zo schijnbaar blijvends als rotsen kunnen vernietigen)” zoals Albrecht terecht opmerkt [1].
De benadering van Senju ten aanzien van licht is bijzonder veelzeggend. In tegenstelling tot de gebruikelijke praktijk waarbij nihonga-schilderijen in zwak verlichte ruimtes worden tentoongesteld, geeft hij er de voorkeur aan dat de zijne in natuurlijk licht worden bekeken. Deze voorkeur is niet willekeurig. Het getuigt van zijn overtuiging dat kunst in onze wereld moet leven, met haar moet ademen en er mee moet veranderen. Toen architect Ryue Nishizawa in 2011 het Hiroshi Senju Karuizawa Museum ontwierp, werd deze filosofie vertaald in een gebouw met glazen muren, waar de grenzen tussen binnen en buiten vervagen.
Dit museum is op zichzelf een totaal kunstwerk, waar architectuur en schilderkunst een dialoog aangaan met het omliggende landschap. De hellende vloer volgt de natuurlijke helling van het terrein, wat zorgt voor een fysieke progressie die onze emotionele voortgang door de tentoonstelling begeleidt. Zoals Senju uitlegt: “Ik geloof dat de wereld tijdens mijn leven een plaats zal worden waar geen muren nodig zijn en waar we elkaar vertrouwen. Daarom is het Karuizawa Museum zelf een boodschap aan de wereld van de 21ste eeuw over een wereld zonder grenzen” [1].
Deze visie van een wereld zonder grenzen kan naïef lijken in onze tijd van muren en herlevend nationalisme. Toch ligt het ten grondslag aan Senju’s artistieke praktijk. Zoals hij stelt: “Voor mij is er geen grens tussen figuratieve en abstracte schilderkunst. Ik beweeg me vrij tussen de twee” [1]. Deze bewegingsvrijheid is meer dan een esthetische benadering, het is een ethische houding in een wereld die geobsedeerd is door classificaties.
Tegenwoordig sieren de werken van Senju openbare ruimtes zoals de internationale luchthaven Haneda in Tokio, de tempel Kongobuji op de berg Kōya, en zelfs het Japanse huis Shofuso in Philadelphia. In elk van deze plekken creëren zijn watervallen een pauze, een moment van contemplatie in de onophoudelijke stroom van het moderne leven. Ze nodigen ons uit om te vertragen, te ademen, echt te kijken.
Maar vergis u niet, deze werken zijn niet louter oefeningen in visuele meditatie. Ze dragen een subtiele kritiek op onze relatie met tijd in zich. In een cultuur die gedomineerd wordt door het ogenblik, onmiddellijke bevrediging, stelt Senju een andere tijdservaring voor. Zijn watervallen confronteren ons met geologische tijd, een tijd die het mensdom voorafgaat en zal overleven.
In een interview deelde Senju deze onthullende anekdote: “Ik probeerde mijn eerste waterval te schilderen nadat ik een kudde wilde herten had gevolgd in een afgelegen gebied van Hawaï. Ik zag een mannetje dat snel verdween in de bomen. Later, bij het proberen de scène opnieuw te creëren, besloot ik het beeld van vallend water op te roepen als middel om de kracht en het heilige karakter van het dier te suggereren” [4]. Deze oorsprong is bijzonder betekenisvol; de waterval is geen doel op zich, maar een middel om iets ongrijpbaars, vluchtigs op te roepen.
Deze zoektocht naar het ongrijpbare staat centraal in het werk van Senju. Zoals elke grote kunstenaar probeert hij het onzichtbare zichtbaar te maken, vorm te geven aan wat geen vorm heeft. Zijn watervallen zijn fysieke manifestaties van een werkelijkheid die ons voortdurend ontglipt: de tijd die verstrijkt, het leven dat stroomt, onze eigen sterfelijkheid.
In zijn recentste werken, vooral die met fluorescerende pigmenten, verkent Senju wat hij noemt “de mysterieuze en mystieke kwaliteit van de nacht en dat deel van ons dat daarin verblijft” [4]. Deze nachtelijke watervallen, gezien onder blacklight, creëren een bijna droomachtige ervaring. Ze herinneren ons eraan dat de nacht niet simpelweg de afwezigheid van dag is, maar een ruimte-tijd met zijn eigen kwaliteiten, zijn eigen bestaan.
