English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Lichaam en decadentie: De helderziendheid van Michael Kvium

Gepubliceerd op: 17 Juni 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 10 minuten

Michael Kvium maakt schilderijen die compromisloos de aspecten van het leven blootleggen die we liever verbergen. Zijn groteske personages met uitgerekte en vervormde lichamen functioneren als verontrustende spiegels die ons dwingen onze eigen kwetsbaarheden en de realiteit van onze sterfelijke conditie onder ogen te zien.

Luister goed naar me, stelletje snobs. Als we het hebben over Michael Kvium, hebben we het niet zomaar over een Deense schilder geboren in 1955 in Horsens. We spreken over een kunstenaar die van onze existentiële malaise zijn grondstof heeft gemaakt, die onze collectieve ontkenningen heeft omgezet in schilderijen van verontrustende schoonheid. Sinds de jaren 1980 dwingt Kvium ons te kijken naar wat we liever negeren: onze eigen verloedering, onze hypocrisie, onze kwetsbaarheid.

Zijn picturale universum wordt bevolkt door androgene, vervormde wezens, vaak naakt, met gezichten die soms op het zijne lijken. Wezens met uitgerekte lichamen, kromme ruggen, disproportionele ledematen. Wezens die ons terugwerpen op onszelf, ontdaan van de maskers die ons dagelijks geruststellen. Het is geen toeval dat de eerste schok die we bij het zien van zijn werken voelen snel plaatsmaakt voor een vreemde vertrouwdheid. Wat we zien is niet de ander in zijn monsterlijkheid, maar wijzelf zonder onze gebruikelijke maskers.

In “The Naked Eye on a Welldressed Lie III” (2012) presenteert Kvium ons een kale ballerina met een gezicht dat zijn eigen trekken heeft. Deze figuur, zowel grotesk als gracieuze, belichaamt de hele dubbelzinnigheid van zijn werk. De klassieke schoonheid van de dans staat tegenover de rauwheid van een lichaam dat weigert geïdealiseerd te worden. De titel zelf nodigt ons uit om verder te kijken dan de schijn, om de goedgeklede leugen te overstijgen die onze verhouding tot het lichaam en de esthetiek vormt.

De personages van Kvium dragen vaak herkenbare attributen: een priestercolbert, een danstutu, een toga van een rechter. Deze kledij functioneert als symbolen van autoriteit, die de kunstenaar snel ondermijnt door de rauwe representatie van lichamen. In “Tail to Tail” (2012) wijst een kardinaal gekleed in rood naar de hemel, terwijl een rechter in het zwart ons met zijn vinger aanwijst. Deze twee gezagsdragers, een religieus en een juridisch, zijn verbonden door een rattenstaart, een weinig subtiel symbool van de corruptie van de machten. Kvium beperkt zich niet tot kritiek; hij ontleedt de sociale structuren die ons besturen.

De relatie met het theater is fundamenteel in het werk van Kvium. Zijn doeken roepen scènes op, zijn personages zijn acteurs die een rol spelen. Deze theatraliteit is niet willekeurig, ze dient een essentieel doel: ons leven speelt zich af tussen twee gordijnen, dat van de geboorte en dat van de dood. Alles daartussen is slechts voorstelling, sociaal spel, regie. Deze visie vindt een treffende weerklank in het denken van de socioloog Erving Goffman, voor wie het sociale leven een voortdurende theatrale voorstelling is waarbij iedereen een rol speelt [1]. Zoals Goffman schrijft: “de hele wereld is niet een theater, dat spreekt vanzelf, maar het is niet gemakkelijk om precies te definiëren waardoor het zich onderscheidt.” Deze theatrale analogie doorstroomt Kviums werk tot in zijn formele aspecten: kadrering, compositie, belichting, alles draagt bij aan de schepping van de indruk van een scène waarop het menselijke drama zich afspeelt.

