English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Kehinde Wiley en zijn subversieve herovering

Gepubliceerd op: 14 Maart 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 7 minuten

Kehinde Wiley heruitvindt de Europese portrettraditie door hedendaagse zwarte lichamen centraal te plaatsen in weelderige composities die onze culturele perceptie bevragen en de symbolische architectuur van westerse kunst transformerend met verbluffende technische beheersing.

Luister goed naar me, stelletje snobs. Degenen die nog steeds geloven dat hedendaagse kunst niets meer is dan een opeenvolging van lege concepten en onbegrijpelijke installaties doen er goed aan te beseffen wat Kehinde Wiley al decennialang bereikt. Deze Amerikaanse portretschilder, geboren in 1977 in Los Angeles, heeft niets minder dan een schilderkundige revolutie gecreëerd, nee, pardon, een volledige transformatie van onze relatie tot het klassieke portret en de voorstelling van het zwarte lichaam in de westerse kunst.

Zijn monumentale schilderijen imponeren met een onmiskenbare autoriteit. Je kunt ze niet zomaar bekijken; ze kijken terug, stellen ons vragen en verstoren onze relatie tot de kunstgeschiedenis. Wiley plaatst gewone zwarte jonge mannen in glorieuze houdingen geïnspireerd op de grote Europese meesters, wat een onmiddellijke visuele spanning creëert die onze verwachtingen bevraagt.

Wiley heeft een bijzonder talent om portretten te maken die lijken te vibreren van onuitputtelijke energie. Zijn onderwerpen, vaak rechtstreeks gerekruteerd uit de straten van New York, Dakar of Londen, stralen een soevereine aanwezigheid uit, omlijst door zorgvuldig uitgevoerde bloemmotieven en kleurrijke achtergronden die soms barokke wandtapijten oproepen, soms Victoriaanse behangpatronen. En toch is er in zijn werk niets van eenvoudige toe-eigening. Wat hier werkt is een ware alchemistische transmutatie van de Europese schilderkundige taal.

Door hedendaagse zwarte lichamen in houdingen te plaatsen die rechtstreeks verwijzen naar de traditie van het Europese portret, gaat Wiley een complex dialoog aan met de architectuur. Ik heb het hier niet over gebouwen, maar over de structuur die onze culturele perceptie ondersteunt. Want de klassieke Europese schilderkunst is in haar kern een architectuur van macht en voorrecht. Zoals de Franse architect Jean Nouvel schreef: “Architectuur is allereerst een kunst van articulatie, de articulatie van lichamen, ruimte, geheugen en betekenis” [1]. En precies dat doet Wiley: hij herarticuleert de relatie tussen lichaam, ruimte, geheugen en betekenis.

Neem bijvoorbeeld zijn herinterpretatie van Officier de hussards van Théodore Géricault. In de originele versie zien we een witte officier op een steigend paard, die de militaire macht van het Frankrijk na de revolutie symboliseert. In Wiley’s versie is het een jonge zwarte man in jeans en Timberlands die die dominante positie inneemt. Het is geen eenvoudige vervanging; het is een volledige architecturale herconfiguratie van het beeld, een herschikking van de visuele codes die de vraag oproept: wie heeft het recht om de symbolische ruimte van macht te bezetten?

Deze architectonische vraag is des te relevanter als men bedenkt dat de machtspaleizen, musea, regeringspaleizen en financiële instellingen juist de plaatsen zijn waar de klassieke Europese kunst als canon is bevestigd. Door zijn portretten in deze instellingen te introduceren, versiert Wiley niet alleen muren; hij herconfigureert de symbolische architectuur van de plek. Zoals de architectuurcriticus Rem Koolhaas opmerkte: “Architectuur is een gevaarlijke mengeling van macht en machteloosheid” [2]. Wiley’s werken benutten precies deze spanning.

