Luister goed naar me, stelletje snobs. Er bestaan nog steeds in deze gesteriliseerde wereld van hedendaagse kunst bewaarde gebieden waar pure emotie weerstand biedt aan commerciële berekeningen en conceptuele poses. Nicola De Maria is een vasthoudende bewaker daarvan. Sinds meer dan veertig jaar spreidt deze man, geboren in 1954 in Foglianise, een chromatisch universum uit op muren over de hele wereld, waar poëzie architectuur ontmoet, waar schilderkunst haar kader overstijgt om de ruimte te overnemen en onze relatie met de plaats te heruitvinden.
In deze kunstmarkt waar trends elkaar opvolgen met de snelheid van een algoritme, behoudt De Maria een ontregelende constantheid. Zijn reeks Regno dei Fiori [1], begonnen in de jaren 1980, blijft vandaag dag na dag bloeien met een hardnekkigheid die aan het heilige grenst. Deze “koninkrijken van bloemen” zijn niet zomaar geschilderde tuinen, maar psychische gebieden waar de kunstenaar een persoonlijke mythologie ontvouwt bestaande uit primaire kleuren, gestileerde sterren en symbolische huizen.
De loopbaan van De Maria begint met verzet. Opleid als medicus met een specialisatie in psychiatrie die hij nooit zal uitoefenen, kiest hij in 1977 voor de schilderkunst in het conceptuele Turijn van de jaren zeventig, toen iedereen de dood van de schilderkunst proclameerde. Eerste daad van rebellie: hij maakt zijn eerste muurschildering in Milaan datzelfde jaar, gevolgd door deelname aan de Biënnale van Parijs. Een profetische daad van een man die de grenzen tussen disciplines en dragers weigert.
Zijn erkenning komt in 1979 met zijn toetreding tot de Transavanguardia-beweging, getheoretiseerd door Achille Bonito Oliva. Naast Sandro Chia, Francesco Clemente, Enzo Cucchi en Mimmo Paladino, belichaamt De Maria echter een eigenzinnige weg: waar zijn kameraden ironische of neo-expressionistische figuration verkennen, ontwikkelt hij een lyrische abstractie die put uit het collectieve onbewuste. Dit verschil is niet toevallig. Het onthult een kunstenaar die van meet af aan etiketten weigert om zijn eigen spoor uit te graven.
Het collectieve onbewuste
Het werk van Nicola De Maria onthult een intuïtief begrip van de mechanismen van het collectieve onbewuste, getheoretiseerd door Carl Gustav Jung [2]. Deze psychoanalytische dimensie van zijn werk overstijgt het louter decoratief gebruik van universele symbolen om een ware activatie van Jung’s archetypen te bereiken. Jung beschreef het collectieve onbewuste als “een gemeenschappelijke basis van de mensheid, die de archetypen bevat: universele modellen” die zich manifesteren in mythologische verhalen en artistieke creaties. Bij De Maria vindt deze theorie een picturale toepassing van zeldzame consistentie.
Zijn sterren zijn niet louter decoratieve motieven maar manifestaties van het archetype van de innerlijke kosmos, die oriëntatiezoektocht in de psychische immense die Jung als fundamenteel voor de mens identificeerde. De huizen die zijn doeken sieren roepen het archetype van het toevluchtsoord op, het heilige temenos waar individuatie kan plaatsvinden. Wat de overal aanwezige bloemen betreft, belichamen ze het archetype van voortdurende wedergeboorte, van de eeuwige cyclus die zowel de natuur als de psyche beheerst.
Deze lezing van Jung wordt verrijkt wanneer men de muurschildertechniek van de kunstenaar observeert. Zijn “Space Paintings” die de muren van de galeries overspoelen, reproduceren het individuatieproces dat Jung beschrijft: de toeschouwer, ondergedompeld in deze kleurrijke omgevingen, beleeft een transformatie-ervaring waarbij de grenzen tussen het zelf en de ruimte tijdelijk oplossen. Deze oplossing is niet pathologisch maar therapeutisch, waardoor het persoonlijke onbewuste kan dialogeren met het collectieve onbewuste.
Het gebruik dat De Maria maakt van primaire kleuren past ook in deze archetypische logica. Rood roept de vitale energie op, de libido in de zin van Jung. Blauw roept het spirituele oneindige op, de transcendentie. Geel straalt het zonbewustzijn uit, de helderheid van ontwaken. Deze kleuren, dik aangebracht volgens de techniek van de oude fresco, streven niet naar chromatische verfijning maar naar de fundamentele impact op de psyche.
