Luister goed naar me, stelletje snobs: Katherine Bernhardt is niet de kunstenaar die je denkt te kennen. Haar uitbundige doeken, overladen met scherpe kleuren en beelden uit onze consumptiemaatschappij, zijn niet zomaar speelse schikkingen van pop-objecten. Nee, wat Bernhardt ons levert is een jubelende deconstructie van esthetische hiërarchieën, een chromatische vreugde die de artistieke conventies doet ontploffen met een opzettelijke nonchalance die een onvoorziene diepte verbergt. Deze in Missouri geboren kunstenares, door sommigen beschouwd als het “stoute meisje” van de hedendaagse kunst, onttrekt zich aan elke gemakkelijke categorisering, ze is noch helemaal pop, noch volledig abstract, noch echt figuratief. Ze bezet een eigenzinnig picturaal territorium, een ruimte waar chaos de baas is maar elk element op mysterieuze wijze zijn plek vindt.
In haar atelier in St. Louis heeft deze kunstenares een picturale aanpak ontwikkeld die sommigen chaotisch zouden noemen, anderen bevrijdend. Bernhardt werkt als een kracht van de natuur, een kleurrijke storm die zich op het doek stort met een bijna meteorologische energie. Voor haar enorme doeken die op de grond liggen, sommige tot wel tien meter lang, zoals datgene getoond op Art Basel Unlimited in 2018, tekent ze met spuitbus grove contouren van watermeloenen, sigaretten, Pink Panthers of hamerhaaien, voordat ze verdunde acryl over het doek giet die uitvloeit, zich verspreidt en meerkleurige plassen vormt. Ze bestrijdt ongelukjes niet, ze veroorzaakt ze, verwelkomt ze, danst ermee. Water wordt haar essentiële medeplichtige, zoals ze zelf zegt: “Ik hou van water in mijn schilderijen. Water werkt aan mijn schilderijen voor mij en transformeert ze.” Deze samenwerking met de elementen, deze acceptatie van het toevallige, geeft haar werken een bijna atmosferische dimensie, alsof we naar een vreemd meteorologisch fenomeen kijken in plaats van naar een schilderij.
Deze methode roept op wat Georges Bataille in L’Expérience intérieure noemt de “soevereiniteit”, dat deel van het bestaan dat zich aan de rationele functionaliteit onttrekt en zich overgeeft aan het spel, aan nutteloze uitgaven. “Ik kan niets nuttigs schilderen”, lijkt Bernhardt ons te zeggen met haar werken waar door elkaar Doritos, stukken watermeloen en mobiele telefoons liggen, als in een chaotische supermarktetalage na een aardbeving. Voor Bataille is soevereiniteit dat deel van ons dat de gevestigde orde tart, dat weigert zich te onderwerpen aan productieve doeleinden. De schilderijen van Bernhardt vieren precies die soevereiniteit, die ongebreidelde vrijheid die zich bevrijdt van de beperkingen van het “goede schilderen” [1].
De aanpak van Bernhardt doet ook denken aan wat Susan Sontag beschreef in haar Notes on Camp als een gevoeligheid die “alles tussen aanhalingstekens zet” en waardeert wat “goed is omdat het verschrikkelijk is” [2]. Er is iets onmiskenbaar kitscherigs in de manier waarop Bernhardt zich deze wegwerpsymbolen uit de consumptiemaatschappij toe-eigent: Crocs, Pac-Man, E.T., Garfield, watermeloenen, smartphones, om ze te transformeren tot een waar afbeeldingscarnaval. Deze totems van onze hedendaagse consumptiemaatschappij scheurt ze los van hun banaliteit om ze een nieuw, explosief en levendig leven in te blazen. Ze beperkt zich niet tot het afbeelden van deze objecten, ze organiseert hun uitzinnige parade in een ruimte zonder visuele of symbolische hiërarchie. In deze vrolijke visuele chaos kan een stripje Xanax naast een cartoonfiguur staan, een pak Doritos zweeft naast een sigaret of een hamerhaai, allemaal met dezelfde formele enthousiasme en dezelfde chromatische vreugde behandeld. Juist deze afwezigheid van hiërarchie geeft haar werk zijn diep hedendaagse dimensie, die een wereld weerspiegelt waarin traditionele categorieën instorten en de scheidslijnen tussen hoge en lage cultuur vervagen.
