Luister goed naar me, stelletje snobs: terwijl jullie je verliezen in jullie moeizame debatten over de toekomst van de hedendaagse kunst, heeft Kim Tae-Ho bijna vijfenveertig jaar van zijn leven besteed aan het opbouwen, laag voor laag, van een van de meest authentiek revolutionaire corpus van de hedendaagse Koreaanse kunst. Deze man, geboren in Busan in 1948 en voortijdig overleden in 2022, heeft niet alleen deelgenomen aan de Dansaekhwa-beweging, hij heeft die heroverwogen, overstegen en naar onontgonnen gebieden geduwd waar schilderkunst beeldhouwwerk wordt, waar tijd zich materialiseert in gekleurde lagen, waar elke herhalende beweging weerklinkt als een meditatie over het menselijk bestaan.
Het werk van Kim Tae-Ho, met name zijn emblematische serie Rythme Intérieur (Internal Rhythm), blijft een van de meest voltooide realisaties van wat men een “schilderarchitectuur” zou kunnen noemen. Deze uitdrukking is niet toevallig: ze onthult de diepe verwantschap tussen de benadering van de Koreaanse kunstenaar en de ruimtelijke aanpak van de Japanse architect Tadao Ando, onbetwiste meester van het manipuleren van ruimte en licht in de hedendaagse architectuur.
Heilige geometrie: wanneer kunst en architectuur samensmelten
De analogie tussen Kim Tae-Ho en Tadao Ando [1] gaat verder dan een simpele geografische of temporele toevalligheid. Deze twee scheppers delen een gemeenschappelijke obsessie voor het transformeren van ruwe materialen, beton bij Ando en acrylverf bij Kim, in contemplatieve en onthullende ruimtes. Bij de Japanse architect zijn de betonmuren nooit slechts scheidingswanden maar interfaces die een subtiele dialoog mogelijk maken tussen binnen en buiten, tussen licht en schaduw. Zijn creaties, van de Kerk van het Licht tot de Tempel van het Water, tonen een beheersing van de ruimte die elke architecturale tocht in een spirituele ervaring verandert.
Diezelfde ruimtelijke filosofie leeft in het werk van Kim Tae-Ho. Zijn zorgvuldig geconstrueerde rasters zijn geen eenvoudige decoratieve motieven, maar ware miniatuurarchitecturen. Elke cel van het raster functioneert als een autonome kamer, een intieme ruimte waar kleuren zich ontvouwen volgens hun eigen interne logica. Het creatieve proces van de Koreaanse kunstenaar roept direct de bouwmethoden van Ando op: geduldige accumulatie van materialen, obsessieve aandacht voor technische details, het streven naar een formele perfectie die emotie nooit opoffert aan koele geometrie.
De invloed van architectuur op Kim Tae-Ho beperkt zich niet tot een eenvoudige metaforische analogie. De kunstenaar zelf sprak over zijn fascinatie voor stedelijke structuren, in het bijzonder de metalen rolluiken van winkels die zijn eerste serie Forme in de jaren 1970 inspireerden. Deze alledaagse architectonische elementen worden onder zijn penseel verfijnde verkenningen van de spanning tussen onthulling en verberging, tussen oppervlak en diepte. Deze benadering anticipeert opmerkelijk op Ando’s filosofie, volgens welke architectuur “zones van individualiteit binnen de samenleving” moet creëren, terugtrek- en meditatieruimten in een steeds meer gestandaardiseerde wereld.
De overlagetechniek ontwikkeld door Kim Tae-Ho in zijn serie Rythme Intérieur kan worden opgevat als een schilderachtige transpositie van de constructieve methoden van Ando. De Japanse architect gebruikt beton niet als vulmateriaal maar als een poëtische substantie, in staat om licht vast te leggen en te reflecteren met een bijna textiele gevoeligheid. Kim Tae-Ho werkt op een vergelijkbare manier met zijn lagen acryl: elke laag wordt een structureel element van het werk, dat bijdraagt aan het scheppen van een virtuele ruimte waar het oog zich kan verliezen en terugvinden. Het licht is bij beide makers geen simpel verlichtingsmiddel, maar een volwaardig sculpturaal materiaal.
