Luister goed naar me, stelletje snobs: jullie die vernissages bezoeken om slechte champagne te nippen, jullie die betekenissen verzamelen zonder ooit de betekenissen onder ogen te zien, maak je klaar om een kunstenares te ontmoeten die jullie comfortabele categorieën weigert. Pélagie Gbaguidi, geboren in Dakar in 1965 en gevestigd in Brussel, geeft niets om jullie slijmerige complimenten over de esthetiek van haar werken. Deze uit Benin afkomstige vrouw, opgeleid aan de kunstacademie Saint-Luc in Luik in 1995, beschrijft zichzelf als hedendaagse griot, een term die jullie aan het denken zou moeten zetten over jullie eigen positie als westerse toeschouwer, comfortabel geworteld in collectief geheugenverlies.
Haar werk is niet decoratief, het is visceraal. Haar schilderijen, tekeningen en installaties zijn niet bedoeld om te behagen, maar om het sluier van vergetelheid te scheuren waarmee we het geweld aan de wortels van onze moderniteit hebben bedekt. Toen ze haar monumentale installatie The Missing Link: Dicolonisation Education by Mrs Smiling Stone presenteerde op Documenta 14 in 2017, nam ze niet alleen ruimte in, ze achtervolgde die. Schoolbanken, rolletjes papier aan het plafond, archieffoto’s, aarde en lippenstift op papier: dat zijn de materialen waarmee Gbaguidi haar gedenkeperkers opbouwt. Deze installatie bevraagt openlijk de overdracht van kennis over slavernij, nazisme en apartheid, en stelt de ongemakkelijke vraag: wie beslist wat het waard is om onderwezen te worden, wat onthouden moet worden, wat vergeten mag worden?
De link tussen Gbaguidi en het decoloniale denken, vooral dat ontwikkeld door de Martinikaanse filosoof Malcom Ferdinand, is niet toevallig maar structureel. In zijn werk Une écologie décoloniale uit 2019, theoretiseert Ferdinand wat hij noemt de “dubbele breuk” van de moderniteit: aan de ene kant de milieubreuk veroorzaakt door een technocratische en kapitalistische beschaving; aan de andere kant de koloniale breuk ingesteld door de westerse kolonisatie en het imperialisme [1]. Gbaguidi belichaamt artistiek deze dubbele breuk die Ferdinand filosofisch conceptualiseert. Wanneer ze in een interview verklaart: “Ik heb een nevenonderzoekslijn ontwikkeld door de natuur te beschouwen als een fysieke en organische archief” [2], sluit ze zich precies aan bij Ferdinands bezorgdheid dat de ecologische crisis niet gescheiden kan worden van de koloniale geschiedenis.
De artieste gaat verder en stelt: “de ontdekking van de prehistorische sites van Sterkfontein heeft mij diep geïnspireerd, en weerklinkt vandaag de dag nog sterker in het kader van de dekoloniale ecologie, met verwijzing naar het werk van Malcom Ferdinand, en hoe de natuur getuige is van al die tragedies en crises die we doormaken” [2]. Deze intellectuele convergentie tussen Gbaguidi en Ferdinand onthult een gedeeld begrip: de antiracistische, feministische en voor rechten en vrijheden strijd moeten een gemeenschappelijke basis vinden, want ze vloeien allemaal voort uit het geweld van het koloniale erfgoed en het imperialisme als actuele markeringen van de mondiale economische, identitaire en ecologische crises. Gbaguidi beperkt zich niet tot het illustreren van deze ideeën, zij belichaamt ze in een artistieke praktijk waarin haar eigen lichaam zelf een plaats van weerstand en herstel is.