Maar laat je niet misleiden: achter de schijnbare technische nonchalance schuilt een volmaakte beheersing van het medium. Zoals haar galeriehouder Phil Grauer benadrukt: “Mensen zijn eenvoudigweg betoverd door haar vuur en bewonderen hoe haar werken tegelijkertijd intrinsiek imperfect en intrinsiek mooi zijn, geschilderd met perfecte beheersing.” Deze spanning tussen beheersing en loslaten geeft haar werken een ruwe energie die onmiddellijk aanspreekt.
In tegenstelling tot zoveel hedendaagse kunstenaars die moeizaam een theoretisch discours rond hun werken opbouwen, weigert Bernhardt hardnekkig haar praktijk te intellectualiseren. Dit stelt ze onomwonden in een interview voor Artspace in 2015: “Ik denk dat goede schilderkunst dat allemaal niet nodig heeft. Ik denk dat de beste schilders hun eigen kunst niet intellectualiseren, ze maken gewoon dingen. Het gaat meer om kleurkeuzes en kleurcombinaties.” Deze houding is geen eenvoudige provocatie, maar een ware artistieke ethiek. Ze verwerpt de pompeuze discussies die vaak hedendaagse kunst omringen en kiest ervoor zich te beperken tot de essentie: kleur, vorm, materiaal.
Als haar wordt gevraagd waarom ze alledaagse objecten schildert, antwoordt ze met ontwapenende eenvoud: “Ze hebben goede kleuren en goede vormen. Toiletpapier is een vierkant ovaal. Een sigaret is een lijn. Een rugvin is een driehoek, net als een Dorito.” Deze formele, bijna naïeve benadering die objecten reduceert tot hun elementaire visuele kenmerken, onthult een buitengewone frisheid in haar blik op onze door beelden verzadigde wereld. Bernhardt bezit wat de schrijver Milan Kundera noemde “de wijsheid van onzekerheid”, dat vermogen om de wereld te zien zonder de filter van vooringenomen ideeën, kant-en-klare theorieën.
Het werk van Bernhardt doet ons ook denken aan wat Maurice Blanchot “de literaire ruimte” noemde, een plaats waar dingen bevrijd worden van hun nut, waar ze bestaan in een pure aanwezigheid. In De literaire ruimte schrijft Blanchot dat kunst “niet de realiteit van de dingen is, maar hun transformatie, hun vergrote onwerkelijkheid, hun terugtrekking naar de puurheid van hun essentie” [3]. Is dat niet precies wat Bernhardt doet als ze alledaagse objecten losmaakt van hun functionele context om ze de picturale ruimte in te sturen? Een Garfield is in haar doeken niet langer een stripfiguur, maar wordt een levendige oranje vlek, een puur teken, losgekoppeld van zijn oorspronkelijke betekenis.
Deze radicale decontextualisering roept bij mij ook de geschriften op van de Italiaan Italo Calvino in De Literaire Machine, waar hij spreekt over het vermogen van literatuur om alledaagse voorwerpen “onbekend te maken”, ze opnieuw zichtbaar te maken door ze aan hun banaliteit te ontrukken [4]. Door het voortdurende zien van watermeloenen, haaien of zakken chips zien we ze eigenlijk niet meer echt. Door ze te schilderen met deze vreemde combinatie van precisie en approximatie, dwingt Bernhardt ons om ze opnieuw te bekijken, om hun fundamentele vreemdheid te herontdekken.
Sommige critici zagen in haar werken een commentaar op het Amerikaanse consumptiepatroon. Dat is mogelijk, maar Bernhardt zelf wijst deze te voor de hand liggende lezing af. “Misschien,” zegt ze wanneer men haar een ecologische interpretatie van haar haaien die zwemmen tussen rollen toiletpapier voorstelt. Wat zeker is, is dat haar schilderijen de hedendaagse ervaring vangen in al haar visuele kakofonie en informatie-overbelasting. In een wereld waarin we voortdurend worden gebombardeerd met beelden, logo’s en handelswaar, absorbeert Bernhardt deze chaos en drukt ze die uit op haar doeken met een koortsige energie die onze eigen dagelijkse ervaring oproept.