Deze verwantschap komt ook tot uiting in hun opvatting van tijd. Ando beschouwt zijn gebouwen als levende organismen die evolueren volgens de uren en de seizoenen, waarbij onverwachte aspecten worden onthuld afhankelijk van de hoek van het licht of de positie van de toeschouwer. Kim Tae-Ho bereikt een vergelijkbaar effect door de temporele opeenstapeling van zijn handelingen: elke verflak draagt de sporen van de verstreken tijd in zich, waardoor een emotionele stratigrafie ontstaat die de kijker geleidelijk ontdekt. De “kleine kamers” van zijn rasters doen denken aan de contemplatieve ruimtes van Ando, die plekken van bezinning waar de architectuur zich terughoudend opstelt om het essentiële beter te kunnen onthullen.
Het werk van Kim Tae-Ho gaat zo in dialoog met een architecturale traditie die nationale grenzen overstijgt en de fundamenten van ruimtelijke ervaring bevraagt. Zoals Ando eenvoudige geometrische volumes omzet in kathedralen van licht, transformeert de Koreaanse kunstenaar repetitieve handelingen in intieme architecturen, waarmee hij meditatieve ruimtes creëert die slechts bestaan in de ontmoeting tussen het werk en de blik die het beschouwt.
De fenomenologie van materie: de erfenis van Heidegger
De filosofische dimensie van het werk van Kim Tae-Ho kan niet volledig worden begrepen zonder verwijzing naar het denken van Martin Heidegger [2], vooral zijn meditatie over Zijn, tijd en kunst. De Duitse filosoof ontwikkelt in zijn essay “De oorsprong van het kunstwerk” een revolutionair concept van artistieke creatie als “inwerking van de waarheid”, een proces waarbij het Zijn zich op zijn meest authentieke manier onthult. Deze benadering werpt een treffend licht op de werkwijze van Kim Tae-Ho, waarvan elk werk een ware archeologie van aanwezigheid vormt.
Heidegger maakt onderscheid tussen het vervaardigde object (Zeug) en het kunstwerk (Kunstwerk), en benadrukt dat het laatste niet simpelweg de wereld afbeeldt, maar deze laat verschijnen in haar waarheid. De schilderijen van Kim Tae-Ho illustreren deze onderscheiding perfect: verre van simpele decoratieve objecten zijn ze functioneren ze als onthullers van temporaliteit, waardoor het proces van hun vervaardiging zichtbaar wordt. Elke meskrabbel onthult de verborgen lagen, actualiseert wat Heidegger Unverborgenheit noemt, het onthullen van wat verborgen was.
Heideggers begrip van Dasein (zijn-daar) vindt een bijzonder treffende vertaling in de kunst van Kim Tae-Ho. Het Dasein verwijst naar die specifiek menselijke wijze van bestaan in de tijd, altijd al naar de toekomst toe geprojecteerd terwijl het het gewicht van het verleden in zich draagt. De werken uit de serie Rythme Intérieur materialiseren deze existentiële temporaliteit: elke verflak correspondeert met een beleefd moment, een “tijdelijke extase” om Heideggers terminologie te gebruiken, en hun opeenstapeling creëert een stratigrafie van het Zijn die de historische dimensie van elk bestaan voelbaar maakt.
De technische benadering van Kim Tae-Ho, deze minutieuze afwisseling tussen accumulatie en aftrekking, roept rechtstreeks de dialectiek van Heidegger op tussen Anwesenheit (aanwezigheid) en Abwesenheit (afwezigheid). Elke krabbeweging doet een deel van de schilderachtige materie verdwijnen terwijl de onderliggende lagen worden onthuld, waarmee die fundamentele paradox wordt geactualiseerd dat elke onthulling gelijktijdig een verberging inhoudt. Deze dynamiek overstijgt de loutere techniek om een meditatie te worden over de voorwaarden van mogelijkheid van elke verschijning.