In haar project Hunger, gecreëerd met een collectief van artiesten genaamd On-trade-Off in Z33 Hasselt, kaart Gbaguidi de kwestie van hongersnood in de wereld aan door deze fundamentele vraag te stellen: waarom spreken we niet over de oorzaken van armoede? Deze vraag sluit direct aan bij de gedachtegang van Ferdinand die, in zijn opvatting over de dekoloniale ecologie, benadrukt dat het noodzakelijk is de oorzaken van armoede te onthullen in plaats van die als een feit te accepteren. Voor Gbaguidi evenals voor Ferdinand gaat het erom kennis te produceren die bijdraagt aan het uitroeien van colonialiteit en het verbeteren van de levensomstandigheden op de planeet. De artieste weigert de strijd te compartimenteren en toont aan dat het plunderen van natuurlijke hulpbronnen, het geweld tegen geracialiseerde lichamen en de ecologische vernietiging intrinsiek met elkaar verbonden zijn.
De werken van Gbaguidi materialiseren wat Ferdinand noemt “de koloniale bewoning” van de aarde, die bijzondere wijze van het bewonen van de wereld die de ander, menselijk of niet-menselijk, het recht ontzegt medebewoner van de planeet te zijn. Haar tekeningen en schilderijen, met hun perforaties en gaten die het oppervlak van het papier of doek doorboren, kunnen geïnterpreteerd worden als openingen naar een andere realiteit, maar voor de artieste zijn het bovenal zorgzame handelingen. Deze perforaties zijn geen wonden maar ademhalingshandelingen, pogingen om lucht te laten circuleren in onderdrukte verhalen. Gbaguidi doorboort het officiële archief, dat is opgebouwd om dominantie te rechtvaardigen, om de stemmen van de gedomineerden te laten opkomen.
De artieste, die zichzelf definieert als een hedendaagse griot, herdefinieert de dimensie van mondelingheid in het traditionele erfgoed via haar eigen benadering van plastiek. Ze draagt niet alleen verhalen over, ze reanimeert ze door middel van de artistieke handeling. Haar tekeningen met kleurpotlood, was en vetkrijt worden rituelen van herstel, vieringen die het trauma overstijgen. Zoals zij uitlegt: “De toxische materie, verbonden met het koloniale archief, wordt behandeld door rijmen die gezongen worden via poëzie, geschilderd, getekend en geritualiseerd door performatieve gebaren. Elke tekening is een viering die het trauma overstijgt, een kleine overwinning op de psychologische horror van onze tijd” [2].
Als Gbaguidi in dialoog treedt met de hedendaagse dekoloniale filosofie, wortelt zij tegelijkertijd in een directe en onverbiddelijke confrontatie met de koloniale geschiedenis. Haar werk over de Code Noir, gestart in 2004, vormt een van de meest opvallende voorbeelden van deze kritische archeologie. De Code Noir, een Frans koninklijk edict uitgevaardigd in 1685 door Lodewijk XIV, kodificeerde de slavernij in de Franse koloniën en bepaalde juridisch de status van “roerend goed” van de tot slaaf gemaakte personen. Deze juridische tekst, die het leven, de dood, de straffen en de voortplanting van de slaven reguleerde, is een van de meest obscene monumenten uit de westerse geschiedenis. Gbaguidi bespreekt dit document niet met de academische afstand die historici gewoonlijk hanteren, zij doorgrondt het, scheurt het uiteen en herschrijft het.
Haar serie Le Code Noir, onder andere getoond op de Biënnale van Dakar in 2006, bestaat uit zeven doeken die het geweld van deze wetstekst blootleggen en zichtbaar maken in al haar gruwelijkheid. De kunstenares reproduceert niet de Code Noir, maar laat de zichtbare en onzichtbare trauma’s zien, de collectieve neurose die het heeft veroorzaakt en die nog steeds voortduurt door de generaties heen. Dit herinneringswerk resulteerde in de aankoop van honderd tekeningen door het Mémorial ACTe in Guadeloupe, een erkenning van de zowel artistieke als educatieve waarde van dit werk [3]. Gbaguidi transformeert het koloniale archief tot een pedagogisch instrument om de mechanismen van onderwerping en de constructie van raciale ideologieën te begrijpen.