Het is interessant om te zien hoe Senju, na veertig jaar carrière en meer dan 10.000 geproduceerde werken, toch ontevreden blijft. Zoals hij bekent: “Gedurende 40 jaar ben ik mijn schilderijen met ijver tegemoetgetreden, ongeacht de periode. Toch, als ik nu naar mijn vroegere werken kijk, denk ik dat ze nogal amateuristisch zijn” [4]. Deze chronische ontevredenheid is de motor van zijn voortdurende creativiteit. Ze getuigt van een zeldzame nederigheid bij een kunstenaar van zijn kaliber. In een tijd waarin hedendaagse kunst vaak gereduceerd lijkt tot spectaculaire gebaren of onduidelijke concepten, herinnert Senju’s werk ons eraan dat eenvoud diepgaand kan zijn. Een waterval, wat is er banaal aan? En toch wordt dit universele motief in zijn handen een poort naar fundamentele existentiële vragen.
Het meest indrukwekkende aan Senju’s werk is wellicht zijn vermogen om multisensorische ervaringen te creëren vanuit een voornamelijk visueel medium. Zoals hij uitlegt: “Wanneer je eet, ervaar je voedsel via meerdere zintuigen: temperatuur, textuur, smaak en zicht. In wezen kan kunst met al je zintuigen ervaren worden. Elk zintuig heeft een sterke relatie met een ander” [1]. Voor zijn watervallen hoor je bijna het geluid van water, voel je de vochtigheid van de lucht, neem je de frisheid van het schuim waar.
Deze synesthetische dimensie is bijzonder aanwezig in zijn installatie in de tempel Kongobuji. De fusuma (schuifdeuren van papier) die hij voor deze heilige plaats heeft gecreëerd, veranderen de architecturale ruimte in een totaal meeslepende ervaring. De bezoeker is niet langer slechts toeschouwer, maar deelnemer aan een ruimtelijke choreografie waar architectuur, schilderkunst en spiritualiteit samenkomen.
De wereld van de hedendaagse kunst blijft vaak sceptisch tegenover kunstenaars die zich tot spiritualiteit wenden. Te vaak gaat het om een pose, een new age-lakje over een conceptuele leegte. Maar Senju’s werk ontsnapt aan deze val. Zijn spiritualiteit is niet aangeplakt; ze is intrinsiek aan zijn praktijk. Ze ligt in zijn relatie met de materialen, in zijn creatieve proces, in zijn opvatting van tijd.
In 2020 ontving Senju de 77e Keizerlijke Prijs en de Prijs van de Kunstacademie van Japan voor zijn uitzonderlijke prestaties. In 2022 werd hij gekozen tot lid van de Kunstacademie van Japan, waarmee hij de jongste kunstenaar werd die deze eer ontving. Deze institutionele erkenningen bevestigen wat velen al wisten: Senju is een van de belangrijkste levende kunstenaars van Japan.
Maar boven deze eerbewijzen uit, ligt de ware waarde van zijn werk in zijn vermogen om ons te raken, ons iets te laten voelen in een wereld die steeds meer verdoofd raakt. In een recent interview verklaarde hij: “Tegenwoordig vechten mensen met kleine verschillen, groeit de haat en beginnen oorlogen. Maar de natuurlijke wereld is een toevluchtsoord en een gedeelde ruimte die de natuurlijke, culturele en ideologische grenzen overstijgt” [4].
Deze visie op de natuurlijke wereld als toevluchtsoord en gemeenschappelijke grond ligt aan de basis van Senju’s artistieke project. Zijn watervallen zijn geen beelden van watervallen, het zijn voorstellen voor een andere manier om in de wereld te zijn, de tijd te bewonen, en samen te bestaan met de natuur.
Terwijl we navigeren in een onzekere tegenwoordigheid en een zorgwekkende toekomst, biedt Senju’s werk ons een moment van rust, een adempauze. Niet als een vlucht uit de realiteit, maar als een diepere onderdompeling erin. Want wat zijn watervallen ons tenslotte laten zien, is dat schoonheid niet het tegengestelde van waarheid is, maar de puurste manifestatie ervan.
- Albrecht, E. (2017). “No Need for Walls.” Ocula Magazine.
- Nishida, K. (1926). “Logic of Place and Religious Worldview.” Iwanami Shoten.
- Tarkovski, A. (1989). “Le Temps scellé.” Cahiers du cinéma.
- “Confronteren met het ‘Onvoldoende Zelf’.” (2019). My Philosophy Global.
















