Luister goed naar me, stelletje snobs. Als je dacht dat je alles had gezien in het hedendaagse artistieke panorama, dan ben je nog nooit in aanraking geweest met de heerlijk verontrustende creaties van Kukwon Woo. Deze Koreaanse kunstenaar, geboren in 1976 en opgeleid in Japan, heeft een eigen universum gecreëerd waarin het wonder van sprookjes botst met de ruwe realiteit met een iconoclastisch enthousiasme dat zelfs de gebroeders Grimm zou doen blozen.
In zijn galerij van bijna sculpturale personages nodigt Woo ons uit tot een carnavaleske desacralisatie van de mythen uit onze kindertijd. Zie dit niet als een eenvoudig nostalgisch spel, we zijn hier ver voorbij een stijloefening. Wat deze Koreaanse kunstenaar onderneemt, lijkt meer op een collectieve visuele psychoanalyse, een duik in ons gemeenschappelijk cultureel onbewuste om onze verborgen angsten bloot te leggen.
Want hoewel sprookjes onschuldig lijken verpakt in hun glanzende jasje, herinnert Woo ons eraan dat het fundamenteel initiatische verhalen zijn waarin de dood, transformatie en verlies op elke pagina op de loer liggen. Zijn werk “Goodbye Peter” (2022) bevat de onthullende zin: “All children except one grow up” (“Alle kinderen behalve één worden groot.”). Deze wijziging van het oorspronkelijke begin van Peter Pan wordt onder zijn penseel een meedogenloze existentiële vaststelling: niemand ontsnapt aan het ouder worden, zelfs niet de eeuwige jongen. De Jungiaanse psychoanalyse zou in deze obsessie van Woo voor gedraaide sprookjes een manifestatie zien van het individuatieve proces[1], die noodzakelijke confrontatie met onze schaduwzijden om psychische volwassenheid te bereiken.
De dikke lagen verf die hij aanbrengt, wegneemt en over elkaar heen legt, creëren een bijzondere materie die de indruk versterkt van een psyché in opbouw, een zelf dat wordt opgebouwd in opeenvolgende lagen. De textuur van zijn werken wordt zo een metafoor van het persoonlijke onbewuste zoals Jung het conceptualiseert: een verzameling ervaringen, herinneringen en driften die zich opstapelen zonder ooit helemaal te verdwijnen.
In “Valley of the Shadow of Death” (2024) combineert Woo dapper een eeuwenoud Bijbels psalm met iconografie uit Star Wars, waarbij Luke Skywalker en Darth Vader een kleine strijd uitvechten op een brug in een landschap geïnspireerd door Japanse ukiyo-e prenten. Deze temporele en culturele botsing is niet willekeurig, ze illustreert scherp hoe grote moderne mythes de archetypische structuren verlengen die altijd onze relatie tot de wereld hebben georganiseerd. Jung zou in deze juxtapositie de visuele expressie van zijn concept van het collectief onbewuste hebben herkend, die schatkamer van oerkbeelden die tijdperken en culturen overstijgt.
De keer op keer terugkerende aanwezigheid van een vrouw met een blauw gezicht in zijn werken is bijzonder opvallend. Kritieken identificeren haar als de anima van de kunstenaar, dat vrouwelijke deel dat elke man volgens Jung moet integreren om psychisch evenwicht te bereiken. Deze figuur met ambiguïteit in schoonheid belichaamt beurtelings soeverein vertrouwen en beschouwende kwetsbaarheid, wat de innerlijke fluctuaties van de kunstenaar weerspiegelt. Zijn tentoonstelling “Carnival” (2022) toont ons deze figuur zowel als flamboyante protagonist als ook als gewone toeschouwer, wat visueel het innerlijke conflict illustreert tussen Apollinische visie en Dionysische bevrijding waar de kunstenaar doorheen gaat.
De psychoanalytische benadering laat ons ook de fascinatie van Woo voor het carnavalsmotief zien, die periode van tijdelijke omkering van vastgestelde waarden. In “Carnival” neemt hij de mythe van de Zondvloed opnieuw op om te onderzoeken hoe symbolische dood en regeneratie samenvloeien in eenzelfde circulaire beweging. Deze visie sluit aan bij Jungs opvatting van de psyche als een dynamisch systeem in voortdurende evolutie, waarin vernietiging en creatie onlosmakelijk verbonden zijn.