Het is geen toeval dat Kvium in 1981 medeoprichter was van de perfomancegroep “Værkstedet Værst” (Het Slechtste Atelier) samen met Erik A. Frandsen en Christian Lemmerz. Deze collectieve ervaring voedde zijn reflectie op het lichaam in voorstelling, op de vage grens tussen de acteur en zijn rol. Met deze groep verkende hij de grenzen van het aanvaardbare, van het aanschouwelijke, en gaf daarmee een voorbode aan de thema’s die later in zijn schilderkunst zouden doorklinken. Kvium zelf legt uit: “Wat kunst kan doen, is een scène creëren waar we durven geconfronteerd te worden met problemen die we in de echte wereld niet durven te bekijken.”

Zijn samenwerking met Christian Lemmerz aan de film “The Wake”, geïnspireerd door “Finnegans Wake” van James Joyce, illustreert deze aanpak perfect. Deze stomme film van acht uur toont gelijktijdig drie verschillende secties, wat een chaotische montage van surrealistische en barokke beelden oplevert. Mannen en vrouwen schreeuwen, drinken, dansen, vechten, braken, zitten naakt en bewegingsloos in toestanden die aan katatonie grenzen. Deze visuele chaos, deze sensorische overbelasting, het ontbreken van een lineair narratief, doen sterk denken aan het literaire werk waarop het gebaseerd is. Joyce, net als Kvium, probeerde conventionele vormen te overstijgen om een diepere waarheid over de menselijke conditie te bereiken. Beide kunstenaars delen de wens om de taal, verbaal of visueel, te ontleden om te onthullen wat doorgaans verborgen blijft.

Deze verbinding tussen Kvium en Joyce is niet anekdotisch, maar onthult een diepe affiniteit met de modernistische literatuur van het begin van de 20e eeuw. Zoals Joyce de syntaxis ontregelde om beter de bewustzijnsstromen uit te drukken, vervormt Kvium de lichamen om onze existentiële angsten beter te onthullen. In beide gevallen gaat het om het doorbreken van esthetische conventies om tot een authentiekere waarheid te komen, zelfs als die moeilijk te aanschouwen is.

Deze zoektocht naar authenticiteit blijkt ook uit de behandeling van het landschap door Kvium. Zijn tentoonstellingen in het ARoS Aarhus Kunstmuseum (2006) en Ordrupgaard (2007) bevatten grote werken die relaties met het landschap en de natuur oproepen. Net als bij zijn menselijke figuren zijn zijn landschappen gekenmerkt door vervorming, vreemdheid, een soort melancholie. De ontbladerde bomen krijgen er een antropomorfe uitstraling, alsof de natuur zelf onze toestand van solitaire en geïsoleerde wezens deelt.

“Het horizonlandschap is voor mij een verborgen, eeuwige bron van verwondering,” vertrouwt de kunstenaar toe. “Die blik naar de eeuwigheid met bomen die gedeeltelijk kaal zijn als alleen teken van het aardse leven. Het zijn bijna altijd scènes van de herfst of winter die melancholisch wijzen naar de voorbijgegane zomer en naar de steriele winterslaap van de winter. Wat zijn wij, mensen, dan anders dan donkere zielen in een eeuwige zoektocht naar licht en het begrijpen van het onvoorziene, dat zich hier materialiseert in de oneindige ruimte van de eeuwigheid?”

Deze landschappen roepen het concept van het Sublime op zoals dat is gedefinieerd door Edmund Burke en de romantische filosofen. Het Sublime verwijst naar die esthetische ervaring die ons overstijgt, ons overweldigt, ons bijna angst aanjaagt door zijn grootsheid [2]. In het werk van Kvium is het Sublime niet alleen aanwezig in zijn landschappen, maar ook in zijn voorstelling van het menselijk lichaam. Dit lichaam wordt de plaats van een grenservaring, tussen aantrekkingskracht en afstoting, schoonheid en lelijkheid, vertrouwd en vreemd.

