English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Leon Tarasewicz: Grenzen verleggen in schilderkunst

Gepubliceerd op: 28 April 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 11 minuten

Leon Tarasewicz transformeert de ruimtes die hij inneemt in meeslepende picturale omgevingen waar kleur een levenskracht wordt. Zijn monumentale installaties vervagen de grenzen tussen schilderkunst en architectuur, en nodigen de toeschouwer uit daadwerkelijk de werken binnen te gaan in plaats van ze slechts te bezichtigen.

Luister goed naar me, stelletje snobs. Als je nog nooit van Leon Tarasewicz hebt gehoord, leef je in een kunstwereld zo smal als het kleurmonster van een goedkope bouwmarkt. Ik heb het over die Poolse schilder van Wit-Russische oorsprong, die al decennia koppig weigert in de hokjes te passen die de kunstmarkt hem nadrukkelijk aanbiedt.

Tarasewicz is die stille genie die zich in zijn geboorteplaats Waliły, vlak bij Białystok aan de Wit-Russische grens, heeft gevestigd, alsof hij de Europese kunsthoofdsteden die kunstenaars als roofdieren bejegenen, wil tergen. Terwijl zijn doeken rondreizen in ’s werelds grootste musea, houdt hij zeldzame hanen met kammen. Die tegenstelling is geen pittoresk detail, maar de sleutel tot het begrijpen van de essentie van zijn kunst.

Wat meteen opvalt bij Tarasewicz is zijn radicaliteit in de benadering van kleur. Zijn schilderijen exploderen in felle tinten die lijken te pulseren alsof ze hun eigen leven hebben. Rood, geel, blauw, groen, niet de subtiele en pretentieuze schakeringen van trendsetters, nee. Primaire kleuren, fundamenteel, direct als een slag in de maag van het academisme.

Zijn techniek is obsessief. Die parallelle lijnen, die repetitieve patronen die onder andere penseelstreken monotoon zouden lijken, worden bij hem abstracte landschappen van duizelingwekkende kracht. Wanneer hij geploegde velden, boomstammen of vogels in vlucht schildert, probeert hij ze niet op de traditionele manier weer te geven, maar de ritmische essentie ervan te vangen, hun voortdurende beweging.

De kunst van Tarasewicz is diep geworteld in het observeren van de natuur, maar overstijgt de eenvoudige weergave ervan. Hij absorbeert het landschap van zijn geboortestreek, verwerkt het en spuugt het vervolgens uit in de vorm van kleurrijke structuren die elke narratief tarten. “Ik zie vaak ongelooflijke kleurpatronen in de natuur,” bekent hij. “Ik zou graag blauw en groen op zo’n manier willen combineren dat het bijna lichtgevend effect geeft” [1]. Deze zoektocht naar helderheid, naar kleurintensiteit, ligt aan de kern van zijn werkwijze.

Maar Tarasewicz is geen gewone ezelschilder. Hij begreep al snel de beperkingen van het traditionele kader. Halverwege de jaren tachtig begonnen zijn schilderijen buiten de rand te treden, de ruimte binnen te dringen. “Mijn droom zou zijn dat de schilderijen een absoluut overwicht krijgen over de toeschouwer, waardoor diens omgeving verdwijnt,” schrijft hij. “Mijn schilderij, bevrijd van elke omlijsting, zou zich dan onbegrensd kunnen uitbreiden en de toeschouwer in zich kunnen trekken” [2].

Dit verlangen naar totale onderdompeling bracht hem ertoe monumentale installaties te creëren waarin de toeschouwer de schildering niet langer alleen beschouwt, maar er letterlijk in stapt. In het Kasteel van Ujazdowski in Warschau, op de Biënnale van Venetië in 2001, of in openbare ruimtes zoals de Plaza Real in Barcelona transformeert Tarasewicz hele zalen tot schilderachtige omgevingen. De vloer, de muren, de pilaren, alles wordt drager van zijn expansieve visie op schilderkunst.

In 2006, toen hij de monumentale trap van de Nationale Galerie van Kunst Zachęta in Warschau bedekte met kleurrijke spatten, was dat geen simpel provocerend gebaar. Hij dwong de toeschouwer op zijn schildering te lopen, fysiek deel uit te maken van het werk. De grens tussen de waarnemer en het waargenomene vervaagt, net als die tussen de gerepresenteerde natuur en het artificiële van de voorstelling.

