Luister goed naar me, stelletje snobs, ik ga jullie vertellen over Jonas Wood, geboren in 1977 in Boston, een kunstenaar die veel meer doet dan simpelweg planten in pot schilderen in Californische interieurs.
Laten we zijn schilderachtige universum binnenstappen waar platheid de absolute heerser is, als een stil manifest tegen de albertiaanse perspectief, dat eeuwenlang de westerse kunst domineerde. Wood sluit aan bij de filosofische lijn van Maurice Merleau-Ponty, die in “Het Oog en de Geest” (1964) het revolutionaire idee ontwikkelde dat waarneming geen simpele kijk op de wereld is, maar een belichaamde, subjectieve en gefragmenteerde ervaring. Zijn verspreide composities, onmogelijke perspectieven en overlappende motieven zijn niet slechts formele spelletjes, ze illustreren perfect deze fenomenologie van de waarneming waarin onze blik op de wereld altijd gedeeltelijk, gefragmenteerd en door onze hersenen herbouwd is.
De doeken van Wood zijn als mentale collages, gedenkconstructies van beleefde ruimten. Hij schildert niet wat hij ziet, maar wat hij zich herinnert te hebben gezien, gevoeld en meegemaakt. Die interieurs met gebroken perspectieven, die objecten die zweven in vage ruimtes, die gigantische planten die lijken te zijn opgegroeid met Californiaanse steroïden, vormen samen een intieme kaart van zijn dagelijks leven. Maar laat je niet misleiden: achter de ogenschijnlijke popsimpliciteit van zijn werken schuilt een diepgaande reflectie op de aard van onze perceptie van de realiteit zelf.
Neem zijn stillevens van planten in potten. Op het eerste gezicht zou je ze kunnen reduceren tot simpele botanische illustraties op steroïden. Maar Wood doet veel meer dan zijn collectie kamerplanten documenteren: hij creëert psychologische portretten van die levende wezens die zijn dagelijkse ruimte delen. Elk blad, elke tak wordt een autonoom grafisch element, alsof de plant zelf onder onze ogen aan het uiteenvallen en weer samenstellen is. Deze benadering echoot de theorieën van de filosoof Henri Bergson over duur en herinnering, waar het heden altijd doordrongen is van het verleden, waar elk moment de totaliteit van onze geleefde ervaring in zich draagt.
Wood transformeert systematisch zijn fotografische bronnen door ze door de filter van zijn geheugen en verbeelding te halen. De kleuren worden levendiger, de patronen uitgesprokener, de perspectieven instabieler. Het is alsof zijn doeken gecontroleerde hallucinaties zijn, dagdromen waarin de objectieve realiteit oplost in een bad van subjectieve indrukken. Zijn interieurs zijn mentale ruimten net zo goed als fysieke, plekken waar de euclidische geometrie plaatsmaakt voor een emotionele geometrie.
De manier waarop hij dagelijkse objecten behandelt, vazen, meubels, planten, doet denken aan de benadering van Giorgio Morandi, maar met een popenergie die door de prisma van David Hockney en Alex Katz is gefilterd. Alleen waar Morandi zocht naar de stille essentie van de objecten, viert Wood hun schreeuwende aanwezigheid, hun capaciteit om verhalen, herinneringen en emoties te dragen. Zijn objecten zijn nooit neutraal: ze zijn geladen met een bijna elektrische intensiteit, alsof ze op het punt staan tot leven te komen en ons hun verhaal te vertellen.
Wat interessant is aan zijn werk, is het vermogen om beelden te creëren die tegelijkertijd fungeren als autobiografische documenten en als formele verkenningen. Zijn familieportretten bijvoorbeeld zijn niet slechts representaties van zijn dierbaren: het zijn studies over hoe affectief geheugen onze perceptie van geliefden vervormt en herschikt. De gezichten zijn afgeplat, de lichamen geometrisch, de ruimte eromheen verdeelt zich in abstracte patronen. En toch, paradoxaal genoeg, lijken deze vervormingen ons dichter bij de emotionele waarheid van deze relaties te brengen.
