Luister goed naar me, stelletje snobs! Mark Bradford (geboren 1961 in de Verenigde Staten) is een van de weinige kunstenaars die mij nog hoop geeft in deze wereld vol ego en conceptuele leegte. Terwijl sommigen bewonderd zijn door witte vierkanten in de veronderstelling intelligent te zijn, graaft Bradford letterlijk in het vlees van Los Angeles om de essentie eruit te halen.
Ik ga u spreken over twee fundamentele aspecten van zijn werk die de eenvoudige esthetische notie overstijgen om iets diepers, iets visceraals te bereiken. Iets dat waarschijnlijk de kleingeestigen die moderne kunst verwarren met hedendaagse kunst in hun gouden salons zou doen flauwvallen.
Ten eerste zijn techniek van stedelijke ontginning. Bradford schildert niet, hij scheurt. Hij composeert niet, hij decompositeert. Zijn monumentale werken, sommige meer dan 3 meter hoog, worden gecreëerd uit opeenvolgende lagen reclameposters, folders en papieren gevonden in de straten van South Central Los Angeles. Hij stapelt ze op, lijmt ze vast, en scheurt ze dan gedeeltelijk met elektrische gereedschappen af, waardoor een archeologie van het heden ontstaat. Deze benadering echoot de gedachten van Walter Benjamin over de ruïnes van de moderniteit, waar elke laag een verborgen verhaal van de stad onthult.
Maar Bradford gaat verder dan Benjamin. Hij observeert niet alleen de ruïnes, hij creëert ze actief om te onthullen wat er achter de nette gevel van de Amerikaanse samenleving schuilgaat. Wanneer hij een elektrische schuurmachine gebruikt om het oppervlak van zijn werken aan te vallen, is het alsof hij een stedelijke dissectie uitvoert, waarbij hij de littekenweefsels van een stad onthult die getekend is door rellen, armoede en segregatie. Dit doet denken aan het concept van “spectaculaire samenleving” van Guy Debord, waar de sociale realiteit wordt gemedieerd door beelden. Bradford deconstrueert dit spektakel letterlijk, laag na laag.
Het tweede aspect van zijn werk is zijn sociale cartografie. Zijn werken lijken van een afstand vaak op luchtfoto’s van stedelijke gebieden, abstracte kaarten van denkbeeldige territoria. Maar als je dichterbij komt, ontdek je dat deze “kaarten” bestaan uit pandleningenadvertenties, advertenties voor vaderschap-DNA-tests, aanbiedingen voor herhuisvestingsoplossingen… Het is een atlas van stedelijke onzekerheid die hij ons presenteert, een geografie van dagelijkse overleving.
Deze cartografische benadering doet denken aan de “psychogeografie” van de situationisten, maar Bradford heruitvindt die volledig. Waar Guy Debord en zijn kameraden door Parijs zwierven om de emotionele aantrekking- en afstotingszones te onthullen, brengt Bradford sociale spanningszones, economische breuklijnen, en onzichtbare grenzen die onze steden segmenteren in kaart.
Neem zijn werk “Scorched Earth” (2006), een abstracte kaart van het raciale bloedbad in Tulsa in 1921. Het werk lijkt op het eerste gezicht op een satellietbeeld van een verwoest stedelijk gebied. Maar in werkelijkheid is het een diepe meditatie over systematisch geweld en collectief geheugen. De lagen van verbrand en gescheurd papier worden een krachtige metafoor van uitgewiste geschiedenis, vernietigde levens, en littekens die nooit echt genezen.
En terwijl ik sommige verzamelaars hoor jubelen over zijn werken en alleen spreken over hun “formele schoonheid”, alsof schoonheid het enige relevante criterium is in hedendaagse kunst, zet Bradford zijn werk als sociale archeoloog voort. Hij graaft, schraapt, onthult. Elke schuurbeweging is een daad van verzet tegen collectieve vergeetachtigheid, elke gescheurde papierlaag is een genuanceerde laag waarheid blootgelegd.