Wat Tarasewicz zo belangrijk maakt in het hedendaagse artistieke landschap, is zijn onwankelbaar geloof in de kracht van schilderkunst in een tijdperk waarin dit medium vele malen tot dood is verklaard. “Schilderkunst is geweest en blijft een cruciale test van de staat van de samenleving,” stelt hij met koppige overtuiging. “Als schilderkunst zou sterven, zou de hele beschaving zeer snel achteruitgaan” [3]. Deze uitspraak kan grootspraak lijken, maar onthult een fundamentele waarheid over Tarasewicz’ visie: voor hem is schilderkunst niet alleen een artistiek medium, maar een vorm van culturele weerstand.

Zijn unieke positie in de geschiedenis van de Poolse kunst verdient aandacht. Opgeleid aan de Academie voor Schone Kunsten in Warschau in de studio van Tadeusz Dominik begin jaren tachtig, komt hij op in een periode waarin Polen wordt geschokt door politieke en sociale omwentelingen. Terwijl veel kunstenaars uit zijn generatie zich wenden tot een nieuwe expressie doordrenkt van directe politieke commentaren, kiest Tarasewicz een andere, subtielere maar niet minder ondermijnende weg.

Zijn claim op zijn Wit-Russische wortels en zijn inzet voor de cultuur van deze minderheid in Polen zijn geen voetnoten in zijn biografie. Ze beïnvloeden diepgaand zijn artistieke praktijk, die gelezen kan worden als een meditatie over grenzen, identiteit en behoren. In 1999 weigert hij de Kunstprijs van de President van Białystok uit protest tegen het beleid van de lokale autoriteiten die volgens hem het conflict tussen de Poolse en Wit-Russische gemeenschappen aanwakkerden. Zijn kunst wordt daarmee een ruimte voor identiteitsonderhandeling, waar de scherpe lijnen die op politieke kaarten territoria scheiden oplossen in vloeibare kleurvelden.

Het erfgoed van de orthodoxe kunst, met zijn chromatische rijkdom en zijn spiritualiteit verbonden aan het licht, vormt een belangrijke invloed voor Tarasewicz. Als kind werd hij diep geraakt door de polychromieën van Jerzy Nowosielski en Adam Stalony-Dobrzański in de orthodoxe kerk van Gródek. Deze afstamming van Nowosielski, zelf een reus van de Poolse schilderkunst die balanceerde tussen abstractie en heilige iconografie, biedt een belangrijke lees sleutel om de bijna rituele dimensie van het werk van Tarasewicz te begrijpen.

Maar voorbij deze specifieke culturele referenties voert zijn werk een dialoog met de grote stromingen in de geschiedenis van de westerse kunst. Men hoort echo’s van het postimpressionisme in zijn emotionele behandeling van kleur, weerklanken van het Amerikaanse abstract expressionisme in zijn opvatting van schilderkunst als actieveld, en een affiniteit met het Poolse unisme in zijn zoektocht naar een organisch verenigd schilderoppervlak.

Wat Tarasewicz onderscheidt, is zijn vermogen om deze diverse invloeden samen te smelten in een visuele taal die onmiddellijk herkenbaar is. Zijn regelmatige kleurbanden zijn zijn handelsmerk geworden, net als zijn manier om de ruimte te behandelen als een natuurlijke uitbreiding van het doek. Deze formele samenhang is niet het resultaat van een gemakkelijke formule, maar van een rigoureus en continu onderzoek naar de mogelijkheden van de schilderkunst.

De literatuur en de schilderkunst onderhouden al eeuwen complexe relaties, maar bij Tarasewicz krijgt deze relatie een bijzondere, bijna paradoxale wending. Zijn categorische afwijzing van narratie, zijn weigering zelfs om zijn werken te tituleren, kan geïnterpreteerd worden als een literaire positie in negatieve zin. Hij creëert een kunst die zich verzet tegen verbale vertaling, die opzettelijk ontsnapt aan de val van woorden. Zoals de kunstcriticus over zijn werk schrijft: “Het werk van Leon Tarasewicz tart beschrijving en analyse. Woorden en taal zijn ontoereikend tegenover de vreemde wereld van de schilderkunst waarvan het onderwerp de schilderkunst is, een schilderkunst zonder narratief, maar niet los van de realiteit” [4].

Dit wantrouwen tegenover verbale taal herinnert aan de positie van bepaalde modernistische dichters die probeerden woorden te bevrijden van hun referentiële functie om hun zuivere materialiteit te onderzoeken. Tarasewicz doet iets gelijkaardigs met kleur en vorm, die hij bevrijdt van hun beschrijvende rol om hen te laten bestaan als autonome entiteiten. Hier is een poëtica van stilte, een welsprekende weigering van anekdote die resoneert met de traditie van concrete of visuele poëzie.

