Luister goed naar me, stelletje snobs: John Kelly, geboren in 1965 in Engeland, belichaamt met zeldzame virtuositeit deze nieuwe generatie kunstenaars die geografische en conceptuele grenzen overschrijden en tegelijkertijd een scherpe blik op onze tijd behouden. Kunstenaar met drie paspoorten, Brits, Australisch en Iers, is hij uitgegroeid tot een van de meest indringende critici van de institutionalisering van hedendaagse kunst, en ontwikkelt hij een oeuvre dat diep verankerd is in geschiedenis en collectief geheugen, terwijl hij een heilzame ironische afstand bewaart tot de kunstwereld.
Zijn traject is even atypisch als fascinerend. Afkomstig uit een bescheiden familie uit Sunshine, in de buitenwijken van Melbourne, dankt Kelly zijn toegang tot de kunstwereld aan een bijna romantische omstandigheid: zijn moeder, die zijn studie niet kon financieren, wint een “Win a Wish”-wedstrijd op een melkpak, waardoor hij toegang krijgt tot de RMIT kunstacademie. Deze anekdote lijkt misschien onschuldig, maar illustreert perfect Kelly’s vermogen om de toevalligheden van het bestaan om te zetten in kunstzinnige materie. Later zal hij trouwens het beeld van de koe, symbool van deze eerste overwinning, gebruiken als centraal leitmotiv in zijn oeuvre.
Laten we het hebben over zijn monumentale koeien, die surrealistische sculpturen die zijn internationale faam hebben bezorgd. Deze onwaarschijnlijke runderen vinden hun oorsprong in een bijna mythisch verhaal uit de Tweede Wereldoorlog, waarin de kunstenaar William Dobell papieren lokmiddelen zou hebben gemaakt om de Japanse luchtmacht te misleiden. Kelly grijpt dit twijfelachtige historische verhaal aan, er is geen fotografisch bewijs voor het bestaan van deze koeien, om er het startpunt van een magistrale reflectie over illusie en representatie van te maken. Zijn beeldhouwwerk “Cow Up a Tree”, een kolossaal werk van 8 meter hoog dat in 1999 op de Champs-Élysées werd geëxposeerd, vertegenwoordigt het hoogtepunt van deze benadering. Deze koe, zwevend in de lucht alsof ze in de takken van een eucalyptus zweeft, wordt een krachtige metafoor voor onze relatie tot waarheid en kunstmatigheid.
Kelly’s kunst is diep geworteld in de geschiedenis en toch resoluut eigentijds. Zijn referenties aan William Dobell en de Tweede Wereldoorlog zijn geen eenvoudige historische citaten, maar vertrekpunten voor een reflectie over onze verhouding tot de realiteit en de waarheid. In een wereld waar beeld- en feitmanipulatie steeds gebruikelijker wordt, krijgen zijn papieren koeien bijna profetische dimensies.
Kelly zet deze reflectie nog verder voort met “Three Cows in a Pile”, gepresenteerd op het International Sculpture Festival in Monte-Carlo in 2002. De onwaarschijnlijke opstapeling van deze monumentale runderen creëert een verbluffende visuele spanning, spelend met begrippen van evenwicht en onevenwicht. Dit werk doet denken aan de reflecties van Jean Baudrillard over simulacra en hyperrealiteit. In onze hedendaagse wereld, verzadigd met beelden en fake news, krijgen Kelly’s lokmiddelen een bijzondere resonantie, ons herinnerend dat kunst altijd de capaciteit heeft gehad om met onze percepties van werkelijkheid te spelen.