Jung merkte op dat “de archetypen soms verschijnen in hun meest primitieve en naïeve vormen (in dromen), soms ook in een veel complexere vorm door een bewuste uitwerking (in mythen)”. De kunst van De Maria navigeert voortdurend tussen deze twee polen. Zijn tekeningen op papier behouden de spontaniteit van de droom, terwijl zijn muurinstrumentaties de complexiteit van de uitgewerkte mythe bereiken.
Deze psychoanalytische dimensie verklaart waarom de werken van De Maria zo’n bijzondere werking op de toeschouwer hebben. Ze spreken niet alleen het oog aan maar ook die “soortgeheugen” die Jung situeerde in het collectieve onbewuste. Voor een Regno dei Fiori aanschouwen we geen louter decoratieve abstractie maar een hedendaagse mandala die onze diepste psychische structuren activeert. De Maria zelf drukt dit treffend uit wanneer hij zichzelf beschrijft als “degene die gedichten schrijft met zijn met kleuren doordrenkte handen” [3]. Deze formule onthult het bewustzijn van de kunstenaar om te putten uit een universele taal die de simpele schildertechniek overstijgt.
De installatie Angeli proteggono il mio lavoro (1986), gemaakt voor zijn eerste Amerikaanse tentoonstelling, illustreert deze benadering perfect. Door rechtstreeks op de muren en het plafond van de tentoonstellingsruimte te schilderen, verandert De Maria de architectuur in een gekleurd moederlijk lichaam waar de toeschouwer een positieve regressie ervaart naar de archetypen van bescherming en wedergeboorte. Dit werk beperkt zich niet tot het decoreren van de ruimte: het heiligert deze opnieuw door ons collectieve geheugen van de beschermde plaats te activeren.
Architectuur als spiritueel gebied
De tweede fundamentele dimensie van het werk van De Maria ligt in zijn revolutionaire relatie tot architectuur en ruimtelijkheid. Deze benadering vindt haar wortels in de Italiaanse traditie van muurschilderkunst, maar wordt heruitgevonden volgens een hedendaagse logica die weerklinkt in de architecturale onderzoeken van de Italiaanse renaissance. Zoals Brunelleschi in de 15e eeuw de bouwkunst revolutioneerde door de architectuur “ondergeschikt te maken aan een regel die de verhoudingen tussen de verschillende delen van het gebouw bepaalt”, ontwikkelt De Maria een schilderkundig systeem dat de relatie tussen het werk en zijn ruimtelijke omgeving volledig herdenkt.
De innovatie van De Maria bestaat erin de architectuur niet als een louter drager te beschouwen, maar als een creatiepartner. Zijn muurschilderingen beperken zich niet tot het innemen van de muurvlakken: ze transformeren de aard ervan zelf. Wanneer hij de muren en plafonds van een galerie beschildert, decoreert hij de ruimte niet, maar fundeert hij die symbolisch opnieuw. Deze benadering doet denken aan de revolutie van Brunelleschi die, volgens kunsthistorici, “vooral de strengheid en soberheid van de plannen cultiveert” om “een zeer harmonisch optisch effect te creëren”.
De muurschildertechniek die De Maria hanteert, legt een directe verbinding met de meesters van de Italiaanse Renaissance, maar volgens een omgekeerde logica. Waar de fresco-schilders van de Renaissance illusie van diepte op een vlak oppervlak nastreefden, gebruikt De Maria pure kleur om de traditionele waarneming van architecturale ruimte af te schaffen. Zijn gekleurde muren vluchten niet meer naar een verdwijnpunt, maar stralen uit naar de toeschouwer, waardoor een effect van ruimtelijke expansie ontstaat die de architectuur transformeert in een innerlijk kosmos.
Deze ruimtelijke revolutie vindt haar meest voltooide uiting in zijn publieke installaties, met name Regno dei fiori: nido cosmico di tutte le anime (2004), gecreëerd voor de Luci d’Artista van Turijn. Door de lantaarns op het San Carlo-plein te transformeren in lichtgevende bloemen, verricht De Maria een architecturaal gebaar van zeldzame durf: hij heruitvindt de stadsverlichting als een poëtisch systeem dat de waarneming van de publieke ruimte metamorphoseert. Deze interventie beperkt zich niet tot het verfraaien van het plein: ze onthult de verborgen spirituele dimensie ervan.