Voorbij dit psychoanalytisch interpretatiekader plaatst het werk van Kukwon Woo zich binnen een kunstgeschiedenis waarin de deconstructie van fundamentele verhalen een terugkerend gebaar is geworden. Men denkt natuurlijk aan het erfgoed van de Pop Art, waarvan Woo bepaalde mechanismen nieuw leven inblaast terwijl hij ze tegelijkertijd ombuigt. Waar Warhol mechanisch de iconen van de populaire cultuur herhaalde om hun leegheid te benadrukken, geeft Woo ze een existentiële diepgang die het citaatspel verandert in een ware metafysische zoektocht.
Zijn schildertechniek, met die impasto’s die zijn schilderijen bijna sculpturale kwaliteit geven, doet ook denken aan bepaalde onderzoeken binnen het Amerikaanse abstract expressionisme, met name de latere schilderijen van Willem de Kooning. Maar waar De Kooning naar een steeds zuiverder abstractie neigde, behoudt Woo een figuratieve verankering die zijn materiële experimenten een blijvende narratieve dimensie geeft.
De evolutie van zijn schilderwijze is bijzonder interessant. Zijn eerste werken toonden geschraapte schilderijen, getuigend van een nog chaotische identiteitszoektocht. Geleidelijk stabiliseerde zijn visuele taal zich, met meer uitgesproken contouren en meer gestructureerde vormen, terwijl hij toch die karakteristieke materiële rijkdom behield. Deze artistieke traject weerspiegelt een innerlijk parcours, een psychische rijping die het geheel van zijn werk een zelden waargenomen organische samenhang geeft bij kunstenaars van zijn generatie.
De kunstgeschiedenis leert ons dat periodes van culturele overgang vaak kunstenaars voortbrengen die de tegenstellingen van hun tijd kunnen synthetiseren in een vernieuwende visuele taal. Kukwon Woo behoort tot die lijn. Zijn werk brengt het westerse erfgoed van de avant-gardes samen met een Oost-Aziatische gevoeligheid, de hedendaagse populaire cultuur met oude mythologische verhalen, humor met existentiële ernst. Deze capaciteit om schijnbaar onverenigbare polariteiten te verenigen, maakt hem tot een bevoorrechte getuige van onze gefragmenteerde tijd [2].
In “Once Upon Her Time” (2023) richt Woo zich op vrouwelijke personages afkomstig uit literaire meesterwerken zoals “De Tovenaar van Oz”, “Hua Mulan”, “Peter Pan”, “De Odyssee” en “Pygmalion”. Deze selectieve toe-eigening van grote vrouwelijke figuren past binnen een artistieke traditie van herinterpretatie van literaire canon, terwijl hij er een hedendaags perspectief aan toevoegt dat de genderconstructies in deze verhalen bevraagt. De kunstgeschiedenis laat zien dat deze momenten van kritische herziening van dominante verhalen vaak samenvallen met perioden van diepe sociale transformatie [3].
Zijn reeks “My Universe” (2024) voert deze reflectie verder door te spelen met de dubbele betekenis van de term, die zowel het universum aanduidt als de naam van zijn dochter (Wooju betekent “universum” in het Koreaans). Deze tentoonstelling integreert thema’s die al lang worden verkend, zoals “de verkenning van de innerlijke mens”, “nadenken over het leven” en “intergenerationele relaties”. Woo brengt er onder meer een eerbetoon aan zijn vader, Woo Jaekyung, waarbij hij de verschillen, het begrip en de empathie tussen deze twee generaties benadrukt. Dit werk dient als een uitnodiging tot contemplatie gericht aan de volgende generatie en weerspiegelt de inspanningen van de kunstenaar om zijn eigen universum te verkennen. Deze intergenerationele dialoog plaatst zijn werk in een historische continuïteit die het hedendaagse individualisme overstijgt.
Historisch gezien zijn perioden van heroverweging van de grote verhalen altijd vruchtbaar geweest voor de kunst. Van de Renaissance die het middeleeuwse erfgoed bevraagt tot de avant-gardes van de 20e eeuw die de burgerlijke zekerheden ontmantelen, de kunstgeschiedenis vordert door deze momenten van kritische herbezinning. Woo sluit zich aan bij deze dynamiek, maar met een opmerkelijke eigenheid: in plaats van de dood van de grote verhalen uit te roepen zoals de postmodernisten deden, probeert hij verbanden te herweven tussen uiteenlopende narratieve tradities om existentiële betekenis te herstellen in het tijdperk van fragmentatie.