De kunstcriticus Christopher Knight schreef dat haar schilderijen “de wereld tonen overspoeld door de hemel en de hel van consumptiegoederen”. Deze uitdrukking vat perfect de dubbelzinnigheid samen die haar doeken oproepen: ze vieren de kleurrijke vitaliteit van onze materiële cultuur terwijl ze de vervreemdende hysterie van onze relatie met objecten suggereren. Er is iets diep Amerikaans aan deze spanning tussen verwondering en kritiek, tussen fascinatie en afstandelijkheid.
Italo Calvino, opnieuw hij, sprak in Amerikaanse Lezingen over de essentiële kwaliteiten van de literatuur van de toekomst: lichtheid, snelheid, precisie, zichtbaarheid, veelvoud [5]. Zou men niet kunnen zeggen dat de schilderijen van Bernhardt deze kwaliteiten precies belichamen? Lichtheid in haar vloeiende, waterige toets, snelheid in haar energieke uitvoering, precisie in haar synthese van vormen, zichtbaarheid in haar stralende kleuren, en veelvoud in haar juxtapositie van uiteenlopende elementen.
Haar werkwijze zelf valt ook onder deze veelvoud: Bernhardt is een dwangmatige verzamelaar, een verzamelares van beelden en referenties, een onverzadigbare absorber van visuele cultuur. Ze is voortdurend in beweging, fysiek en intellectueel. Zoals ze zelf zegt: “Ik ben een werkbeest en stop pas als ik uitgeput ben.” Deze koortsige energie vindt men terug in haar schilderijen, in deze composities die altijd op het punt lijken te staan te exploderen, om het kader te overschrijden.
Van haar reizen naar Marokko, waar ze Berberse tapijten importeert voor haar winkel Magic Flying Carpets (een parallelle zakelijke onderneming aan haar artistieke carrière), tot haar verblijven in Puerto Rico, waar ze een brutalistisch huis in San Juan heeft gekocht, absorbeert ze de chromatische en formele invloeden van diverse culturen. Dit nomadisme is niet slechts een smaak voor exotiek, maar een ware werkwijze, een manier om haar visuele verbeelding voortdurend te voeden. Haar roze huis in St. Louis, beroemd geworden door een reportage in The New York Times, is zelf een verlengstuk van haar picturale universum: een totale omgeving waar kunstwerken, vintage meubels, gevonden voorwerpen en kleurrijke textiel zich opstapelen.
Haar verzadigd palet roept zowel Afrikaanse stoffen als de kleuren van het Caribisch gebied op, terwijl haar benadering van het herhalende patroon doet denken aan batikstoffen en Marokkaanse tapijten. Deze persoonlijke geografie, deze affectieve cartografie, komt terug in haar doeken: een ruimte waar de grenzen tussen culturen vervagen, waar referenties vrijelijk mengen en een nieuw visueel esperanto creëren dat tot iedereen spreekt, ongeacht herkomst, leeftijd of sociale achtergrond.
In haar eigen woorden: “Ik probeer altijd de meest voor de hand liggende, de meest verwaarloosde dingen te schilderen en ze grappig of levendig te maken in mijn schilderijen.” Deze zoektocht naar het getransfigureerde alledaagse staat centraal in haar benadering. Net als Duchamps ready-mades nodigen haar schilderijen ons uit om onze relatie met alledaagse voorwerpen te heroverwegen, maar met een sensualiteit en uitbundigheid die de meester van het conceptuele niet had.
Katherine Bernhardt is zonder twijfel een van de weinige kunstenaars die de geest van onze tijd weet te vangen zonder cynisme of nostalgie. Ze klaagt niet over de consumptiemaatschappij, ze viert die terwijl ze haar transformeert. Ze betreurt het verlies van betekenis niet, ze creëert nieuwe betekenisvolle constellaties uit het culturele puin om ons heen. En vooral neemt ze zichzelf nooit te serieus, een zeldzame eigenschap in de wereld van de hedendaagse kunst.