De ruimtelijke benadering van De Maria sluit aan bij het onderzoek van hedendaagse Italiaanse architecten die volgens analisten “traditie en innovatie samenbrengen” door “een gedurfde inzet van hedendaagse materialen” te ontwikkelen. Maar waar hedendaagse architectuur glas en staal gebruikt, hanteert De Maria pure kleur als architecturaal materiaal. Zijn natuurlijke pigmenten, toegepast volgens de traditionele muurschildertechniek, creëren oppervlakken die letterlijk de licht- en akoestische eigenschappen van de ruimte transformeren.
Deze architecturale dimensie verklaart waarom De Maria er vaak de voorkeur aan geeft om in historische locaties te exposeren in plaats van in neutrale white cubes. Hij heeft de dialoog met een bestaande architectuur nodig om zijn eigen ruimtelijke visie te onthullen. Zijn interventies in paleizen, kerken of herbestemde industriële ruimtes creëren vruchtbare spanningen tussen oud en hedendaags, het heilige en het profane.
Kleur wordt bij hem een ware architecturale taal. Elke tint heeft een specifieke ruimtelijke functie: roodtinten verwijden de ruimte en creëren een gevoel van warme intimiteit, blauw doet de ruimte opstijgen naar het spirituele oneindige, geel verlicht de ruimte met een innerlijk licht. Dit functionele gebruik van kleur doet denken aan het onderzoek van moderne architectuur naar het psychologische effect van materialen, maar past het toe volgens een zuiver schilderkundige logica.
Installatiekunst wordt bij De Maria een totale kunst die schilderkunst, architectuur en poëzie omvat. Zijn titels, vaak lang en poëtisch, beschrijven het werk niet, maar vormen een verbale uitbreiding ervan. “La testa allegra di un angelo bello” of “Universo senza bombe” functioneren als mantra’s die de ruimtelijke waarneming van de toeschouwer sturen. Deze woorden, geschilderd of geschreven op muren, creëren een literaire dimensie van de ruimte die doet denken aan sacrale inscripties in religieuze architectuur.
Deze globale benadering van ruimte onthult bij De Maria een opvatting van kunst als transformatie van de ervaren wereld. Zijn werken worden niet alleen bekeken: ze veranderen fysiek en psychologisch de ervaring die wij van een plaats hebben. In die zin vervult De Maria de droom van de moderne architectuur om ruimtes te creëren die hun bewoners transformeren, maar dan door puur artistieke middelen.
De weerstand van het gevoel
In een kunstmarkt die geobsedeerd is door nieuwheid en overtreding, tegenover De Maria de standvastigheid van een zoektocht die steeds de dezelfde fundamentele vragen verdiept. Zijn “Teste Orfiche” gepresenteerd op de Biënnale van Venetië van 1990 [4], monumentale doeken van meer dan vijf meter breed, tonen een artistieke rijpheid die zijn obsessies volledig omarmt. Deze werken zoeken noch provocatie noch mode-effect, maar graven onvermoeibaar in de vraag naar pure emotie in de schilderkunst.
De Amerikaanse kritiek heeft De Maria soms verweten dat hij weigerde postmoderne ironie en kritische deconstructie te omarmen. Dit misverstand toont veeleer de uniciteit van zijn positie: in een artistieke wereld die wordt gedomineerd door wantrouwen tegenover emotie, behoudt hij een onwankelbaar geloof in de transformerende kracht van kunst. Zijn werken uit de jaren 2000 en 2010 bevestigen deze oriëntatie met expliciete titels zoals “Universo senza bombe” of “Salvezza possibile con l’arte”.
Deze positie is niet naïef. Ze vloeit voort uit een bijzondere helderheid over de hedendaagse uitdagingen van de kunst. De Maria begrijpt dat de ware subversie vandaag bestaat uit het rehabiliteren van esthetische waarden die door het heersende cynisme zijn gediskwalificeerd. Zijn gebruik van primaire kleuren en eenvoudige vormen is geen regressief primitivisme, maar een verfijnde strategie van culturele weerstand.