Gbaguidi’s benadering van koloniale archieven onderscheidt zich radicaal van de traditionele museumhouding. Zij beperkt zich niet tot het passief raadplegen van historische documenten, maar confronteert, bevraagt en plaatst ze ter discussie. In haar werk Naked Writings, waarvoor zij de archieven van het Koninklijk Museum voor Centraal-Afrika in Tervuren onderzocht, voert de kunstenares uit wat zij een “ont-fossilisatie van het kijken” noemt. De titel verwijst naar het belang van afleren, het loskomen van vooraf bestaande overtuigingen en bijgevolg het dekoloniseren van de geest. Voor haar zijn archieven geen inerte voorwerpen uit het verleden, maar altijd actieve wapens die onze heden blijven vormgeven.
Wanneer Gbaguidi haar serie De-Fossilization of the Look in 2018 creëert, in dialoog met de Madonna del Parto van Piero della Francesca (na 1457), doet zij niet slechts aan vergelijkende kunstgeschiedenis. Zij onderzoekt deze renaissancebeeldspraak door middel van een reeks automatische tekeningen en schilderijen, waarbij zij zich afvraagt hoe de gesacraliseerde moederschap wordt voorgesteld en wat de plaats en handelingsbekwaamheid van de vrouw is in de patriarchale samenleving. Deze zwangere Madonna, waarvan de jurk losgeraakt is en een onderkleding blootlegt, waarvan het gezicht en de houding vermoeidheid uitdrukken, wordt voor Gbaguidi een ingangspunt om de officiële verhalen over vrouwelijkheid, moederschap en het lichaam te bevragen.
De kunstenares ondermijnt de renaissance-traditie van lineair perspectief met een fisheye-lens: zij vangt alles gelijktijdig, omhult haar onderwerpen en ontleedt ze tot vezels, alsof zij ze van binnenuit bekijkt. Zoals zij stelt: “Ik teken zonder perspectief: mijn perspectief is dat van een kind, een vogel, een insect en een vis” [3]. Deze verklaring is niet willekeurig. Door het lineaire perspectief te weigeren, die technische verovering van de westerse renaissance die een uniek, centraal en soeverein gezichtspunt oplegt, verwerpt Gbaguidi ook de koloniale epistemologie die beweert dat er slechts één legitieme manier bestaat om de wereld te zien en te kennen.
Haar installatie voor de Biennale van Lubumbashi in 2019, Echo museum, the archive and Udji Kinge, beschreven als “een video over performances in ertsgroeven, bedoeld om psychologische ruimtes bloot te leggen die worden beïnvloed door sociale en politieke problemen”, belichaamt deze werkwijze. Gbaguidi filmt lichamen aan het werk in de mijnen van de Democratische Republiek Congo, deze lichamen worden uitgebuit om mineralen te winnen die nodig zijn voor onze “groene” technologieën. Ze meldt: “In de mijnen van de Democratische Republiek Congo winnen vrouwen, kinderen en mannen illegaal mineralen, werkend met blote handen, zonder bescherming tegen de zon, om grote stenen te verkleinen tot grind. Ze vullen emmers die ze verkopen om te overleven. Drie uur werk om een emmer te vullen kost 20 cent” [2].
Dit eigentijdse economische geweld is voor Gbaguidi geen ongeluk van het geglobaliseerde kapitalisme maar de directe voortzetting van koloniale extractivisme. De geschiedenis is niet dood, ze leeft voort in nieuwe vormen. De kunstenares verwerpt de techno-solutionistische discours die zou beweren dat onze “eco-verantwoorde” handelingen kunnen losstaan van deze harde realiteiten. Integendeel, ze benadrukt dat ons gedrag, waar we ook op deze planeet leven, verbonden is om een economie van relatie te creëren, een morele ethiek van mentaal welzijn.