Een ander interessant aspect van Wiley’s werk is zijn relatie met de psychoanalyse, vooral in zijn behandeling van zwarte mannelijkheid. Zijn portretten bevragen niet alleen raciale stereotypen, maar ook de psychische constructies van mannelijkheid en verlangen. Door zijn mannelijke onderwerpen aan te kleden in houdingen die traditioneel geassocieerd worden met de Europese adel, onthult en ondermijnt hij wat Franz Fanon “het historisch-raciale lichaamschema” noemde dat aan zwarte lichamen wordt opgelegd.

In zijn series zoals “The World Stage” onderzoekt Wiley hoe zwarte lichamen zowel hyperzichtbaar als onzichtbaar zijn in de westerse cultuur. Deze dualiteit doet denken aan het Lacaniaanse concept van de blik (de “gaze”), dat verstikkende besef om gezien, geobjectiveerd te worden, wat bepaalt hoe wij onszelf zien. Zoals Jacques Lacan schreef: “Ik zie maar vanuit één punt, maar in mijn bestaan word ik van alle kanten bekeken” [3]. De onderwerpen van Wiley kijken ons recht aan, waarbij de traditionele “gaze” van de westerse kunst wordt omgedraaid, waarin zwarte lichamen aan de rand werden geplaatst en afgebeeld werden als dienaren of exotische curiositeiten.

Deze psychoanalytische omkering is bijzonder duidelijk in zijn serie “Down”, waar zwarte lichamen worden afgebeeld liggend of in een schijnbaar kwetsbare positie. Deze werken verwijzen naar klassieke voorstellingen van christelijke martelaren, maar roepen ook onvermijdelijk hedendaagse beelden op van geweld tegen zwarte lichamen. Door deze traumatische associaties te juxtapositieeren met de formele schoonheid van de klassieke schilderkunst, creëert Wiley wat psychoanalytica Julia Kristeva een “ruimte van afschuw” zou noemen, een plek waar de grenzen tussen schoonheid en afschuw, macht en kwetsbaarheid oplossen.

Het portret van Barack Obama door Wiley voor de National Portrait Gallery is wellicht het hoogtepunt van dit psychoanalytische werk. Door de eerste zwarte Amerikaanse president eenvoudig op een stoel zittend te portretteren, omringd door symbolische vegetatie (bloemen die Hawaii, Chicago en Kenia vertegenwoordigen), vermijdt Wiley de gebruikelijke valkuilen van presidentiële portretten. Geen bureau, geen vlag, geen opvallende machtsymbolen. Obama wordt gepresenteerd als een bedachtzame, menselijke, complexe man, een voorstelling die de onbewuste verwachtingen uitdaagt die we kunnen hebben van een presidentieel portret, en meer in het algemeen, van een zwarte man aan de macht.

Wat Wiley echt onderscheidt, is dat hij werken creëert die zowel politiek scherpzinnig als esthetisch weelderig zijn. Er is geen tegenstelling tussen zijn kritische betrokkenheid en zijn duidelijke liefde voor de formele schoonheid van de schilderkunst. Zijn doeken zijn een visueel feest, de rijkdom aan kleuren, de technische precisie, de complexiteit van de bloemmotieven, alles getuigt van een schilder die diepgaand begrip en respect heeft voor de traditie die hij ondermijnt.

En juist dat maakt zijn werk zo krachtig. Want in tegenstelling tot veel hedendaagse kunstenaars die het westerse schilderkundige erfgoed volledig afwijzen, omarmt Wiley het om het beter te transformeren. Het gaat er niet om het museum te slopen, maar het te herdenken, te openen, het levend te maken voor publiek dat zich uitgesloten voelde. Zoals hij zelf zei: “We weten dat musea en instellingen, net als kunst, moeten reageren op de wereld waarin ze zich bevinden om relevant te blijven, te overleven en aan te sluiten bij de samenleving om hen heen… Het is een spannende kans om een verouderde en starre taal te nemen en daar de vitaliteit van het heden in te blazen” [4].