De relatie tussen architectuur en schilderkunst vormt een andere fundamentele as in het werk van Tarasewicz. Zijn monumentale interventies overstijgen het traditionele onderscheid tussen deze twee disciplines. Wanneer hij rechtstreeks op de muren van een galerij schildert, het hele ruimte van vloer tot plafond bedekend, of wanneer hij labyrintische parcours creëert zoals dat op het kunstenaarsplein in Kielce in 2011, hanteert hij een bijna architecturale benadering van kleur.

Zijn installatie uit 2003 in het Centrum voor Hedendaagse Kunst van het kasteel van Ujazdowski in Warschau, waar hij een complexe constructie bouwde die het grootste deel van de tentoonstellingsruimte besloeg en bestond uit imitatie muren, gangen en bruggen bedekt met gekleurd cement, illustreert perfect deze fusie van disciplines. De architectuur wordt het drager van de schilderkunst, en de schilderkunst herstructureert de architecturale ervaring. De toeschouwer kijkt niet langer passief naar een aan de muur gehangen schilderij, maar navigeert fysiek door een ruimtelijke compositie waarin kleur de ruimte definieert en transformeert.

Deze architecturale dimensie van zijn werk is bijzonder duidelijk in zijn project “Art For a Place: Modry” voor het Silezisch Museum in Katowice in 2015, een houten toren met verschillende tinten die de hele hal van het gebouw beslaat en refereert aan een mijnschacht. Hier gaat Tarasewicz direct in dialoog met de industriële geschiedenis van de regio, waarbij hij een abstract monument creëert dat het collectieve geheugen oproept zonder te vervallen in letterlijke illustratie.

De positie van Tarasewicz ten opzichte van de kunstgeschiedenis is zowel respectvol als iconoclastisch. Hij erkent zijn schuld aan de oude meesters en bewegingen zoals het colorisme en het Pools unisme, maar weigert zich te laten opsluiten in een bevroren traditie. Zijn praktijk is geworteld in een diep geloof: “Ik geloof dat kunst altijd een plaats en een tijd weerspiegelt. Het is inherent aan het creatieve proces, hoewel een kunstenaar zich daar niet altijd bewust van is, niet bewust van deze relatie. Er is niets in mijn schilderijen dat niet naar de werkelijkheid verwijst” [5].

Deze bewering kan paradoxaal lijken van een kunstenaar wiens werken vaak als abstract worden beschouwd, maar het onthult de diep fenomenologische aard van zijn benadering. Voor Tarasewicz is abstractie geen vlucht uit de realiteit, maar een poging om de onderliggende structuren, essentiële ritmes en fundamenteel licht ervan te grijpen.

De laatste ontwikkelingen in zijn werk bevestigen deze voortdurende zoektocht naar nieuwe vormen van schilderachtige expressie. Zijn plexiglazen lichtdozen die in 2016 in Galerie Ego in Poznań werden tentoongesteld, vormen een nieuwe verkenning van de relatie tussen kleur en licht. Deze lichtgevende schilderobjecten, waarvan de waarneming afhangt van meerdere factoren (tijd van de dag, positie van de toeschouwer, individuele visuele capaciteiten), voeren zijn reflectie over de aard van visuele waarneming nog verder. Zoals de galerie beschrijft: “Hoe langer we naar deze werken kijken en erover nadenken, hoe meer we opmerken, en hun plastic oppervlak smelt voor onze ogen weg, waarbij opeenvolgende lagen en reflecties worden onthuld” [6].

Zijn tentoonstelling “Jerozolima” (Jeruzalem) in Galerie Foksal in 2018, geïnspireerd door zijn bezoek aan de gelijknamige stad, markeert ook een belangrijke ontwikkeling. De galerieruimte was gevuld met een compositie gecreëerd uit intense gele lichten. Geel, een zeldzame kleur in de Poolse schilderkunstgeschiedenis, krijgt hier een metaforische betekenis: “Geel en zijn verschillende tinten zijn de kleuren van het licht. In het christendom is God het licht dat de ziel binnendringt. Jeruzalem is een heilige stad voor drie monotheïstische religies” [7]. Deze installatie stelt diepe vragen over de aard van het geloof, de goddelijke eenheid en religieuze verdeeldheid, en toont hoe kleur een voertuig kan worden voor theologische en filosofische reflectie.

