English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Jason Martin : het oneindige schilderen met een penseel

Gepubliceerd op: 22 Augustus 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 11 minuten

Jason Martin creëert reliëfschilderijen waarbij de gekleurde materie tot sculptuur wordt. Door pigmenten en olie met door hem ontworpen gereedschappen op metaal aan te brengen, genereert hij hypnotische golvingen. Zijn repetitieve gebaren veranderen het vlakke oppervlak in een zintuiglijke topografie die licht en schaduw vangt afhankelijk van het gezichtspunt van de toeschouwer.

Luister goed naar me, stelletje snobs : Jason Martin heeft ons eraan herinnerd dat schilderkunst, verre van dood te zijn door de impact van digitale kunst en installatiekunst, een sculpturale vitaliteit behoudt die ons diep raakt. Geboren in 1970 op het eiland Jersey, heeft deze Britse schilder meer dan drie decennia besteed aan het bewijzen dat monochrome abstractie ons nog steeds kan adembenemen. Zijn doeken zijn geen eenvoudige formalistische oefeningen; ze vormen ware lichamelijke ervaringen die onze relatie met ruimte, tijd en de schilderachtige materie zelf bevragen.

Opgeleid aan het Chelsea College of Art en daarna aan het Goldsmiths College in Londen in de jaren 1990, onderscheidde Martin zich snel van zijn tijdgenoten uit de Young British Artists door te kiezen voor abstracte gebarenkunst in plaats van mediatisc/he schandaal. Waar Damien Hirst haaien in formaldehyde plaatste en Tracey Emin haar onverzorgd bed exposeerde, koos Martin voor een meer ingetogen maar niet minder radicale aanpak: het fysische potentieel van schilderkunst tot het scultpirale reliëf te vormen verkennen.

Zijn eerste werken uit de jaren 1990 tonen al een obsessie voor de materialiteit van pigment. Door olieverf of acryl op aluminium, roestvrij staal of plexiglas aan te brengen, gebruikt Martin kam-achtige gereedschappen om groeven te creëren die golven en pulseren aan het oppervlak van zijn composities. Deze repetitieve bewegingen, die het oppervlak van zijn panelen bestrijken in een vloeiende en unieke beweging, transformeren de verf tot een reliëf waar elke materielaag het verhaal van haar eigen ontstaan vertelt.

De evolutie van zijn praktijk getuigt van een voortdurende zoektocht. Na een pauze van drie jaar met olieverf keerde Martin terug naar dit medium met een vernieuwde, meer minimalistische benadering. Zijn werken van de laatste jaren, zoals die getoond in 2017 in de Lisson Gallery, tonen een formele vereenvoudiging: de felle kleuren maken plaats voor genuanceerde grijzen, poederige witten en diepe zwarten. Deze ontwikkeling naar een beperkte palet verarmt zijn werk niet; het concentreert en intensifieert het.

De architectuur van kleur

Jason Martins werk voert een stille maar aanhoudende dialoog met architectuur. Zijn schilderijen zijn geen simpele objecten om aan muren te hangen; ze veranderen de ruimte eromheen, waarbij een spanning ontstaat tussen de traditionele tweedimensionaliteit van schilderkunst en de driedimensionaliteit van sculptuur. Deze formele ambiguïteit roept de bezorgdheden op van minimalistische architecten die sinds de jaren 1980 proberen de essentie van ruimte te onthullen door decoratieve elementen te reduceren en de nadruk te leggen op pure materialiteit.

In minimalistische architectuur, net als in de doeken van Martin, moet elk element zijn aanwezigheid rechtvaardigen. Architecten zoals Tadao Ando of Peter Zumthor bouwen met beton, licht en schaduw meditatieve ruimtes die de zintuiglijke ervaring boven ornamentiek plaatsen [1]. Evenzo bouwt Martin zijn composities met kleur, textuur en gebaar, waarbij hij schilderachtige ruimtes creëert die uitnodigen tot contemplatie. Zijn getrokken oppervlakken roepen de ruwe betonmuren op waar de afdruk van de bekisting het bouwproces onthult, waardoor de technische noodzaak in esthetische kwaliteit wordt omgezet.

Martins architecturale benadering manifesteert zich ook in zijn relatie tot schaal. Zijn grote doeken functioneren als kleurrijke scheidingswanden die de tentoonstellingsruimte afbakenen en kwalificeren. Wanneer het licht hun reliëf streelt, onthult het de complexe topografie van hun oppervlak, waardoor schaduwspelen en reflecties ontstaan die variëren afhankelijk van de positie van de toeschouwer. Deze interactie tussen het werk en zijn lichte omgeving doet denken aan de manier waarop minimalistische architectuur natuurlijk licht gebruikt om de schoonheid van onbehandelde materialen te onthullen.

