Luister goed naar me, stelletje snobs. Er bestaat een kunstenaar die werkt op het kruispunt van onze gemeenschappelijke kindertijd en vergeten dromen, genaamd Ludovic Thiriez. Zijn werk heeft die zeldzame gave om je te grijpen en niet meer los te laten, als een jeugdherinnering die onverwachts opduikt. Thiriez biedt iets radicaal anders aan: een hedendaagse figuratieve schilderkunst die niet bang is om zich te begeven in het delicate terrein van de kindertijd, een mijnenveld bij uitstek, zonder ooit in de val van goedkope sentimentaliteit te vallen. Zijn benadering is die van een verzamelaar, niet van objecten, maar van emoties, overgangen, waarheden en contrasten die deze fundamentele periode van ons bestaan definiëren.
Wat onmiddellijk opvalt in zijn composities, is deze methode van overlappen en accumuleren. Thiriez bouwt zijn doeken op zoals archeologen een beschaving reconstrueren: in opeenvolgende lagen, waarbij elke laag de vorige tegelijk onthult en verbergt. Hij plaatst figuratieve elementen en abstracte gebaren met klinische precisie naast elkaar om een nieuw evenwicht te creëren, fragiel en krachtig tegelijk. Als je zijn schilderijen aandachtig bekijkt, merk je dat ze functioneren als visuele verhalen met meerdere ingangen. Zoals hij zelf zegt: “Het leven is een opeenstapeling van ervaringen en gevoelens. Vanuit dit idee vond ik een scheppingsproces in mijn schilderkunst. Het idee is om verschillende elementen en stijlen te overlappen om een nieuw evenwicht te creëren” [1].
Deze narratieve techniek van overlappen doet denken aan de mechanismen die Vladimir Propp analyseerde in zijn “Morphologie van het verhaal”. De Russische schrijver en taalkundige ontleedde de structuur van volksverhalen om de onveranderlijke elementen en gemeenschappelijke narratieve functies te onthullen, precies zoals Thiriez de visuele verhalen van de kindertijd ontmantelt en herschept. In zijn baanbrekende essay identificeert Propp eenendertig terugkerende narratieve functies die, op verschillende manieren gecombineerd, de totaliteit van volksverhalen produceren. Is dat niet precies wat onze Franse kunstenaar, gevestigd in Boedapest, doet door terugkerende motieven te manipuleren, zoals kinderen, dieren, borduurwerk en natuurlijke elementen, om picturale verhalen te creëren die universeel resoneren met ons collectieve onbewuste? [2]
Wat Thiriez onderscheidt, is zijn vermogen om werken te creëren die functioneren als prologen in plaats van volledige verhalen. Dat is ook de titel die hij gaf aan een van zijn belangrijkste series: “Proloog”. Met een scherp gevoel voor narratieve weglating biedt hij ons fragmenten, beginpunten, situaties in suspensie die de kijker uitnodigen het verhaal te vervolledigen. De kinderen die hij schildert, vaak geïnspireerd door oude foto’s, lijken gevangen in een bijzonder moment, tussen onschuld en kennis, tussen de bescherming van huis en het onbekende van de buitenwereld. Deze benadering creëert een voelbare narratieve spanning die onmiddellijk onze eigen verbeelding activeert.
Kijk bijvoorbeeld naar zijn werk “The boy from the neighborhood” (2018). We zien een groep lachende kinderen en een jongen die op een meer abstracte manier is weergegeven, kennelijk minder op zijn gemak dan de anderen. Een kind wijst naar iets buiten beeld, een onzichtbaar element dat de vogels op het doek lijkt te hebben laten schrikken. Die gele lijn die door de compositie loopt als een tijdelijke geometrische constructie, hangend boven een droomachtig moeras, fungeert als een voorteken, misschien een voorbode, of simpelweg een grens tussen twee werelden. Het hele schilderij wordt een onbeantwoorde vraag, een opzettelijk onopgelost mysterie.
Ik heb vaak gedacht dat de grote literatuur het vermogen heeft ons terug te brengen naar primaire gevoelens, die fundamentele emoties die we allemaal hebben ervaren maar waarvan we de levendige herinnering zijn kwijtgeraakt. Marcel Proust deed met zijn madeleine gedoopt in thee niets anders dan ons herinneren aan de kracht van die herinneringen. De schilderijen van Thiriez werken precies op dezelfde manier, als visuele madeleines die een stroom van persoonlijke herinneringen opwekken. De kunst van Proust, net als die van Thiriez, ligt in dat vermogen om door een schijnbaar onbeduidend detail een hele verborgen wereld te laten opduiken, om wat afwezig was aanwezig te maken, het intieme universeel te transformeren.