Maar Kelly beperkt zich niet tot het creëren van visueel spectaculaire werken. Zijn reeks rond het logo van de Australia Council for the Arts vertegenwoordigt een van de scherpste kritieken op de bureaucratisering van de kunst die ik met genoegen heb mogen aanschouwen. Deze reeks, geboren uit een administratieve dwang, de verplichting het logo van de Raad voor de Kunsten op zijn werken te gebruiken in ruil voor een bescheiden subsidie, wordt onder zijn handen een manifest tegen de institutionalisering van kunst. Door zich dit officiële symbool, een kangoeroe en een zon, toe te eigenen, sluit Kelly rechtstreeks aan bij het werk van Michel Foucault over de relaties tussen macht en kennis. Elke manipulatie van het logo wordt een daad van verzet tegen wat Foucault “disciplinaire macht” noemde, hier belichaamd door de kunstinstellingen die kunst willen formateren volgens marketingcriteria.
De ironie bereikt haar hoogtepunt wanneer deze werken worden gebruikt voor de etiketten van het bier Moo Brew, besteld door David Walsh, de oprichter van het Museum of Old and New Art (MONA) in Tasmanië. Kelly verandert zo een kritiek op de commercialisering van kunst in een commercieel product, waardoor een duizelingwekkende mise en abyme ontstaat die onze relatie met culturele consumptie bevraagt. Dit vermogen om de beperkingen van het systeem tegen zichzelf te keren toont een kunstenaar die de codes van de kunstwereld perfect beheerst en tegelijk een heilzame kritische afstand bewaart.
Het gebruik dat Kelly maakt van geschiedenis en collectief geheugen is bijzonder interessant. Zijn werk over de Grote Ierse Hongersnood, met name in zijn gedenktuin op Reen Farm, toont zijn vermogen om historische trauma’s om te zetten in hedendaagse artistieke ervaringen. Door de brief van N.M. Cummins, gepubliceerd in The Times in 1846, op te nemen in een miniatuurreproductie van de Tate Modern, creëert Kelly een fascinerende dialoog tussen verleden en heden, tussen persoonlijk en collectief geheugen. Deze benadering echoot de theorieën van Maurice Halbwachs over collectief geheugen en toont aan hoe kunst kan dienen als medium om de herinnering aan traumatische gebeurtenissen te bewaren en over te dragen.
Kelly toont een uitzonderlijke beheersing in de manier waarop hij persoonlijke geschiedenis en collectieve geschiedenis verweeft. Zijn installatie “The N.M. Cummins Think and Thank Garden” op Reen Farm is hier een bijzonder voorbeeld van. Door een doorgang te creëren tussen twee heuvels die leidt naar een spectaculair uitzicht op de zee, transformeert Kelly het landschap in een krachtige metafoor voor de reis tussen leven en dood, tussen verleden en heden. Deze plek, waar hij de as van zijn vader heeft verstrooid, wordt zo een ruimte voor meditatie over overdracht, geheugen en rouw.
Zijn kunstenaarsresidentie in Antarctica in 2013 markeert een keerpunt in zijn werk. De schilderijen die hij meebrengt vangen de sublieme verlatenheid van dit continent met zeldzame intensiteit. Deze werken roepen het concept van het sublieme op zoals getheoretiseerd door Edmund Burke, waarbij angst en schoonheid samenkomen om een ontroerende esthetische ervaring te creëren. Kelly slaagt erin niet alleen de fysieke grandeur van het Antarctische landschap over te brengen, maar ook de metafysische dimensie ervan, waardoor we worden geconfronteerd met onze eigen onbeduidendheid tegenover de immensiteit van de natuur.
De kunstenaar bezit het zeldzame vermogen om bijtende humor te combineren met een diepgaande reflectie op de menselijke conditie. Zijn monumentale sculpturen verenigen een indrukwekkende technische vaardigheid met een scherp gevoel voor absurditeit, dat doet denken aan de geest van Marcel Duchamp. Maar waar Duchamp ironie gebruikte om de aard van kunst zelf ter discussie te stellen, gebruikt Kelly die om de misstanden van institutionalisering van kunst en de commercialisering van cultuur aan de kaak te stellen.