De serie van zijn werken in gegoten metaal brengt deze architecturale logica nog verder. Door zijn schilderachtige gebaren om te zetten in materialen zoals koper, zilver en goud, verandert Martin de schilderkunst in ware muurarchitectuur. Deze metalen reliëfs, met hun perfect gepolijste oppervlakken die de omgeving weerspiegelen, creëren een constante dialoog tussen binnen en buiten, tussen het werk en de ruimte die het herbergt. Ze functioneren als fragmenten van architectuur die de herinnering aan het artistieke gebaar dat hen heeft voortgebracht, hebben behouden.

De architecturale dimensie van zijn werk bereikt zijn hoogtepunt in monumentale werken zoals “Behemoth”, een zwarte kurken kubus van meer dan anderhalve meter hoog, tentoongesteld in de Lisson Gallery in 2012. Deze sculptuur, die zowel doet denken aan de Kaäba in Mekka als aan een minimalistisch monument van Donald Judd, dwingt de toeschouwer om zijn fysieke aanwezigheid te aanvaarden, eromheen te draaien om te proberen de essentie ervan te begrijpen. Zoals de beste architectonische realisaties onthult het zich nooit volledig vanuit één gezichtspunt, en houdt het de toeschouwer in een staat van voortdurende ontdekking.

Martins relatie tot ruimte beperkt zich niet tot deze formele overwegingen. Zijn schilderijen genereren wat men een ‘mentale ruimte’ zou kunnen noemen, een architectuur van contemplatie die de fysieke grenzen van het kader overstijgt. De golvingen van zijn monochrome oppervlakken creëren denkbeeldige horizonnen, abstracte landschappen die zowel de woestijnduinen als de golven van de oceaan oproepen. Dit vermogen om de immensiteit te suggereren binnen de grenzen van een rechthoekig formaat sluit aan bij de zorgen van architecten die proberen oneindige ruimtes te creëren binnen beperkte volumes.

De cinema van materie

De kunst van Jason Martin onderhoudt ook diepe banden met de abstracte cinema uit de jaren 1920, die revolutionaire beweging die probeerde beweging los te maken van iedere verhaallijn om alleen de pure visuele sensatie over te houden. Net als de pioniers van de absolute cinema, Hans Richter, Viking Eggeling, Walter Ruttmann of Oskar Fischinger, onderzoekt Martin de ritmische en muzikale mogelijkheden van zijn medium, waarbij hij het schilderoppervlak transformeert in een scherm waarop reeksen gebaren zich ontvouwen, gevangen in de materie.

De strepen die zijn doeken doorkruisen, doen denken aan de experimentele films van Richter in zijn “Rhythmus” (1921-1923), waar eenvoudige geometrische vormen dansten op het scherm volgens visuele cadensen [2]. Bij Martin creëert elke beweging van het gereedschap een opeenvolgende afbeelding, een frame van een film die nooit geprojecteerd zou worden maar zou blijven hangen in de eeuwigheid van de schilderkunst. De beweging van zijn arm beweegt zich over het doek zoals de filmstrook door de projector gaat, en drukt in de gekleurde materie het spoor van een verstreken tijd af.

Deze cinematische analogie krijgt een bijzondere dimensie als men kijkt naar de temporaliteit van het creatieve proces van Martin. Zijn recente werken in puur pigment vereisen weken droogtijd voordat hij de gekleurde lagen kan aanbrengen. Deze wachttijd, deze door de materie opgelegde geduldigheid, doet denken aan de lange statische opnamen van contemplatieve cinema, die momenten waarop de tijd lijkt stil te staan en het beeld een bijzondere dichtheid krijgt.

De invloed van abstracte cinema uit zich ook in de manier waarop Martin kleur benadert. De eerste experimentele filmmakers probeerden “muziek voor de ogen” te creëren, waarbij ze correspondenties legden tussen klankkleur en chromatische nuances. Wanneer Martin van het strikte monochroom overstapt naar de polychrome werken van zijn recente periode, orkestreert hij zijn kleuren volgens een muzikale logica. De parallelle banen van roze, geel en pistachegroen in zijn doeken uit 2020 creëren visuele harmonieën die de kleurenpaletten van Oskar Fischinger in zijn “Études” uit de jaren 1930 oproepen.