De herhalendheid van de gebaren van de Koreaanse kunstenaar kan worden begrepen als een vorm van Wiederholung van Heidegger, niet als een simpele mechanische herhaling maar als een “authentieke herneming” die elk moment in staat stelt zijn eigen uniciteit te onthullen. Kim Tae-Ho reprodukeert nooit precies hetzelfde gebaar: elke laag, elke krabbeweging draagt zijn eigen noodzaak, zijn eigen waarheid in zich. Deze benadering transformeert de creatieve handeling in een oefening van existentiële authenticiteit, waardoor de kunstenaar kan ontsnappen aan de dictatuur van het “men” (das Man) om toegang te krijgen tot een werkelijk persoonlijke creativiteit.
Het werk van Kim Tae-Ho onthult ook een intuïtief begrip van wat Heidegger de “vierdeling” (Geviert) noemt, die oorspronkelijke articulatie tussen aarde en hemel, stervelingen en goddelijken. Zijn schilderijen zijn nooit louter esthetische objecten, maar kosmologische condensaten waarin verschillende dimensies van ervaring zich articuleren. De materialiteit van de schilderkunst roept de aarde op, zijn veranderlijke helderheid afhankelijk van de verlichting herinnert aan de hemel, de tijd van hun vervaardiging getuigt van de sterfelijke conditie van de kunstenaar, en hun vermogen om verwondering op te wekken opent naar een dimensie die het te menselijk menselijke overstijgt.
Deze kosmologische dimensie komt met name tot uitdrukking in de metafoor van de “raten” die vaak wordt geassocieerd met de werken van Kim Tae-Ho. Elke cel van het raster functioneert als een autonoom microkosmos, maar het geheel vormt een complex organisme waar onzichtbare krachten circuleren. Deze structuur roept Heideggers opvatting op van de wereld als een gearticuleerde totaliteit, waar elk wezen zijn plaats vindt in een netwerk van betekenissen dat het overstijgt terwijl het het tegelijkertijd vormt.
De invloed van Heidegger op Kim Tae-Ho moet niet worden begrepen als een mechanische toepassing van een filosofisch systeem, maar als een spontane convergentie naar fundamentele vragen. De Koreaanse kunst van de twintigste eeuw, in het bijzonder de Dansaekhwa-beweging, getuigt van een filosofische gevoeligheid die natuurlijk aansluit bij de zorgpunten van Heidegger: bevraging van de essentie van de kunst, meditatie over tijd en eindigheid, zoektocht naar een scheppende authenticiteit in een door techniek gedomineerde wereld. Het werk van Kim Tae-Ho past binnen deze samenloop en realiseert door middel van de schilderkunst wat Heidegger conceptueel probeerde te formuleren: een gedachtengang over het zijn die ook een poëtica van het bestaan is.
De erfenis van het gebaar: tussen traditie en innovatie
Kim Tae-Ho heeft zijn artistieke uniciteit ontwikkeld in een culturele context waarin de traditie van de repetitieve handeling een centrale plaats inneemt. De Koreaanse kunst, diep doordrongen van boeddhistische en confuciaanse filosofieën, heeft altijd de oefening van geduld en het nastreven van perfectie door herhaling vooropgesteld. Deze benadering vindt in de werken van de serie Rythme Intérieur een opmerkelijk moderne actualisering, waarbij de traditionele gebaren samensmelten met hedendaagse esthetische bezorgdheden.
De techniek die door de kunstenaar is ontwikkeld, een opeenstapeling van meer dan twintig lagen acrylverf gevolgd door zorgvuldig schuren, onthult een technische beheersing die herinneringen oproept aan de grote ambachtslieden van de Koreaanse keramiek. Deze verwantschap is geen toeval: ze getuigt van een culturele continuïteit die eeuwen overspant, waarbij oude wijsheden worden aangepast aan hedendaagse esthetische uitdagingen. Kim Tae-Ho breekt niet met de Koreaanse traditie; hij heruitvindt deze, brengt hem naar onontgonnen gebieden waar hij op gelijke voet kan dialogeren met internationale kunst.