Zijn strijd tegen de bureaucratisering van kunst, geïllustreerd door zijn conflict met een Parijse kunsthandelaar die hem vijf jaar voor de rechter sleepte, onthult een kunstenaar die weigert zich te onderwerpen aan de wetten van de markt. Deze juridische strijd, die eindigde in een veroordeling tot betaling van 20.000 euro voor “commerciële parasitisme”, toont paradoxaal genoeg hoe Kelly zelfs juridische obstakels weet om te zetten in artistiek materiaal. Deze houding doet denken aan de situationisten, die probeerden de codes van de spektakelmaatschappij te ondermijnen. Kelly gaat echter nog verder door deze beperkingen om te zetten in creatieve kansen, waarmee hij bewijst dat het mogelijk is om het systeem te bekritiseren en tegelijkertijd werken van grote esthetische kracht te creëren.
Zijn sculptuur “Man Lifting Cow”, geïnstalleerd in Sunshine in 2016, illustreert perfect dit vermogen om verbanden te leggen tussen persoonlijke en collectieve geschiedenis. Dit monumentale werk van 4,5 meter hoog toont een man in een overall, die doet denken aan zijn vader die in een steengroeve werkte, terwijl hij een van de Dobell-koeien optilt. Het werk wordt zo een ontroerend eerbetoon aan zijn arbeiderswortels en past tegelijkertijd in zijn bredere reflectie op de geschiedenis van de Australische kunst.
Kelly is ook een kunstenaar die zich engageert in publieke debatten. Zijn artikelen gepubliceerd in Art Monthly Australia en het tijdschrift Circa tonen een scherpe kritische denkwijze. Zijn nominatie voor de Walkley-prijs voor kunstjournalistiek in 2017 getuigt van zijn vermogen om complexe ideeën op een toegankelijke manier te verwoorden. Deze kant van zijn werk past binnen een traditie van kunstenaar-theoretici, die doet denken aan de geschriften van Ad Reinhardt of Robert Smithson.
Zijn vermogen om op verschillende schaalniveaus te werken is opmerkelijk. Van minutieus gedetailleerde miniaturen van bestaande musea tot monumentale sculpturen die het stedelijk landschap domineren, toont Kelly een indrukwekkende technische beheersing. Deze virtuositeit wordt nooit vrijblijvend, maar dient altijd een bredere boodschap over de aard van kunst en haar relatie tot instellingen.
Kelly is een kunstenaar die ons steeds weer weet te verrassen en aan het denken zet. Zijn werk, zowel speels als diepgaand, technisch en conceptueel, herinnert ons eraan dat kunst nog steeds een middel kan zijn van verzet en kritische reflectie, terwijl het tegelijkertijd zijn vermogen behoudt om ons te ontroeren en te verbazen. In een kunstlandschap dat vaak wordt gedomineerd door conformisme en modegrillen, blijft Kelly een vrijbuiter, een schepper die geen gemakkelijke compromissen sluit en blijft zoeken naar nieuwe expressievormen.
Zijn recente werk blijft de grenzen verleggen. Zijn schilderijen van Ierse landschappen, in het bijzonder die rond Castlehaven en in de Burren, tonen een kunstenaar die zich kan vernieuwen terwijl hij een opmerkelijke samenhang in zijn aanpak behoudt. Deze werken, schijnbaar eenvoudig, onthullen een diepgaand begrip van de schildertraditie en bieden tegelijkertijd een eigentijdse blik op het landschap.
Kelly belichaamt perfect de figuur van de hedendaagse kunstenaar die geografische en conceptuele grenzen kan overstijgen terwijl hij een sterke verankering behoudt in een kritische reflectie op onze tijd. Zijn oeuvre herinnert ons eraan dat kunst zowel toegankelijk als complex kan zijn, kritisch en poëtisch, persoonlijk en universeel. In een steeds meer gestandaardiseerde kunstwereld klinkt zijn unieke stem als een oproep tot creatieve verzet.
