De neutrale en sobere achtergronden die Thiriez verkiest, vaak grijstinten of oranjeachtige tonen die doen denken aan een onweershemel of een onzeker ochtendgloren, contrasteren met de levendigheid van de elementen op de voorgrond, waardoor een dualiteit ontstaat tussen donker en kleurrijk. Deze chromatische spanning roept onvermijdelijk de literaire tegenstellingen van Proust op tussen momenten van flitsende helderheid en de lange perioden van melancholie die het ritme bepalen in “Op zoek naar de verloren tijd”. Zoals Carolina Isaac schreef en aan Proust toeschreef: “Het geheugen strekt zich uit in een tijd die de hele ruimte inneemt” [3]. Is dat niet precies wat er gebeurt bij het aanschouwen van een doek van Thiriez? De tijd van de jeugd, tegelijk dichtbij en oneindig ver weg, grijpt de schilderlijke ruimte en sleept ons mee in zijn bijzondere duizeling.
Een andere interessante eigenschap van Thiriez’ werk is zijn herhaaldelijke gebruik van Hongaarse borduurmotieven. Het is geen simpele decoratieve of exotische effect, maar een diep betekenisvol element van zijn visuele vocabulaire. Deze traditionele borduursels, met hun gestileerde bloemmotieven en specifieke kleurcodes, functioneren als dragers van culturele overdracht tussen generaties. Thiriez legt uit: “De borduursels verwijzen naar de overdracht van kennis tussen generaties. In Hongarije, waar ik gevestigd ben, had elke regio zijn eigen motieven en stijl. De kwaliteit van de borduursels in een huis benadrukte de kwaliteiten en het vakmanschap van de vrouw. Dit vakmanschap werd van moeder op dochter doorgegeven” [4].
Deze antropologische dimensie van zijn werk onthult een scherp bewustzijn van de mechanismen van culturele overdracht en erfgoed. De borduursels worden zo visuele symbolen van immaterieel erfgoed, een vakmanschap dat niet zozeer door rationele verklaring wordt doorgegeven, maar door observatie, imitatie en herhaling, net als de jeugd zelf. Door deze traditionele motieven te integreren in resoluut hedendaagse composities maakt Thiriez een gebaar dat zowel conserverend als subversief is: hij bewaart deze dreigende vormen van vergetelheid en onttrekt ze tegelijkertijd aan hun oorspronkelijke context om nieuwe betekenissen te creëren.
De elegante dierenwereld die zijn doeken bevolkt draagt eveneens bij aan deze visuele archeologie van de jeugd. De dieren, of ze nu afkomstig zijn uit de Europese bossen of de Braziliaanse Mata Atlântica waar de kunstenaar heeft verbleven, zijn nooit louter decoratief maar altijd symbolisch. Zoals hij zelf aangeeft: “De dieren maken deel uit van de verbeelding van kinderen en zijn zeer aanwezig in sprookjes. Ik gebruik ze als een vertel-symbool voor mijn eigen verhalen, ze worden soms zelfs volwaardige personages”. Deze dierlijke aanwezigheid verwijst rechtstreeks naar de initiërende functie van traditionele sprookjes, waarin beesten vaak fungeren als gidsen, helpers of tegenstanders op de heldenreis.
Wat het oeuvre van Thiriez vandaag de dag bijzonder relevant maakt, en waarschijnlijk ook de reden is dat hij in 2018 de prestigieuze Luxembourg Art Prize won, is zijn positie op het kruispunt tussen traditie en hedendaagsheid. Geboren in 1984, behoort hij tot die generatie die de plotselinge en massale komst van digitale technologieën heeft meegemaakt, die grote antropologische breuk die geleidelijk conventionele levenswijzen heeft uitgegomd. In het licht van deze duizelingwekkende versnelling biedt zijn werk een subtiele vorm van verzet, niet door nostalgische terugtrekking naar een geïdealiseerd verleden, maar door het creëren van een hybride model dat zijn wijsheid put uit folklore en de wilde natuur, terwijl het tegelijkertijd de waarden van onze tijd bevraagt.
Ik hou vooral van de manier waarop Thiriez de gezichten van kinderen behandelt in zijn portretten. Deze gezichten, vaak geïnspireerd door oude foto’s, hebben een ontroerende spookachtige kwaliteit. Ze kijken ons aan vanuit een onbepaalde verleden tijd met een verontrustende intensiteit, alsof ze iets weten wat wij vergeten zijn. Hun uitdrukkingen schommelen tussen hoop en angst, tussen onschuldige nieuwsgierigheid en verontrustend toekomstgevoel. Deze portretten vormen misschien het meest aangrijpende deel van zijn werk, want ze vangen precies dat overgangsmoment dat de kunstenaar wil onderzoeken, dat vluchtige ogenblik waarop het kind “langzaam bewust wordt van zijn staat als Mens met veel puurheid en naïviteit”, volgens zijn eigen woorden.
Zijn creatieve proces zelf is bijzonder interessant. Thiriez beoefent een soort evenwichtsoefening tussen controle en loslaten, tussen minutieuze compositie en spontaniteit. “Het is tegelijkertijd erg moeilijk en boeiend om te componeren, om te weten op welk moment het verhaal stopt of doorgaat”, vertrouwt hij toe. Deze productieve spanning tussen structuur en toeval, tussen bedoeling en ongeluk, geeft zijn doeken een bijzondere organische vitaliteit. Zoals hij scherpzinnig opmerkt: “Soms laden mijn doeken zich vanzelf, soms blijven ze heel minimalistisch afhankelijk van het gevoel dat er na verloop van tijd bij het schilderen ontstaat”. Deze intuïtieve benadering, die vertrouwt op het proces zelf om de uiteindelijke vorm van het werk te onthullen, doet denken aan het beroemde gezegde van Paul Klee dat “kunst het zichtbare niet reproduceert, maar zichtbaar maakt”.