Het creatieve proces van Kim Tae-Ho verandert elk werk in een tijdgetuige waarin de momenten van zijn creatie over elkaar heen liggen. Deze gelaagdheid onthult een tijdsbegrip dat radicaal afwijkt van de lineaire westerse temporaliteit en aansluit bij een cyclische benadering die meer in lijn is met Aziatische filosofieën. Elke schuurbeweging onthult eerdere lagen zonder deze volledig te wissen: ze blijven aanwezig en beïnvloeden door hun simpele bestaan de bovenste lagen. Dit samen-van-bestaande van temporaliteiten transformeert elke schildering tot een geconcentreerde geschiedenis, een gevoelig archief waar het verleden blijft ingrijpen op het heden.
De meditatieve dimensie van het werk van Kim Tae-Ho kan niet worden onderschat. De kunstenaar zelf sprak over deze contemplatieve eigenschap van zijn creatieve proces, waarbij hij beschreef hoe de herhaling van de bewegingen hem naar een staat van concentratie leidde die verder ging dan de loutere technische toepassing om een spirituele oefening te worden. Deze benadering plaatst zijn werk in de traditie van Aziatische meditatieve praktijken, waarbij de ritmische herhaling toegang verleent tot veranderde bewustzijnsstaten. Elke penseelstreek wordt zo een meditatieve handeling, elke schuurbeweging een vorm van wereldlijke gebed.
Deze spirituele dimensie ontstaat niet uit een oppervlakkig mysticisme maar uit een strikt materialistische benadering van het scheppingsproces. Kim Tae-Ho zoekt niet te ontsnappen aan de zintuiglijke wereld maar wil de verborgen mogelijkheden ervan onthullen. Zijn techniek van opeenstapeling en geleidelijke onthulling doet denken aan de methodes van traditionele alchemie, waarbij de transformatie van de materie gepaard gaat met een parallelle transformatie van de operator. De kunstenaar blijft niet buiten zijn werk staan, maar neemt deel aan de metamorfose ervan en accepteert dat hij door het proces dat hij in gang zet wordt veranderd.
Op weg naar een esthetiek van openbaring
Het werk van Kim Tae-Ho wordt vandaag erkend als een van de meest betekenisvolle verwezenlijkingen van de hedendaagse Koreaanse kunst, niet ondanks zijn schijnbare bescheidenheid maar dankzij deze. In een artistieke wereld die vaak wordt gedomineerd door dramatiek en spectaculaire overdaad, bieden zijn schilderijen een alternatief pad: dat van geduldig verdiepen, minutieus verkennen van de oneindige mogelijkheden die schuilgaan in beperkte middelen. Deze benadering onthult een esthetische wijsheid die de specifieke kwesties van hedendaagse kunst ver overstijgt en de fundamentele voorwaarden van menselijke ervaring bevraagt.
De serie Rythme Intérieur is dan ook veel meer dan een simpel corpus van werken: zij biedt een ware filosofie van creatie die het Koreaanse culturele erfgoed verzoent met de eisen van artistieke moderniteit. Kim Tae-Ho is erin geslaagd de dubbele valkuil van steriele traditionalisme en oppervlakkige westerse invloeden te vermijden, en een authentiek persoonlijke beeldtaal te creëren, geworteld in zijn oorspronkelijke cultuur maar open voor externe invloeden. Deze opmerkelijke synthese maakt van hem een van de meest volmaakte vertegenwoordigers van wat men een “creatieve globalisering” zou kunnen noemen, waarbij interculturele uitwisseling lokale bijzonderheden verrijkt in plaats van te nivelleren.
