Luister goed naar me, stelletje snobs. Als je denkt dat hedendaagse kunst slechts draait om absurde NFT’s en pretentieuze installaties, dan heb je nog nooit een werk van Celina Portella in het echt gezien. Deze Braziliaanse, geboren in 1977 in Rio de Janeiro, beweegt zich met een gemak door de kronkels van de kunstwereld die zelfs de beste koorddanser zou doen blozen.
Portella is geen gewone kunstenaar. Haar werken werden bekroond met de prestigieuze Luxembourg Art Prize in 2021, een internationale prijs voor hedendaagse kunst die haar wereldwijde erkenning toont. Haar academische en professionele parcours toont meteen de rijkdom van haar artistieke benadering aan: opgeleid in design aan de PUC van Rio, en daarna afgestudeerd in beeldende kunsten aan de Universiteit van Parijs VIII, danste ze ook voor het gezelschap van Lia Rodrigues alvorens een multidisciplinaire artistieke carrière te starten.
Deze dubbele opleiding in dans en beeldende kunsten geeft haar een unieke blik op het lichaam, zijn beweging in de ruimte en de representatie ervan. Portella beweegt zich tussen disciplines met een verbluffende soepelheid, waarbij ze elk medium dat ze aanraakt transformeert tot een terrein voor verkenning van de grenzen tussen realiteit en representatie, materialiteit en virtualiteit, aanwezigheid en afwezigheid.
Wat onmiddellijk opvalt in het werk van Portella is haar manier om het alledaagse te veranderen in het buitengewone. In de serie “Corte” (2019) fotografeert ze zichzelf terwijl ze haar eigen image uitsnijdt, wat een duizelingwekkende mise-en-abyme creëert waarin het subject tegelijk schepper en vernieler is. Het fotografisch papier wordt fysiek uitgesneden, waardoor er een perfecte continuïteit ontstaat tussen de afgebeelde handeling en het materiële draagvlak. Deze materiële interventie op het oppervlak van het beeld doet denken aan de experimenten van Lucio Fontana, maar Portella voegt er een performatieve dimensie aan toe die de destructieve daad verandert in een scheppend gebaar.
De kinetiek van het lichaam staat centraal in haar werk. In “Movimento²” (2011) bewegen de schermen die haar gechoreografeerde performance projecteren synchroon met de bewegingen van haar lichaam binnen het kader. De illusie is zo perfect dat men onwillekeurig op zoek gaat naar de onzichtbare draden die het beeld verbinden met haar fysieke manifestatie. Dit werk illustreert perfect Portella’s vermogen om installaties te creëren die onze perceptie van de realiteit vervagen en ons uitnodigen om onze relatie met beelden in vraag te stellen.
Portella speelt voortdurend met de grenzen tussen het reële en het virtuele, waarbij ze de grenzen vervaagt tussen performance, architectuur, film en beeldhouwkunst. In “Vídeo-Boleba” (2012) spelen kinderen knikkeren op het scherm, en wanneer hun knikkers uit het kader rollen, verschijnen echte knikkers op de vloer van de tentoonstellingsruimte. Deze geraffineerde trompe-l’oeil herinnert ons krachtig aan het feit dat elke representatie een constructie is, een artificie die gemanipuleerd, omgebogen en ondermijnd kan worden.
De relatie van Portella tot kinetisch iconoclasme vormt een van de meest interessante aspecten van haar werk. In “Derrube” (2009) slaat zij letterlijk haar eigen geprojecteerde afbeelding met een aambeeld, en creëert daarmee een visuele instorting die onze verhouding tot beelden bevraagt in een wereld die verzadigd is met representaties. Dit werk roept de gedachten op van Vilém Flusser over onze door beelden gedomineerde samenleving. Zoals hij schreef in “Voor een filosofie van fotografie”: “Technische beelden zijn geen spiegels, maar projectoren. Ze reflecteren de wereld niet, maar projecteren betekenissen op haar” [1]. Portella lijkt dit idee zo diep te hebben geïntegreerd dat ze er de grondstof van haar artistieke werk van heeft gemaakt, waarbij ze niet alleen vraagt wat beelden ons tonen, maar ook hoe ze onze perceptie van de wereld vormgeven.