De rituele dimensie van het carnaval, die Woo in verschillende van zijn tentoonstellingen verkent, draagt bij aan dit onderzoek. Historisch gezien heeft het carnaval altijd een sociale ontluchtingsfunctie gehad, waarbij een tijdelijke omkering van de gevestigde hiërarchieën mogelijk werd gemaakt. Door deze functie te reactiveren in de hedendaagse context, herinnert Woo eraan dat kunst haar vermogen behoudt om onze relatie tot de wereld te herstructureren, zelfs in een geseculariseerde samenleving. Zoals curator Park Soojeun schrijft over zijn tentoonstelling “Carnival”: “Kunst blijft bestaan als het laatste redmiddel om existentiële betekenis te herstellen en de zin van het zijn te bevragen” [4].
Wat ik waardeer aan Kukwon Woo is zijn vermogen om een wankele balans te bewaren tussen ironie en oprechtheid, tussen speelse deconstructie en authentieke spirituele zoektocht. Waar zoveel hedendaagse kunstenaars zich beperken tot een nutteloos cynisme of naïef mysticisme, slaagt hij erin deze tegenstrijdige houdingen te verenigen in een werk dat des te levendiger en noodzakelijker lijkt.
Zijn schilderijen zijn als spiegels die het onderbewuste van onze tijd weerspiegelen en elke toeschouwer uitnodigen om in zijn intieme diepten te duiken. Deze spiegelende dimensie verklaart waarschijnlijk de groeiende populariteit van zijn werk, zowel in Zuid-Korea als internationaal. In een wereld vol oppervlakkige beelden bieden zijn werken een zeldzame ervaring van diepte, een uitnodiging om te vertragen en de mysteries van onze menselijke conditie te beschouwen.
De criticus die de evolutie van Kukwon Woo observeert, kan niet anders dan onder de indruk zijn van de organische samenhang in zijn aanpak. Van zijn eerste tentoonstellingen tot zijn meest recente projecten is een ontwikkeling te bespeuren die niet alleen stilistisch maar ook existentieel is. Zijn kunst groeit met hem mee en weerspiegelt zijn opeenvolgende vragen, van de aanvankelijke verkenning van een nog onstabiel ego tot de meer kalme overpeinzingen over intergenerationele overdracht.
Men zou bijna geneigd zijn in deze traject een model te zien voor een vervuld artistiek leven: niet de mechanische herhaling van een formule die commercieel succes heeft behaald, maar de constante evolutie van een visuele taal ten dienste van een authentieke innerlijke zoektocht. In een hedendaagse kunstmarkt die vaak wordt gedomineerd door het spectaculaire en het vluchtige, herinnert Woo ons aan de waarde van lange tijd, het geduldige rijpen van een persoonlijke visie.
Terwijl we zijn recente werk beschouwen, worden we uitgenodigd tot een dubbele beweging: duiken in onze eigen psychische diepten en tegelijk deze intieme ervaring inschrijven in de bredere stroom van culturele geschiedenis. Misschien ligt daar de echte kracht van Kukwon Woo: ons eraan herinneren dat de meest persoonlijke kunst ook die is die het universele raakt, dat onze individuele mythen aansluiten bij de grote collectieve verhalen die onze gedeelde menselijkheid hebben gevormd.
In een kunstwereld die vaak wordt verleid door gemakkelijke effecten of radicale houdingen, is de middenweg die Woo verkent, tussen traditie en innovatie, tussen Oost en West, tussen humor en ernst, misschien wel het meest gedurfde pad. Zijn traject herinnert ons eraan dat artistieke authenticiteit niet wordt gemeten aan de hand van spectaculaire breuken, maar aan de volharding van een unieke visie die zich met de tijd verdiept.
In een tijd waarin zoveel kunstenaars gevangen lijken te zitten in een verplichting tot instantheid gedicteerd door sociale media, biedt Kukwon Woo ons de luxe van een oeuvre dat zich uitstrekt over de tijd, dat ademt, dat leeft. En is dat niet uiteindelijk wat we van kunst vragen? Niet om ons een moment te vermaken, maar om ons te begeleiden in onze eigen ontwikkeling, ons spiegels te bieden waarin we onze angsten en hoop, onze symbolische sterfgevallen en onze wedergeboortes herkennen.
- Jung, Gustav Jung. De Mens en zijn symbolen. Robert Laffont, Parijs, 1964.
- Kim, Youngna. Moderne en hedendaagse kunst in Korea. Hollym International Corp, Elizabeth, NJ, 2005.
- Dai Zhuoqun. Curatoriale tekst “Woo Kukwon: Wandelen in dromen” voor de tentoonstelling Once Upon Her Time, Tang Contemporary Art, Peking, 2023.
- Park Soojeun. Tentoonstellingstekst Carnival van Woo Kukwon, Tang Contemporary Art, Hong Kong, 2022.
