Als men het gehele oeuvre van Tarasewicz beschouwt, valt zijn categorische afwijzing van zelfgenoegzaamheid op. Hij had gemakkelijk kunnen profiteren van een herkenbare esthetische formule door oneindige variaties te produceren van zijn composities met gekleurde strepen om een gulzige markt tevreden te stellen. In plaats daarvan heeft hij voortdurend de grenzen van zijn praktijk verlegd, waarbij hij niet alleen de conventies van het schilderen in vraag stelde, maar ook die van de relatie tussen het werk, de ruimte en de toeschouwer.

Als professor aan de Academie van Beeldende Kunsten in Warschau sinds 1996, draagt hij deze ethiek van rigoureuze experimenten over aan nieuwe generaties. Zijn invloed op de Poolse kunstscene is aanzienlijk, niet alleen door zijn eigen werk, maar ook door zijn rol als mentor en voorvechter van een veeleisende opvatting van kunst.

De vele onderscheidingen die hij heeft ontvangen, de Polityka Passportprijs (2000), de Jan Cybis-prijs (2000), de Gloria Artis Zilveren Medaille voor Verdienste om de Cultuur (2005), het Kruis van Ridder in de Orde van Polonia Restituta (2011), de eredoctoraat van de Universiteit van Białystok (2022), getuigen van de institutionele erkenning van zijn belang. Maar wat echt telt, is de impact van zijn kunst op degenen die die rechtstreeks ervaren.

Want de kunst van Tarasewicz is bovenal een ervaring. Niet zomaar een anekdotische ervaring, zoals “Ik heb een tentoonstelling van Tarasewicz gezien”, maar een fysieke, zintuiglijke, bijna lichamelijke ontmoeting met kleur als levendige substantie. Wanneer hij de vloer van de kapel van de Heilige Drie-eenheid in Lublin bedekt met meerkleurige vierkanten, is het niet louter een esthetische interventie, maar een radicale transformatie van onze relatie met de heilige ruimte.

Tarasewicz herinnert ons eraan dat schilderkunst niet “gewoon een penseel en verf is. Het is een gekleurd element waarmee we illusies creëren. Dat was zo in het verleden, en dat is nog steeds zo vandaag” [8]. Dit begrip van schilderkunst als een millennia-oude illusionistische praktijk, die mode en stromingen overstijgt, is diep verankerd in zijn artistieke visie.

Wat Leon Tarasewicz zo’n belangrijke figuur in de hedendaagse kunst maakt, is zijn vermogen om een radicaal samenhangende schilderpraktijk te behouden in een kunstwereld die geobsedeerd is door oppervlakkige vernieuwing. Hij bewijst dat echte innovatie niet bestaat uit het springen van het ene medium naar het andere volgens de trends, maar uit het onvermoeibaar verkennen van de mogelijkheden van een persoonlijke visuele taal.

In een cultureel landschap dat steeds meer wordt gedomineerd door het vergankelijke en spectaculaire, verdedigt Tarasewicz een opvatting van kunst als een langdurige engagement met materie, ruimte en perceptie. Zijn levendige kleurvlakken blijven pulseren met een intensiteit die de tijd tart, en herinneren ons eraan dat schilderkunst, verre van een relikwie uit het verleden, nog steeds de plaats kan zijn van transformatieve esthetische ervaringen.

Dus, de volgende keer dat je een werk van Tarasewicz tegenkomt, kijk er dan niet slechts vluchtig naar voordat je doorgaat naar het volgende. Neem de tijd om er volledig in onder te dompelen, laat de kleur je gezichtsveld vullen en voel het ritme van zijn motieven in je resoneren.


  1. Culture.pl, “Leon Tarasewicz”, artiestenfiche
  2. InGart.pl, “Leon Tarasewicz”
  3. Culture.pl, Op. cit.
  4. Labiennale.art.pl, “To Paint”, 2001, curator van de expositie: Aneta Prasał-Wiśniewska.
  5. Culture.pl, Voorgaand werk.
  6. Culture.pl, Voorgaand werk.
  7. Culture.pl, Voorgaand werk.
  8. Culture.pl, Voorgaand werk.
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

Leon TARASEWICZ (1957)
Voornaam: Leon
Achternaam: TARASEWICZ
Geslacht: Man
Nationaliteit(en):

  • Polen

Leeftijd: 68 jaar oud (2025)

Volg mij