Deze relatie tot het beeld als kneedbaar materiaal is ook terug te vinden in haar serie “Dobras” (2017), waarin foto’s van lichaamsdelen worden gevouwen en ingelijst, alsof ze volume en beweging geven aan wat vroeger beperkt was tot de tweedimensionaliteit van papier. Deze beeld-objecten roepen het onderzoek van Paul Virilio op over dromologie, de wetenschap die de effecten van snelheid op onze wereldwaarneming bestudeert. Virilio stelde vast dat “snelheid de wereld reduceert tot niets” [2], en precies dat lijkt Portella tegen te gaan door haar beelden materieel en fysiek aanwezig te maken, verankerd in de driedimensionale ruimte van de expositieruimte.
In haar serie “Puxa” (2015) gaat zij nog een stap verder door foto-objecten te creëren waarbij het lichaam, gespannen door touwen, zich materieel buiten het kader voortzet. De touwen die in het beeld te zien zijn, zijn dezelfde die het gewicht van het kader in de expositieruimte ondersteunen. Deze visuele continuïteit tussen het afgebeelde en het echte creëert een eigenaardige sensatie van gespletenheid, alsof we ons bevinden tussen twee parallelle dimensies, tussen twee verschillende tijdelijkheden die zich wonderlijk verenigen in het aanwezige moment van contemplatie.
Dit werk over gespletenheid en dualiteit roept ook het onderzoek op van de Russische filmmaker Sergej Eisenstein over intellectuele montage. Eisenstein streefde ernaar een “derde mentale afbeelding” te creëren door twee verschillende beelden naast elkaar te plaatsen. Hij stelde dat montage geen idee is samengesteld uit opeenvolgende shots aan elkaar geplakt, maar een idee dat ontstaat uit de botsing tussen die shots [3]. Portella lijkt dit principe niet toe te passen op de temporele volgorde van film, maar op de ruimtelijke co-existentie van het beeld en zijn drager, van representatie en materiële verwezenlijking. De botsing tussen deze twee realiteiten creëert een derde realiteit, een mentale, die de grenzen van beide overstijgt.
Meer recent, in haar serie “Fogo” (2020), is Portella begonnen de destructieve mogelijkheden van vuur te verkennen als transformerend middel voor het beeld. In “Queimada”, een serie identieke foto’s waarop zij een lucifer vasthoudt, worden op verschillende manieren verbrand waardoor openingen in het papiervlak ontstaan. Het lichaam wordt zo het middel voor de vernietiging van haar eigen afbeelding, en de afgebeelde handeling lijkt uit te lopen in het echte. Deze werken kunnen worden geïnterpreteerd als een metafoor voor onze hyperverbonden tijd, waarin beelden even snel worden verbrand als dat ze ontstaan in de onophoudelijke stroom van sociale media, en daarbij slechts vluchtige sporen van hun passage achterlaten.
Het gebruik van vuur als artistiek medium doet denken aan de bespiegelingen van Gaston Bachelard over de symbolische kracht van dit element. In “De psychoanalyse van het vuur” onderzoekt Bachelard de symbolische en psychologische dimensies van vuur, zijn vermogen tot transformatie en regeneratie. Bij Portella vernietigt het vuur niet simpelweg het beeld, het transformeert het, beeldhouwt het, geeft het een nieuwe dimensie die zijn tweedimensionale aard overstijgt. Het is een paradoxale handeling, zowel destructief als scheppend, die doet denken aan sommige rituele performances van Ana Mendieta of de brandstichtende acties van Catherine Mayer.