Een andere opmerkelijke dimensie van het werk van Thiriez is zijn vermogen om het intieme universeel te maken. Hoewel zijn schilderijen diep geworteld zijn in zijn persoonlijke ervaring, zijn dromerige jeugd (“Ik heb mijn jeugd doorgebracht met dromen; Mijn ouders zeiden altijd dat ik mijn hoofd in de wolken had”), zijn reizen, zijn ontmoetingen, overstijgen ze het anekdotische om bredere waarheden over de menselijke conditie aan te raken. De jeugd, zoals hij die afbeeldt, wordt “een fantastisch spiegelbeeld van de mensheid waar je zachtheid, spel, geweld, tederheid, ondeugd, vragen, liefde, enzovoort vindt”. Dit vermogen om het universele uit het bijzondere te distilleren is typerend voor grote kunstenaars.
Wat mij ook opvalt in zijn werk is het opmerkelijke ontbreken van sentimentele nostalgie of gemakkelijke sentimentaliteit, valkuilen die zo vaak voorkomen bij het benaderen van het thema kindertijd. Thiriez probeert deze periode niet te idealiseren of de verontrustende aspecten ervan te wissen. Integendeel, hij omarmt volledig de tegenstrijdigheden en schaduwzijden. De kinderen die hij schildert zijn geen onschuldige cherubijnen maar complexe wezens, in staat tot wreedheid en tederheid, tot lachen en angst. Het is juist deze eerlijkheid die zijn werk psychologische diepgang en emotionele resonantie geeft.
In zijn gebruik van natuurlijke elementen, Europese en tropische planten die zich in zijn composities vermengen, creëert Thiriez een visueel ecosysteem dat doet denken aan de organische groei van het kind zelf. Deze botanische motieven die organisch op het doek groeien en een evenwichtige compositie vormen, werken als visuele metaforen voor menselijke ontwikkeling: zowel gestructureerd als chaotisch, voorspelbaar en verrassend. De natuur is in zijn werk nooit slechts een decor maar een levend principe, een scheppende kracht die weerklinkt in het proces van maturatie van het kind.
De serie “Proloog” van Thiriez is werkelijk opmerkelijk omdat ze een terugkeer naar de kindertijd suggereert door gebruik te maken van geheugen en verbeelding. Deze werken functioneren inderdaad als de eerste pagina’s van een boek dat elke toeschouwer mentaal wordt uitgenodigd om verder te schrijven. Ze verrichten de prestatie om ons te laten overschakelen naar een onbepaalde ruimte-tijd, wat de Braziliaanse criticus Carolina Isaac beschrijft als “een verplaatsing in tijd en ruimte. Herinneringen aan ons verleden, wanneer onze moeder ons verhalen vertelde in een onvermoeibare poging ons aan het dromen te krijgen, maar die vaak angst en een zekere dosis melancholie veroorzaakten”.
Wat Thiriez onderscheidt van zoveel andere hedendaagse kunstenaars die het domein van de kindertijd verkennen, is zijn vermogen om die kwetsbare balans te behouden tussen vertrouwdheid en vervreemding, tussen troost en bezorgdheid, tussen vertelkunst en abstractie. Zijn doeken weerstaan elke definitieve interpretatie terwijl ze toch diep evocatief blijven. Zoals hij suggereert, door de Belgische schilder Michaël Borremans die hij bewondert aan te halen: “hoe minder een schilderij uitleg nodig heeft, hoe beter het is”. Deze spaarzaamheid aan uitleg creëert een ruimte van vrijheid voor de toeschouwer, die wordt uitgenodigd zijn eigen herinneringen en angsten in deze open composities te projecteren.
Het werk van Ludovic Thiriez biedt ons een zeldzame ervaring in het hedendaagse kunstlandschap: die van een authentieke ontmoeting met onze eigen kindertijd, niet als een veroverd en in kaart gebracht territorium, maar als een onbekend land dat steeds opnieuw ontdekt moet worden. In een kunstwereld die vaak wordt gedomineerd door concept en theorie, herinnert hij ons aan de onherleidbare kracht van beelden, aan hun vermogen ons direct te raken, zonder de bemiddeling van taal. En is dat uiteindelijk niet de fundamentele kracht van kunst: ons verbinden met wat we al weten, maar vergeten waren dat we het wisten?
- Ludovic Thiriez, Artistieke aanpak, Luxembourg Art Prize, 2018.
- Vladimir Propp, Morfologie van het verhaal, Éditions du Seuil, 1970 (eerste Russische editie: 1928).
- Marcel Proust, geciteerd door Carolina Isaac in haar recensie van de tentoonstelling “Prologo” van Ludovic Thiriez, Centro Cultural Octo Marques, Goiania, Brazilië, 2014.
- Ludovic Thiriez, Artistieke aanpak, Luxembourg Art Prize, 2018.
