Wood gebruikt kleur als een psychologisch instrument in plaats van een beschrijvend middel. Zijn groentinten zijn niet die van de natuur, maar die van het geheugen aan de natuur. Zijn blauwen zijn elektrisch, zijn roden vibrerend, zijn gele bijna fluorescent. Dit kunstmatige palet creëert een kritische afstand tot de realiteit, terwijl het onze emotionele ervaring van de beelden versterkt. Het is een subtiel evenwicht tussen afstand en intimiteit dat de kracht van zijn werk uitmaakt.
Zijn relatie met de kunstgeschiedenis is fascinerend. Wood is niet iemand die zijn bronnen op eerbiedige wijze citeert. Hij verteert ze, transformeert ze, maakt ze zich eigen met een opzettelijke nonchalance. In zijn werk vinden we echo’s van Matisse in de bewerking van patronen, van Hockney in de benadering van de huiselijke ruimte, van Stuart Davis in de grafische energie. Maar dat alles wordt gezeefd door zijn hedendaagse sensitiviteit, zijn ervaring met de visuele cultuur van de 21e eeuw.
Critici vergelijken hem graag met Hockney, maar het is een luie vergelijking die geen recht doet aan de specificiteit van zijn aanpak. Waar Hockney probeert de fysieke sensatie van ruimte en licht vast te leggen, is Wood meer geïnteresseerd in hoe geheugen en verbeelding onze ervaring van het dagelijks leven herconfigureren. Zijn ruimtes zijn geen echte plaatsen, maar mentale constructies, psychologische collages waarbij tijd en ruimte zich samenpersen en uitrekken volgens de mysterieuze wetten van herinnering.
Een bijzonder interessant aspect van zijn werk is zijn samenwerking met zijn vrouw, de keramiste Shio Kusaka. De vazen die zij maakt worden terugkerende personages in zijn schilderijen, waardoor een fascinerend dialoog ontstaat tussen volume en platheid, tussen echt object en voorstelling. Het is alsof deze vazen acteurs zijn in een huishoudelijk theater, dragers van verhalen en betekenissen die verder gaan dan hun simpele utilitaire functie.
Wood heeft het zeldzame vermogen om het gewone buitengewoon te maken zonder te vervallen in spektakel of sensatie. Zijn schilderijen laten ons de dagelijkse wereld zien alsof we die voor het eerst ontdekken, met een mengeling van vertrouwdheid en vreemdheid die doet denken aan de ervaring van déjà-vu. Juist dat maakt zijn werk zo relevant in onze tijd: het helpt ons de verborgen magie te herontdekken in de meest alledaagse hoeken van ons leven.
Zijn composities zijn als visuele puzzels waarbij elk element zowel autonoom als onderling afhankelijk is. De patronen reageren op elkaar, de vormen passen in elkaar, de kleuren creëren ritmes en tegenpunten. Het is een complexe balans die altijd lijkt te zullen breken, maar wonderbaarlijk standhoudt, als een kaartenhuis dat de wetten van de zwaartekracht tart.
De invloed van zijn grootvader, een kunstverzamelaar, is duidelijk in zijn manier om schilderkunst te benaderen als een constant dialoog met de kunstgeschiedenis. Opgegroeid te midden van werken van Francis Bacon, Alexander Calder, Jim Dine en Andy Warhol, heeft hij een intuïtief begrip van moderniteit die doordringt in elk van zijn doeken. Maar wat opmerkelijk is, is zijn vermogen om deze invloeden te transformeren tot iets diep persoonlijk en hedendaags.
Zijn commerciële succes is onmiskenbaar, zijn werken bereiken duizelingwekkende prijzen op de kunstmarkt. In mei 2019 werd “Japanese Garden 3” verkocht voor 4,9 miljoen dollar bij Christie’s. Maar in tegenstelling tot sommige kunstenaars die corrupt worden door succes, blijft Wood zijn territorium verkennen met ongeschonden integriteit en nieuwsgierigheid. Hij schildert niet voor de markt, hij schildert om zijn eigen ervaring van de wereld te begrijpen.
Jonas Wood creëert beelden die tegelijk toegankelijk en complex, persoonlijk en universeel zijn. Hij toont ons dat hedendaagse schilderkunst zowel pop als intellectueel, decoratief en conceptueel, intiem en spectaculair kan zijn. In een wereld die overstroomd wordt door digitale beelden, herinneren zijn doeken ons aan de unieke kracht van schilderkunst om onze perceptie van de werkelijkheid te transformeren.
