Deze cinematische benadering van schilderkunst stelt Martin in staat één van de fundamentele tegenstrijdigheden van hedendaagse kunst op te lossen: hoe beweging te creëren in een statisch medium. Zijn golvende oppervlakken vangen en veranderen het licht afhankelijk van de kijkhoek, wat een optisch effect creëert dat elke verplaatsing van de toeschouwer verandert in een nieuw filmisch plan. Het werk onthult zich nooit identiek aan zichzelf; het leeft, ademt en pulseert op het ritme van onze stappen.

De cinematische dimensie van zijn werk vindt haar theoretische rechtvaardiging in deze zin van Leon Battista Alberti die Martin graag citeert: “Schilderkunst creëert de illusie van diepte op het vlak”. Deze illusie ontstaat bij cinema door de snelle opeenvolging van stilstaande beelden; bij Martin ontstaat zij uit de gelaagdheid van de gekleurde materie die een daadwerkelijke fysieke diepte creëert terwijl ze imaginaire ruimtes suggereert.

De laatste werken van Martin, gemaakt tijdens de lockdown in zijn Portugese atelier, tonen een evolutie naar wat hij zelf noemt een cinema van kleur. Deze kleine doeken waarin verschillende tinten zich mengen en wederzijds besmetten, functioneren als storyboards van een abstracte film. Elke passage met de spatel komt overeen met een shot; elke laagovergang is een dissolutie. Martin schildert niet langer objecten of landschappen; hij filmt de geboorte en dood van kleuren, hun voortdurende transformatie op het gevoelige oppervlak van het doek.

Het erfgoed en de innovatie

De positie van Jason Martin in de geschiedenis van de hedendaagse kunst toont een opmerkelijke strategische intelligentie. In plaats van het modernistische erfgoed af te wijzen, kiest hij ervoor het te actualiseren door te putten uit de levenskracht van het gebarenabstractie terwijl hij er een hedendaagse gevoeligheid in injecteert. Zijn persoonlijke pantheon, bestaande uit Lucio Fontana, Jackson Pollock en Yves Klein, getuigt van deze wil tot synthese tussen verschillende benaderingen van abstracte kunst.

In Pollock’s werk legt Martin de choreografische dimensie van het creëren vast, het idee dat schilderen het dansen met het doek is. Maar waar de Amerikaan zijn grote oppervlakken bedekte met gestuele projecties, concentreert de Engelsman zijn energie op enkele essentiële bewegingen, waarbij hij de waanzin transformeert in meditatie. Van Fontana erft hij dit spatialistische concept dat het doek een drempel tussen twee werelden maakt, een doorgang naar het onbekende. Zijn dikke reliëfs creëren volumineuze “tagli”, positieve inkepingen die de verf in de echte ruimte projecteren. Van Klein ten slotte neemt hij de les van het absolute monochroom over, dat vermogen om één enkele kleur te laten resoneren tot die het oneindige uitdrukt.

Deze synthese is allesbehalve achterhaald. Martin kopieert zijn meesters niet; hij verwerkt ze om een diep persoonlijke schildertaal te creëren. Zijn technische innovaties, het gebruik van metalen dragers, de textuurhulpmiddelen die hij zelf vervaardigt, de gietingen in edelmetaal getuigen van een constante zoektocht. Elke nieuwe serie drijft de verkenning van de expressieve mogelijkheden van de schilderkunst verder.

De tentoonstelling “Sensation” van 1997 in de Royal Academy in Londen maakte de Young British Artists wereldkundig, maar Martin nam daar al een unieke positie in. In tegenstelling tot zijn tijdgenoten, die de voorkeur gaven aan provocatie en spektakel, zette hij in op discrete verleiding en zuivere emotie. Deze strategie, die op het moment van “Cool Britannia” gedateerd leek, blijkt nu vooruitziend. In een wereld vol agressieve beelden en heftige prikkels bieden zijn schilderijen een ademruimte en reflectiemoment die voldoen aan een diepgaande behoefte van onze tijd.

Verzamelaars en instellingen vergissen zich er niet in. Aanwezig in de collecties van het Hirshhorn Museum in Washington, het Denver Art Museum en de Peggy Guggenheim Collection in Venetië, vinden zijn werken een plek in de tempels van de hedendaagse kunst. Deze institutionele erkenning valideert een aanpak die formeel onderzoek boven conceptueel gemak stelt.