De recente evolutie van zijn werk bevestigt deze oriëntatie. Zijn werken op papier vermenigvuldigen poëtische notaties en verwijzingen naar muziek, waardoor visuele partituren ontstaan waarin elke kleur overeenkomt met een noot en elke vorm met een ritme. Deze expliciete synesthesie plaatst De Maria in de traditie van de grote coloristen die, van Kandinsky tot Rothko, probeerden van schilderkunst een totale kunst te maken.
Zijn recente installaties ontwikkelen eveneens een ecologische dimensie die zijn stelling verrijkt zonder die te verraden. Regno dei fiori musicali. Universo senza bombe (2023) integreert geluids-elementen die de tentoonstellingsruimte transformeren in een complete zintuiglijke omgeving. Deze evolutie naar totale kunst respecteert de diepe logica van een kunstenaar die altijd de grenzen tussen disciplines heeft afgewezen.
De langdurige carrière van De Maria, zijn tentoonstellingen in de grootste internationale instellingen, zijn regelmatige aanwezigheid in openbare collecties getuigen van een erkenning die modetrends overstijgt. Zijn kunst overspant generaties omdat ze zich richt op constante antropologische behoeften: de behoefte aan schoonheid, spiritualiteit en verbinding met vitale krachten.
Deze bestendigheid in een vluchtige kunstwereld onthult De Maria’s profetische relevantie. Veertig jaar geleden leek zijn keuze voor schilderkunst in het conceptuele Turijn anachronistisch. Vandaag, terwijl nieuwe generaties de behoefte aan spiritualiteit en verbinding met de natuur herontdekken, verschijnt zijn werk als toekomstgericht. Zijn “koninkrijken van bloemen” bieden psychische toevluchtsoorden in een steeds meer ontmenselijkte wereld.
Kunst als seculiere gebed
Het werk van Nicola De Maria volbrengt de prestatie om de spirituele dimensie van kunst te rehabiliteren zonder af te glijden in goedkope mystiek. Zijn installaties creëren seculiere contemplatieruimten waar esthetische beschouwing samenvalt met meditatieve ervaring. Deze spirituele dimensie is niet gebaseerd op een religieus dogma maar op een fundamenteel vertrouwen in de helende kracht van schoonheid.
Wanneer De Maria “Regno dei Fiori” schildert, beeldt hij geen bloemen af maar creëert hij de voorwaarden voor een psychische bloei bij de toeschouwer. Zijn pure kleuren werken als visuele mantra’s die de mentale onrust kalmeren en opnieuw verbinden met de natuurlijke ritmes.
De obsessieve herhaling van dezelfde motieven, sterren, huizen en bloemen, creaÔrt een hypnotisch effect dat de toegang tot veranderde bewustzijnstoestanden vergemakkelijkt. Deze herhaling is geen monotonie maar een scheppende herhaling die het begrip geleidelijk verdiept. Elke nieuwe “Regno dei Fiori” onthult ongekende aspecten van dit poëtische universum dat onuitputtelijk lijkt.
Het inschrijven van woorden en poëtische zinnen in zijn doeken voegt een literaire dimensie toe die de esthetische ervaring verrijkt. Deze teksten beschrijven het beeld niet maar creëren een verbaal tegenwicht dat de meditatie begeleidt. Wanneer De Maria schrijft “La montagna mi ha nascosto la luna, cosa devo fare?” (De berg heeft mij de maan verborgen, wat moet ik doen?), stelt hij geen anekdotische vraag maar formuleert hij de fundamentele existentiële bezorgdheid van de mens tegenover de kosmische grootsheid.
Deze spirituele dimensie verklaart de aantrekkingskracht die het werk van De Maria uitoefent op zeer diverse publieken. Zijn installaties trekken evenzeer liefhebbers van hedendaagse kunst als spirituele zoekers, kinderen als ouderen aan. Deze transversaliteit onthult de juistheid van zijn intuïtie: ware kunst richt zich tot wat universeel is in elk menselijk wezen.
De kunst van De Maria biedt een concrete tegenhanger voor het hedendaags nihilisme. Tegenover een onttoverde wereld houdt hij de mogelijkheid van een ervaring van het heilige door schoonheid levend. Zijn “universa zonder bommen” zijn geen naïeve utopieën maar experimenteerlaboratoria voor rustige manieren van zijn. In zijn installaties wordt, voor enkele ogenblikken, het geweld van de wereld opgeschort en vervangen door een fragiele maar werkelijke harmonie.