Zijn werken zijn stedelijke getuigenissen die ons herinneren dat geschiedenis nooit echt uitgewist wordt, slechts bedekt met nieuwe lagen leugens en vergetelheid. Dit is wat Derrida de “spoor” noemde, die aanwezigheid-afwezigheid die onze samenlevingen doordringt. Bradford maakt deze sporen zichtbaar, tastbaar, onmogelijk te negeren.
Bradford verandert alledaagse materialen in buitengewone documentaires. Die goedkope advertenties, die gescheurde posters worden in zijn handen historische documenten, materiële bewijzen van de dagelijkse strijd om te overleven in achterstandswijken. Er zit iets diep Foucaultiaans in deze benadering, een archeologie van kennis toegepast op hedendaagse kunst.
Zijn monumentale werken, waarvan sommige indrukwekkende afmetingen tot 15 meter lang bereiken, dwingen ons om de sociale realiteit onder ogen te zien op een schaal die elke poging tot minimalisering of ontkenning tart. Het is kunst die weigert genegeerd te worden, die gezien wil worden, die confrontatie afdwingt.
Toen Bradford de Verenigde Staten vertegenwoordigde op de Biënnale van Venetië in 2017, noemden sommige critici hem de “Pollock van onze tijd”. Wat een onzin! Bradford is geen Pollock, hij is Bradford. Hij hoeft niet vergeleken te worden met de grote witte meesters om erkend te worden. Zijn werk staat op zichzelf, in zijn ruwe kracht en sociale relevantie.
Zijn installatie “Mithra” (2008) in New Orleans, een monumentale boog van 21 meter lang gebouwd met gerecyclede multiplexpanelen, was veel meer dan een eenvoudige sculptuur. Het was een monument voor de overlevenden van orkaan Katrina, een stille aanklacht tegen institutionele verwaarlozing, een herinnering dat kunst kan en moet getuigen van haar tijd.
Wat mij bevalt aan Bradford is dat hij werken creëert die zowel functioneren als sociale documenten en als autonome esthetische objecten. Hij offert nooit het een op voor het ander. De formele schoonheid van zijn composities vermindert niet hun politieke scherpte; integendeel, het versterkt die en maakt ze krachtiger.
Zijn gebruik van end-papers, die kleine papiertjes die gebruikt worden voor permanenten in kapperszaken, als artistiek materiaal is niet alleen een autobiografische verwijzing naar zijn verleden als kapper. Het is een alchemistische transformatie van het banale tot het buitengewone, een verheffing van het alledaagse tot kunst die Marcel Duchamp aan het lachen zou hebben gemaakt.
Bradford bewijst dat hedendaagse kunst nog steeds betekenis kan hebben, dat ze ons nog steeds kan spreken over onze wereld, onze strijd, onze hoop. Hij hoeft zich niet te verschuilen achter conceptueel hermetisme of gemakkelijke provocatie om relevant te zijn.
Dus ja, zijn werken worden verkocht voor miljoenen euro’s. En wat dan nog? De ironie van de kunstmarkt die sociale kritiek transformeert in luxehandelswaar doet niets af aan de kracht van zijn werk. Integendeel, het versterkt juist de relevantie van zijn kritiek.
Bradford is de kunstenaar die we nodig hebben in deze tijden van verwarring en collectief geheugenverlies. Zijn werken zijn constante herinneringen dat kunst nog steeds een instrument van verzet kan zijn, een middel om het geheugen te bewaren, een manier om het onzichtbare zichtbaar te maken.
En terwijl sommigen zal blijven praten over Jonone in hun salon, zal Bradford blijven graven in de ingewanden van onze steden, hun verborgen verhalen onthullen en ons dwingen te kijken naar wat we liever negeren. Dat is echte hedendaagse kunst. De rest is slechts esthetische afleiding voor verveelde burgers.
