Wat Portella onderscheidt van vele hedendaagse kunstenaars is haar vermogen om te navigeren tussen verschillende disciplines zonder ooit te vervallen in versnippering of oppervlakkigheid. Elk werk wordt gedacht als een autonoom ecosysteem, waarbij elk element (lichaam, beeld, drager, ruimte) met de andere samenwerkt in een minutieus georkestreerde choreografie. Deze conceptuele en formele samenhang geeft haar werk een opmerkelijke kracht en duidelijkheid, ondanks de complexiteit van de vraagstukken die het oproept.
Haar werk is ook opmerkelijk toegankelijk, zonder simplistisch te zijn. Er is iets onmiddellijk boeiends aan haar trompe-l’oeils en spelen met perceptie, dat zelfs de meest terughoudende kijker van hedendaagse kunst uitnodigt zich met het werk bezig te houden. Maar deze toegankelijkheid verbergt een conceptuele diepgang die een aandachtiger blik en grondiger reflectie beloont. Portella slaagt in deze zeldzame prestatie om werken te creëren die op meerdere niveaus functioneren, en elke toeschouwer een verrijkende ervaring bieden, ongeacht hun vertrouwdheid met hedendaagse kunst.
Het is deze zeldzame combinatie van conceptuele intelligentie en formele verleiding die Portella tot zo’n belangrijke kunstenaar maakt in het huidige landschap. In een tijd waarin hedendaagse kunst vaak lijkt te schommelen tussen een droge conceptualisme en een oppervlakkig spektakel, herinnert zij ons eraan dat het mogelijk is om werken te maken die zowel intellectueel stimulerend als zintuiglijk boeiend zijn, werken die zowel tot onze geest als tot ons lichaam spreken.
Portella is nog lang niet klaar met het verrassen van ons. Met elke nieuwe serie verlegt ze de grenzen van wat een beeld kan zijn, wat een lichaam kan doen, wat een kader kan bevatten. Ze herinnert ons eraan dat kunst geen inert object is om passief te aanschouwen, maar een levende ervaring die ons net zo goed transformeert als wij haar transformeren, een constante dialoog tussen het werk en de toeschouwer, tussen het virtuele en het reële, tussen het verleden gevangen in het beeld en het heden van de contemplatie ervan.
In een wereld waarin we voortdurend worden gebombardeerd met beelden, waarbij werkelijkheid en fictie samensmelten op het scherm van onze smartphones, biedt het werk van Portella ons een ruimte om na te denken over onze relatie met beelden en met ons eigen lichaam. Ze nodigt ons uit een vorm van verwondering tegenover de wereld te herontdekken, de kracht van illusie en transformatie te herkennen, en de aanhoudende materialiteit van onze ervaring te erkennen in een steeds virtueler wordende wereld.
Het werk van Celina Portella vormt een fundamentele bijdrage aan het hedendaagse esthetisch denken. Door methodisch de grenzen tussen het virtuele en het materiële te vervagen, ontwikkelt zij een echte fenomenologie van het beeld die de simplistische dichotomieën van onze tijd overstijgt. Haar aanpak sluit aan bij de scherpste filosofische vraagstukken over de aard van waarneming en representatie, terwijl ze deze toegankelijk maakt via een directe zintuiglijke ervaring. Door ons uit te nodigen onze relatie tot beelden te heroverwegen, niet als vlakke oppervlakken om te bekijken, maar als hybride entiteiten die de ruimte bewonen en transformeren, draagt Portella bij aan de ontwikkeling van een nieuwe visuele ontologie voor de 21e eeuw. Zij biedt ons zo niet alleen werken om te zien, maar een diep vernieuwde manier om de wereld te bekijken.
- Flusser, V. (1996). Voor een filosofie van de fotografie. Circé.
- Virilio, P. (1977). Snelheid en Politiek. Galilée.
- Eisenstein, S. (1976). De film: zijn vorm, zijn betekenis. Christian Bourgois.
