Daarmee benadrukt Wiley de absurditeit van ons artistiek systeem dat te vaak westerse kunst als universeel blijft beschouwen en niet-westerse kunst als specifiek. Zijn werken dwingen ons te erkennen dat elke artistieke traditie, inclusief die van Europa, cultureel gesitueerd en historisch contingentie is. Wiley’s genialiteit is om ons deze contingentie niet als een beperking te laten zien, maar als een uitnodiging om te herdenken wat kunst kan zijn en kan doen.

Zeker, men zou Wiley kunnen verwijten dat er enige formele herhaling is in sommige van zijn series, of zich kunnen afvragen of de semi-industriële productie van zijn werken in zijn atelier in Peking een punt van kritiek is. Men zou ook kunnen vragen of zijn commerciële en institutionele succes het kritische scherpte van zijn werk zal afzwakken. Maar dat zou het essentiële missen: Wiley is erin geslaagd om hedendaagse figuratieve schilderkunst tot een vitaal onderzoeksgebied te maken voor vragen over representatie, identiteit en macht die centraal staan in onze tijd.

In 2018 nam het tijdschrift Time hem op in de lijst van “100 meest invloedrijke mensen”, een erkenning die veel verder reikt dan de kunstwereld. Wat opmerkelijk is, is dat Wiley deze invloed heeft bereikt niet door de schilderkunst op te geven voor meer “hedendaagse” kunstvormen, maar door te bewijzen dat schilderkunst zelf een radicaal medium kan zijn, in staat onze manier van zien en gezien worden te transformeren.

De nieuwste werken van Wiley, zoals zijn serie “An Archaeology of Silence” geëxposeerd op de Biënnale van Venetië in 2022, tonen een kunstenaar die blijft evolueren, risico’s neemt en zijn visie verdiept. Deze donkerdere werken, die mediteren over de kwetsbaarheid van zwarte lichamen tegenover staatsgeweld, bewijzen dat Wiley veel meer is dan een ceremoniële schilder. Hij is een kunstenaar die de spanningen en trauma’s van onze tijd weet te vatten, terwijl hij mogelijkheden voor schoonheid, waardigheid en transcendentie voor ogen houdt.

Wat Kehinde Wiley vandaag zo’n belangrijke kunstenaar maakt, is zijn vermogen om bruggen te slaan tussen verleden en heden, tussen traditie en innovatie, tussen sociale kritiek en esthetisch genot. In een vaak verdeeld artistiek wereldje tussen conservatieve formalisten en radicale conceptualisten, herinnert Wiley ons eraan dat grote schilderkunst altijd beide tegelijk is geweest: formeel veeleisend en intellectueel gedurfd, sensueel en cerebraal, persoonlijk en politiek.

Dus de volgende keer dat u een van zijn monumentale doeken tegenkomt in een museum of bij galerie Templon, in Parijs of New York, neem dan de tijd om echt te kijken. Beperk u niet tot het bewonderen van de technische virtuositeit of het ontcijferen van de politieke boodschap. Laat u meevoeren in het complexe spel van blik, verlangen, macht en schoonheid dat Wiley zo meesterlijk regisseert. Want het is juist in die ruimte tussen visueel genot en kritische bewustwording dat zijn kunst haar diepste magie ontwikkelt.


  1. Nouvel, Jean. “Architectuur en vrijheid: gesprekken met Jean Baudrillard”, Éditions Galilée, Parijs, 2003.
  2. Koolhaas, Rem. “S,M,L,XL”, The Monacelli Press, New York, 1995.
  3. Lacan, Jacques. “Het seminarie, Boek XI: De vier fundamentele concepten van de psychoanalyse”, Éditions du Seuil, Parijs, 1973.
  4. Kadish Morris. “Kehinde Wiley”, interview in The Guardian, 21 november 2021.
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

Kehinde WILEY (1977)
Voornaam: Kehinde
Achternaam: WILEY
Geslacht: Man
Nationaliteit(en):

  • Verenigde Staten

Leeftijd: 48 jaar oud (2025)

Volg mij