Martin claimt deze positie van evenwichtskunstenaar tussen traditie en innovatie. Zijn recente praktijk getuigt van een artistieke volwassenheid die hem in staat stelt zijn esthetische keuzes volledig te omarmen. Wanneer hij zijn benadering beschrijft als een poging om de “lege vaas van het minimalisme te vullen”, toont hij zijn subtiele inzicht in de uitdagingen van de hedendaagse kunst. Minimalisme had de kunst ontdaan van elke subjectieve expressiviteit; Martin injecteert er een sensuele en emotionele dimensie in zonder afstand te doen van de formele strengheid.

De persistentie van het zichtbare

Tegenwoordig, terwijl hedendaagse kunst lijkt te zijn geobsedeerd door dematerialisatie en conceptualisering, herinnert Jason Martin ons eraan dat schilderkunst unieke krachten behoudt. Zijn doeken vertellen geen verhalen; ze creëren ervaringen. Ze dragen geen boodschappen over; ze wekken sensaties op. Deze middelenbesparing, deze directe effectiviteit van kunst op onze zintuigen, vormt wellicht de meest waardevolle les van zijn werk.

De recente evolutie van zijn praktijk bevestigt deze intuïtie. De polychrome werken uit zijn Portugese periode onthullen een kalme Martin, bevrijd van de dwang van de kunstmarkt en kritische verwachtingen. Deze kleine doeken waarin roze, geel en groen zich vermengen, tonen een schilder die zijn weg heeft gevonden en die met nieuwe vrijheid verkent. Experimentatie gaat hier samen met technische beheersing, ogenschijnlijke spontaniteit verbergt een perfecte controle over de effecten.

Deze herwonnen vrijheid stelt Martin in staat de latente figuratieve dimensie van zijn kunst volledig te omarmen. Wanneer hij toegeeft zich te voelen “als een landschapsschilder vermomd als abstracte kunstenaar”, onthult hij de ware aard van zijn artistieke project. Zijn schilderijen stellen geen landschappen voor; ze creëren ze. Ze kopiëren de natuur niet; ze wedijveren ermee in schoonheid en complexiteit.

De reliëfs van zijn laatste werken doen inderdaad denken aan geologische formaties, mysterieuze erosies, gekleurde sedimentaties die het verhaal van de aarde vertellen. Maar deze evocatie blijft voldoende abstract om elke toeschouwer de vrijheid te geven zijn eigen associaties te projecteren. Daar ligt de kracht van Martin: het creëren van beelden die spreken tot ons visueel onderbewustzijn zonder het ooit vast te leggen in een eenduidige betekenis.

Dit vermogen om pure emotie op te roepen door louter het manipuleren van gekleurde materie plaatst Martin in de lijn van de grote coloristen uit de kunstgeschiedenis. Net als Turner met zijn zonsondergangen of Rothko met zijn kleurvelden, bereikt hij die mysterieuze zone waar de techniek vergeten wordt en slechts ruwe emotie overblijft. Zijn schilderijen functioneren als triggers van affecten, machines om schoonheid te genereren.

In een interview verwijst Martin naar het beeld van een astronaut die de aarde achter zijn duim verbergt en verklaart: “Alles wat ik ken bevindt zich achter mijn vinger. De rest is mij onbekend.” Deze metafoor vat zijn relatie tot schilderen perfect samen. Elk van zijn doeken vormt die opgestoken duim voor de immensiteit van het zichtbare, die vergeefse maar noodzakelijke poging om het oneindige binnen de grenzen van een gekleurd rechthoek te houden.

De kunst van Jason Martin leert ons dat schilderen, verre van een achterhaald medium te zijn, een unieke capaciteit behoudt om ons te ontroeren en te verrassen. In een tijd waarin alles lijkt te zijn gezegd en getoond, bewijzen zijn gekleurde reliëfs dat er nog steeds gebieden te verkennen zijn, sensaties te ontdekken zijn, schoonheden uit te vinden zijn. Alleen daarom verdient zijn werk onze aandacht en dankbaarheid.


  1. Bullivant, Lucy. New Directions in Architecture: Contemporary Practices in Spatial Design. Londen : Wiley, 2019.
  2. Lawder, Standish D. The Cubist Cinema. New York : New York University Press, 1975.
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

Jason MARTIN (1970)
Voornaam: Jason
Achternaam: MARTIN
Geslacht: Man
Nationaliteit(en):

  • Verenigd Koninkrijk

Leeftijd: 55 jaar oud (2025)

Volg mij