Als de filosofische dimensie van Kviums werk onmiskenbaar is, is zijn schildertechniek dat evenzeer. Opgeleid aan de Koninklijke Deense Academie voor Schone Kunsten onder leiding van Albert Mertz en Stig Brøgger, beheerst Kvium zijn medium perfect. Zijn olieverfschilderijen getuigen van technische virtuositeit die contrasteert met de brutaliteit van de afgebeelde onderwerpen. Deze spanning tussen formele schoonheid en de rauwheid van de inhoud creëert een cognitieve dissonantie bij de kijker, waardoor de emotionele impact van het werk wordt versterkt.

Kvium is geen comfortabele kunstenaar. Hij weigert bewust ons gerust te stellen, ons te troosten in onze illusies. “Mensen hebben de neiging zich altijd af te wenden van het ongemakkelijke”, zegt hij. “Er is een groot gevaar in het vermijden van ongemak en ik vind het interessant om dit ongemak te onderzoeken, het moet er om een reden zijn. Het moet een vorm van eerlijkheid bevatten die we serieus moeten nemen.”

Die eerlijkheid zoekt Kvium in de voorstelling van wat we liever verbergen: veroudering, verval, de kwetsbaarheid van het lichaam. In een cultuur die geobsedeerd is door eeuwige jeugd, waar plastische chirurgie de tekenen van de tijd kan uitwissen, herinnert Kvium ons eraan dat verval een integraal onderdeel van onze conditie is. “Als je je hele leven besteedt aan het bestrijden van de tekenen van sterfelijkheid, leef je maar half”, stelt hij. “Je moet niet in je verleden of toekomst leven, maar in je heden. En dat is echt moeilijk!”

Die moeilijkheid om volledig in het heden te leven, om onze vergankelijkheid en onze imperfectie te accepteren, vormt het hart van Kviums reflectie. Zijn werk kan worden gelezen als een uitnodiging om onze angsten te overwinnen, om recht in het gezicht te kijken wat ons angst aanjaagt, om het beter meester te worden. In die zin, ondanks het ogenschijnlijke pessimisme van zijn voorstellingen, zit er in zijn benadering een vorm van hoop, een mogelijkheid tot bevrijding door directe confrontatie met onze innerlijke demonen.

Sommige critici hebben Kvium verweten zich te laten gaan in het macabere, een overdreven nadruk op de donkere kanten van het bestaan. Maar men vergeet dat zijn werk ook een satirische, zelfs humoristische dimensie bevat. De groteske vervormingen van zijn personages, hun absurde houdingen, hun incongruente interacties veroorzaken soms een zenuwachtige lach, een vorm van zwarte humor die tijdelijk de zwaarte van de boodschap verlicht. Dit noemt de kunstenaar zelf het “tragikomische” van zijn werken.

Als Kvium zo geïnteresseerd is in de vrijwillige blindheid van mensen, is dat omdat hij daarin niet alleen een bron van individueel lijden ziet, maar ook een collectief gevaar. Hij legt een expliciete parallel tussen onze weigering onze eigen realiteit te zien en de mechanismen die het ontstaan van totalitarismen mogelijk maakten: “Als je kijkt naar wat er gebeurde in nazi-Duitsland, is dat het ergste voorbeeld van allemaal. Het is eigenlijk de mentaliteit en eis dat mensen die er anders uitzien, anders denken, anders geloven, geen recht van bestaan hebben.”

Deze politieke dimensie van zijn werk, hoewel zelden expliciet, is fundamenteel. Door ons te dwingen te kijken naar wat we liever negeren, nodigt Kvium ons uit tot een vorm van helderheid die ook een verzet is tegen de gevaarlijke illusies die de maatschappij ons soms oplegt. Zoals hij zelf zegt: “Alle goede kunst is politiek. Zelfs de over het algemeen menselijke werken. Kunst eindigt daar waar je genoegen neemt met het vervullen van een behoefte. Kunst is daar waar het jeukt, waar het ongemakkelijk is voor degenen aan de macht en voor degenen die in hun leven willen slapen. Je kunt mooie kunst maken als het de schoonheid is die pijn doet. Het werk moet vragen stellen die het oppervlak krassen. En dan is het politiek.”