Dit werk herinnert ons eraan dat kunst ondanks de commercialisering nog altijd een spirituele transformatie vermag die alle recuperaties weerstaat. Door deze heilige dimensie van de kunst levend te houden, verricht Nicola De Maria een culturele verzetsdaad van aanzienlijke omvang. Hij bewijst ons dat het in de 21ste eeuw nog steeds mogelijk is om werken te creëren die de ziel verheffen zonder de intelligentie te verloochenen.
Het eeuwige nu van de creatie
Een evidentie dringt zich op: we staan voor een belangrijke kunstenaar wiens oeuvre in de komende decennia nog meer erkenning zal krijgen. Zijn vermogen om een millennia oude schildertraditie levend te houden terwijl hij deze aanpast aan hedendaagse uitdagingen, toont een zeldzame artistieke beheersing. Zijn afwijzing van conceptuele gemakken en vrijblijvende provocaties getuigt van een ethische eis die de hedendaagse kunst eert.
Het werk van Nicola De Maria leert ons dat de ware avant-garde soms bestaat uit het bewaren van wat de moderniteit bedreigt te vernietigen. Door het levende verband tussen kunst en spiritualiteit, tussen schilderkunst en architectuur, tussen individu en collectief te behouden, verricht hij een essentiële culturele beschermingsarbeid. Zijn “koninkrijken van bloemen” zijn vluchtplaatsen waar esthetische en spirituele waarden worden bewaard die onze tijd te snel heeft laten vallen.
Dit werk nodigt ons ook uit om onze beoordelingscriteria voor hedendaagse kunst te heroverwegen. Vormelijke vernieuwing, kritische transgressie, ironische deconstructie zijn niet de enige criteria voor artistieke kwaliteit. Geduldig verdiepen van onderzoek, trouw aan een poëtische visie, het vermogen te ontroeren en te verheffen bezitten een gelijke en misschien hogere legitimiteit.
Nicola De Maria bewijst ons dat het zelfs in de teleurgestelde context van het postmodernisme nog steeds mogelijk is om een kunst te creëren die de mens weer in harmonie brengt met zijn hoogste aspiraties. Zijn installaties bieden ons momenten van genade die de wreedheid van het dagelijks leven compenseren en deze “honger naar schoonheid” voeden die de meeste van onze tijdgenoten heimelijk voelen.
Voor zijn werken begrijpen we dat ware kunst niet tevreden is met het afbeelden van de wereld: ze transformeert deze door haar verborgen mogelijkheden te onthullen. De “werelden zonder bommen” van De Maria zijn geen ontsnappingen, maar voorboden van een mogelijke wereld waarin schoonheid zou zegevieren over geweld. In die zin vervult deze kunst haar hoogste profetische functie: ze behoudt de hoop op een betere toekomst en geeft ons de spirituele middelen om die op te bouwen.
Het werk van Nicola De Maria herinnert ons eraan dat kunst, ondanks alle historische wisselvalligheden, een bevoorrechte weg naar het heilige blijft. In een wereld die haar traditionele spirituele referenties heeft verloren, bieden zijn installaties plekken van bezinning waar ieder contact kan herwinnen met die transcendente dimensie die de eigenheid van de mensheid vormt. Deze antropologische functie van de kunst, die de avant-gardes van de 20e eeuw dachten definitief te hebben afgeschaft, vindt bij De Maria een verontrustende actualiteit die ons bevraagt over onze eigen spirituele behoeften.
Zo zal Nicola De Maria, ver buiten de esthetische twistpunten van zijn tijd, de prestatie hebben geleverd om de hedendaagse kunst te verzoenen met haar eeuwige roeping: de verborgen schoonheid van de wereld onthullen en de mens redenen tot hoop bieden. Dit werk, dat al vijf decennia doorkruist, zal ons nog lang begeleiden in onze gemeenschappelijke zoektocht naar een kunst die zowel hedendaags als tijdloos, verfijnd en toegankelijk, lokaal en universeel is.
- Galerie Lelong & Co., “Nicola De Maria – Regno dei Fiori”, tentoonstellingscatalogus, Parijs, 1988
- Carl Gustav Jung, De Mens en Zijn Symbolen, Robert Laffont, Parijs, 1964
- ABC-Arte, interview met Nicola De Maria, Turijn, 2018
- Laura Cherubini, Flaminio Gualdoni, Lea Vergine (red.), Biennale di Venezia – Padiglione Italia, officiële catalogus, Venetië, 1990
