De invloed van Kim Tae-Ho op de generaties kunstenaars die hem opvolgden getuigt van de relevantie van zijn aanpak. Zijn opvatting van kunst als een oefening in geduld en geleidelijke onthulling blijft creatievelingen inspireren die erop gericht zijn een authentieke scheppende tijdelijkheid terug te vinden in een wereld die wordt gedomineerd door voortdurende versnelling. Deze invloed beperkt zich niet tot de Koreaanse grenzen, maar straalt internationaal uit en draagt bij aan het herdefiniëren van de voorwaarden van de dialoog tussen traditie en moderniteit in de hedendaagse kunst.
Het voortijdige overlijden van Kim Tae-Ho in 2022 berooft de kunstwereld van een unieke stem op het moment dat zijn onderzoeken eindelijk de internationale erkenning begonnen te krijgen die ze al lang verdienden. Zijn laatste werken getuigen van een toenemende vrijheid in het gebruik van kleur en een complexer wordende structuur van zijn composities die veelbelovende ontwikkelingen voorspelden. Deze plotselinge onderbreking verandert zijn oeuvre in een esthetische testament, een afgesloten geheel dat uitnodigt tot overweging van voltooiing en onvoltooidheid in de kunst.
Het werk van Kim Tae-Ho herinnert ons eraan dat ware kunst zich niet meet aan zijn vermogen tot onmiddellijke verleiding, maar aan zijn kracht van geleidelijke onthulling. Zijn schilderijen vragen tijd, geduld, een voortdurende aandacht die radicaal ingaat tegen de hedendaagse consumptiewijzen van kunst. Deze eis is ook hun kracht: ze bieden een esthetische ervaring die bestand is tegen de tand des tijds, die naarmate men er dieper op ingaat steeds rijker blijkt te zijn. Hierin sluit Kim Tae-Ho aan bij de reeks grote scheppers die erin slaagden de ogenschijnlijke beperkingen van hun middelen te transformeren tot onvermoede bronnen van vernieuwing.
De kunst van Kim Tae-Ho leert ons ten slotte dat ware artistieke vernieuwing niet voortkomt uit spectaculaire breuk, maar uit geduldig verdiepen van de mogelijkheden die eenvoudige middelen bieden. Zijn nauwgezette rasterstructuren, gekleurde lagen en onthullende schraaptechnieken zijn allemaal uitnodigingen om de oneindige rijkdom te herontdekken die vervat zit in de meest elementaire handelingen van het scheppingsproces. Deze les in creatieve nederigheid resoneert met een bijzondere scherpte in ons tijdperk van overproductie van kunst en herinnert eraan dat authenticiteit niet wordt afgedwongen maar wordt veroverd door herhaalde oefening van compromisloze eisen.
Kim Tae-Ho heeft ons een oeuvre nagelaten dat functioneert als een spiegel van onze eigen creatieve mogelijkheden. Zijn schilderijen bieden ons niet slechts een esthetisch schouwspel: ze nodigen ons uit in onszelf dat geduld, die aandacht, dat vermogen tot verdieping te ontdekken die de ware fundamenten vormen van iedere authentieke creatie. Deze pedagogische dimensie, in de meest nobele betekenis van het woord, verzekert zijn werk een duurzaamheid die de wisselvalligheden van de kunstmarkt of tijdelijke kritische modes ver overstijgt. Kim Tae-Ho behoort zo tot die zeldzame categorie scheppers wiens invloed blijft groeien na hun overlijden, waardoor onze begrip wordt verrijkt van wat kunst kan en moet zijn in een wereld die voortdurend verandert.
- Tadao Ando, winnaar van de Pritzker Architectuurprijs in 1995, een hedendaagse Japanse architect bekend om zijn betonnen constructies en zijn beheersing van het natuurlijke licht in de architectonische ruimte.
- Martin Heidegger, De oorsprong van het kunstwerk (1935-36), in Paden die nergens leiden, Gallimard-uitgeverij, 1962.
