Deze wil om onder het oppervlak te krassen, om te onthullen wat zich achter de schijn verbergt, drukt Kvium met opmerkelijke consistentie uit sinds bijna veertig jaar. Zijn werken uit de jaren 1980 en 1990, gedomineerd door donkere bruine tinten, chaotisch in hun compositie, hebben geleidelijk plaatsgemaakt voor lichtere, meer gestructureerde schilderijen zonder iets van hun subversieve kracht te verliezen. Deze formele evolutie getuigt van een artistieke volwassenheid die niet gepaard gaat met een verzachting van de boodschap.

Integendeel, Kvium lijkt met de tijd verfijnder geworden te zijn, waarbij hij zijn visuele metaforen aanscherpt om ze krachtiger te maken. Recente werken zoals de serie “Contemporary Fools”, waarin hij metaal en siliconen gebruikt om objecten te creëren die de indruk van de menselijke hand dragen, of “A Dancing Show”, dat ballerina’s afbeeldt die kleine marionetten vasthouden, getuigen van een voortdurende zoektocht naar nieuwe vormen om zijn obsessies uit te drukken.

Wat de grootsheid van Michael Kvium uitmaakt is zijn vermogen om onze existentiële angsten om te zetten in beelden met een onmiskenbare visuele kracht. Hij beperkt zich er niet toe ons te tonen wat we niet willen zien, hij doet het met een formele intelligentie, technische beheersing, een inventiviteit die zijn werk verheft boven loutere provocatie. Zoals grote schrijvers, grote muzikanten, grote filmmakers, slaagt hij erin vorm te geven aan het informeel, het onuitsprekelijke te uiten, het onzichtbare zichtbaar te maken.

In een wereld verzadigd met gladde, geïdealiseerde beelden, die voldoen aan onze verlangens eerder dan aan onze realiteit, weerklinkt het werk van Kvium als een schreeuw van waarheid. Het herinnert ons eraan dat ware kunst er niet is om ons te troosten maar om ons te confronteren, niet om ons te wiegen in illusies maar om ons wakker te schudden. En als deze confrontatie soms pijnlijk is, is ze ook diep bevrijdend. Want uiteindelijk biedt Michael Kvium ons een vorm van bevrijding door helderheid. Door ons te dwingen onze sterfelijke conditie, onze kwetsbaarheid, onze hypocrisie onder ogen te zien, stelt hij ons paradoxaal genoeg in staat om voller, authentieker te leven. Zoals hij zelf zegt: “Mijn belangrijkste boodschap is mijn omgeving bewust te maken van onze blindheid. Van hoeveel vieze streken we onszelf spelen om niet naar onszelf te kijken.”

In deze onderneming van onthulling ontpopt Kvium zich niet als een cynische misantroop, maar als een veeleisende humanist, die gemakkelijke troost weigert om ons een waarheid aan te bieden die moeilijker maar authentieker is. Zijn schilderkunst is een vervormende spiegel die, paradoxaal genoeg, ons in staat stelt ons helderder te zien. En misschien ligt daarin zijn grootste prestatie: ons laten houden van wat we vrezen te zien.


  1. Goffman, Erving. “De presentatie van het dagelijks leven”, Les Éditions de Minuit, Parijs, 1973.
  2. Burke, Edmund. “Filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze ideeën van het verhevene en het schone”, Vrin, Parijs, 2014.
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

Michael KVIUM (1955)
Voornaam: Michael
Achternaam: KVIUM
Andere naam/namen:

  • Michael Otto Albert Kvium

Geslacht: Man
Nationaliteit(en):

  • Denemarken

Leeftijd: 70 jaar oud (2025)

Volg mij