Tijdens de Covid-19-pandemie ontwikkelde Gbaguidi een bijzondere reflectie over de kruispunten tussen besmetting, lockdown en segregatiepolitiek. Ze vertelt dat ze werd terugverwezen naar de onderzoeken van Jacques Derrida over soevereiniteit, maar benadrukt: “Ik zocht geen soevereiniteit; ik vroeg veeleer om dialoog met de natuur, om zorg, om herstel van Moeder Aarde” [2]. Dit onderscheid is cruciaal. Gbaguidi zoekt niet een individuele of collectieve soevereiniteit die machtsstructuren zou herhalen, maar wil een zorgrelatie met het levende opbouwen. De lijnen van haar tekeningen brachten haar terug naar het essentiële en activeerden het collectieve bewustzijn. Ze gaven haar ruimte voor het onzichtbare en legden het bloot, wedergeboren door de elementaire handelingen van het dagelijks leven en het gesprek.
Deze zorgvuldigheid doorkruist haar recente praktijk volledig. De perforaties in haar tekeningen en schilderijen, die ze expliciet omschrijft als “een daad van zorg”, functioneren als ademhalingen in verstikkende verhalen. Haar werk Chaine Humaine (2022), een serie tekeningen gemaakt met plakkaatkrijt, wol en kleurpotlood op papier, toont verstrengelde, verbonden lichamen die ketens vormen die zowel de verstrengeling van slavernij als de solidariteit van het verzet oproepen. Deze lichamen zijn niet geïndividualiseerd maar collectief, herinnerend dat bevrijding alleen een gemeenschappelijke onderneming kan zijn.
In haar tentoonstelling Le jour se lève bij de Zeno X Gallery in 2022 stelt Gbaguidi vragen die direct resoneren met de hedendaagse politieke urgentie: Hoe kunnen we bestaan zonder anderen te overheersen? Waarom heeft de maatschappij menselijk kapitaal nodig? Wat is de relatie tussen object en subject in de kapitalistische wereld? Deze vragen zijn niet retorisch maar gematerialiseerd in de tentoongestelde werken, die de pijn en de voortdurende en latente geweld gerelateerd aan collectieve neuroses articuleren. De schilderijen Le jour se lève: Ritual & Green en Le jour se lève: The Mutants (2021), gemaakt met acrylverf en pigment op doek, tonen menselijke figuren in mutatie, gevangen in een proces van transformatie die zowel een ontmenselijking als een radicale heruitvinding van het lichaam kan zijn.
Gbaguidi koestert haar verbinding met animistische en matriarchale waarnemingen van de wereld, die intrinsiek zijn aan de pre-koloniale cultuur van Benin. Ze draagt een geest over die doordrenkt is van zowel geërfde als hedendaagse voorouderlijke indrukken. Deze overdracht is niet nostalgisch, maar resoluut toekomstgericht. De kunstenares probeert geen geïdealiseerd verleden te doen herleven, maar put uit de epistemologieën en kosmologieën die de kolonisatie te wissen probeerde, om andere manieren te ontwikkelen om het heden te bewonen en de toekomst te benaderen. Haar artistieke praktijk is in die zin diep politiek: ze stelt een radicale herverdeling van het zintuiglijke voor, om een uitdrukking te lenen van andere denkers, een herziening van wat gezien, gezegd, gedacht of voorgesteld kan worden.
De kracht van Gbaguidi’s werk ligt in haar vermogen om meerdere tijdsdimensies tegelijk bijeen te houden: het koloniale verleden dat voorbij wil gaan maar niet doet, het heden dat gekenmerkt wordt door de aanhoudende structuren van dominantie, en een toekomst die op een andere wijze moet worden opgebouwd. Haar op papier hangende rollen, haar tekeningen die zich over meters uitstrekken, materialiseren deze uitgebreide tijdelijkheid. Het werk is nooit afgesloten, het ontvouwt zich, gaat door en dringt aan. De repetitieve gebaren van het tekenen, lijn na lijn, figuur na figuur, worden een vorm van weerstand tegen het vergeten, een koppige vasthoudendheid om te laten bestaan wat ontkend is.