Haar schilderijen doen ons denken aan wat Susan Sontag schreef in Against Interpretation: “In plaats van een hermeneutiek hebben we een erotiek van de kunst nodig” [6]. De doeken van Bernhardt zijn precies dat: een directe zintuiglijke ervaring, een chromatisch offensief dat onze neiging tot overinterpretatie overstemt. Ze nodigen ons uit om ons over te geven aan het pure plezier van kleur en vorm, om een speelse en sensuele relatie te herontdekken met de beelden die onze dagelijkse omgeving bevolken.
Misschien ligt daar de werkelijk subversieve kracht van haar werk: in haar vermogen om onze relatie met de materiële wereld te hersluiten, om vreugde en vreemdheid te brengen in onze interacties met de meest alledaagse objecten. Ze ontmantelt esthetische hiërarchieën niet door een theoretisch discours, maar door de handeling van het schilderen zelf, door die democratische daad die E.T., een pak Doritos en een watermeloen op gelijke hoogte plaatst.
Haar serie schilderijen over E.T., gepresenteerd in haar tentoonstelling “Done with Xanax” in Galerie Canada in 2019, is emblematisch voor deze benadering. De titel speelt zelf met de ambiguïteit tussen persoonlijke referentie en commentaar op de hedendaagse farmaceutische cultuur. Door dit iconische figuur uit de populaire cultuur van de jaren 80 te schilderen, doet Bernhardt niet simpelweg aan nostalgie; ze creëert een brug tussen haar jeugd en ons huidige tijdperk, verzadigd met medicijnen, angst en toevlucht in popcultuur. Zoals haar zus Elizabeth schreef in een begeleidende tekst bij de tentoonstelling: “Katherine en E.T. hebben veel gemeen… Opgegroeid in de voorsteden identificeerde zij zich onmiddellijk met E.T., die zelf in een suburbane omgeving was geland en niet begreep hoe hij daaruit kon ontsnappen terwijl hij leed aan een grote existentiële pijn”.
In een kunstwereld die vaak wordt gedomineerd door strenge conceptuele kunst of didactisch sociaal commentaar, herinnert Bernhardt ons eraan dat kunst zowel kritisch als plezierig kan zijn, complex en toegankelijk, verfijnd en onmiddelijk. Ze realiseert die zeldzame prestatie: werken maken die net zo goed spreken tot kinderen als tot ervaren verzamelaars, tot beginners als tot doorgewinterde critici. Die universaliteit is niet het resultaat van cynische berekening, maar van fundamentele authenticiteit, een trouw aan haar persoonlijke visie die de gebruikelijke scheidslijnen in de kunstwereld overstijgt.
Stop dan met het zoeken naar verborgen boodschappen in deze Roze Panters en deze watermeloenstukjes. Laat je in plaats daarvan overweldigen door de chromatische golf, door deze tsunami van zure kleuren die de hiërarchieën tussen hoge en lage cultuur vernietigt. Want als de kunst van Bernhardt ons iets vertelt, is het wel dat het hedendaagse leven een vrolijke chaos is, en dat onze enige mogelijke reactie is om deze kleurrijke anarchie te omarmen met een bevrijdende lach.
- Bataille, Georges. De innerlijke ervaring. Parijs: Gallimard, 1943.
- Sontag, Susan. “Aantekeningen over Camp” in Tegen interpretatie en andere essays. New York: Farrar, Straus and Giroux, 1966.
- Blanchot, Maurice. De literaire ruimte. Parijs: Gallimard, 1955.
- Calvino, Italo. De literaire machine. Parijs: Seuil, 1993.
- Calvino, Italo. Amerikaanse lessen: geheugensteuntje voor het volgende millennium. Parijs: Gallimard, 1989.
- Sontag, Susan. “Tegen interpretatie” in Tegen interpretatie en andere essays. New York: Farrar, Straus and Giroux, 1966.
