Dus, jullie die tot hier gekomen zijn, wat meenemen? Dat Pélagie Gbaguidi geen kunstenares is die je rustig in je collecties kunt opnemen zonder ervan veranderd te worden. Haar werk vereist een verantwoordelijkheid van jullie: die om jullie eigen positie binnen de dominatiesystemen die zij aan het licht brengt te erkennen. Je kunt niet zomaar “esthetisch” van deze werken genieten zonder jezelf te confronteren met wat ze zeggen over onze wereld. De schoonheid die zij schept is niet troostend, maar ontregelend. Ze komt je hedendaagse angsten niet verzachten, maar intensiveren en productief maken. Want dat is de prachtige paradox van deze kunstenares: door ons te confronteren met de ergste wreedheden van onze collectieve geschiedenis opent ze de mogelijkheid van andere manieren om samen te zijn. Haar perforaties zijn ademhalingen, haar kettingen zijn solidariteiten, haar dode archieven worden levenden.
Gbaguidi’s werk herinnert ons eraan dat kunst geen luxe is, maar een vitale noodzaak. In een wereld waar officiële discoursen voortdurend proberen structureel geweld te minimaliseren, te verdoezelen, te vergeten, houdt de kunstenares de wonde van het geheugen open. Niet uit masochisme, maar omdat alleen een levend geheugen een authentieke genezing kan mogelijk maken. Zoals ze scherpzinnig uitdrukt: “Mijn werk draait om het idee om woorden en beelden te zien als tekens die ontcijferd en doorgegeven moeten worden” [2]. Ontcijferen en doorgeven: dat is de dubbele beweging die haar praktijk aanstuurt. De tekens ontcijferen die kolonialiteit in onze lichamen, onze territoria, onze verbeeldingen heeft ingeschreven. Niet een definitieve waarheid overdragen, maar een onderzoeksmethode, een manier om waakzaam te blijven, om je niet te laten inslapen door conventionele verhalen.
Geconfronteerd met het collectieve geheugenverlies dat onze samenlevingen met zoveel zorg cultiveren, stelt Gbaguidi een actief, kritisch, performatief geheugen tegenover. Haar werk is niet dat van een historicus die het verleden documenteert, maar dat van een griotte die de doden oproept zodat ze het heden achtervolgen en ons verplichten verantwoording af te leggen voor onze daden. In deze compromisloze confrontatie met de historische gruwel schuilt paradoxaal genoeg een vorm van hoop, niet de naïeve hoop dat alles beter zal worden, maar de koppige hoop dat een andere manier om de wereld te bewonen mogelijk blijft als we accepteren te kijken waar we vandaan komen. Het werk van Pélagie Gbaguidi biedt ons geen gemakkelijke troost, maar geeft ons iets waardevollers: de mogelijkheid om anders te denken en te handelen, om te bouwen aan wat zij, samen met anderen, een “economie van de relatie” noemt, een wereld waar ecologische en dekoloniale strijd niet langer gescheiden zijn maar beseffen dat ze tegen dezelfde tegenstander vechten. Het is deze onverbiddelijke helderheid, gediend door een artistieke praktijk van zeldzame intensiteit, die van Gbaguidi een onmisbare figuur maakt in de hedendaagse kunst. Niet omdat ze ons vleit, maar omdat ze ons verplicht te groeien.
- Malcom Ferdinand, Een dekoloniale ecologie. Ecologie denken vanuit de Caraïbische wereld, Parijs, Le Seuil, 2019
- Jareh Das, “The Body as Archive”, interview met Pélagie Gbaguidi, Ocula Magazine, 18e Biënnale van Istanbul, 2023
- “Pélagie Gbaguidi”, Archives of Women Artists, Research and Exhibitions, 2024
















