Luister goed naar me, stelletje snobs! De mode is kunstmatige intelligentie en de monumentale installaties die daaruit voortkomen. Refik Anadol (geboren in 1985), deze pixelmagier die data omzet in digitale spektakels, is de lieveling van een kunstwereld die hunkert naar sensatie. Vanuit zijn studio in Los Angeles produceert deze Turks-Amerikaanse kunstenaar werken die lijken op psychedelische vloeistoffen in voortdurende beweging, alsof Timothy Leary een screensaver onder invloed had geprogrammeerd.
Met zijn overdadige installaties, zoals “Machine Hallucinations” in het MoMA of “Living Architecture” in Casa Batlló in Barcelona, speelt Anadol de rol van hogepriester van een nieuwe technologische religie. Zijn werken zijn digitale kathedralen waar code de wierook vervangt, en algoritmen als gebeden dienen. Walter Benjamin had ons al gewaarschuwd in “Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid” dat de aura van het kunstwerk zou verdwijnen met mechanische reproductie. Maar Anadol heeft een oplossing gevonden: het creëren van een kunstmatige aura die zo verblindend is dat het de toeschouwer doet vergeten dat er achter niets schuilgaat.
Het eerste opvallende aspect van zijn werk is zijn obsessie met “machine learning” en big data. Anadol presenteert zich als een moderne demiurg die miljoenen beelden verandert in hallucinatoire visioenen. Maar zoals Jean Baudrillard zou hebben opgemerkt, bevinden we ons hier in de pure hyperrealiteit, een simulacrum dat niets meer simuleert. Wanneer hij 300 miljoen foto’s van New York gebruikt om “Machine Hallucination” te creëren, recyclet hij slechts beelden in een grote digitale blender die een visuele soep produceert zonder smaak of geur. Het is artistiek fastfood voor Instagram, geserveerd in servies van gerecycled plastic.
Het tweede, nog problematischer aspect, is zijn relatie met culturele instellingen en grote technologiebedrijven. Microsoft, NVIDIA, Google: Anadol verzamelt zakelijke samenwerkingen zoals anderen postzegels verzamelen. Zijn installatie “Unsupervised” in het MoMA is niets anders dan een technologische demonstratie vermomd als kunstwerk. Friedrich Nietzsche waarschuwde ons voor de “laatste mensen”, zij die geluk uitvinden en knipperen met hun ogen. De bezoekers van het MoMA knipperen met hun ogen voor de schermen van Anadol, verblind door een spektakel dat slechts een lege viering is van technologische macht.
Zijn werken zijn als die van glas en staal die alles weerspiegelen maar niets onthullen. Roland Barthes zou in deze installaties waarschijnlijk het nulpunt van digitale kunst hebben gezien, een kunst die de taal van technologie spreekt maar niets te zeggen heeft. Wanneer Anadol beweert dat zijn machines “dromen” of “hallucineren”, anthropomorfiseert hij algoritmen met de naïviteit van een kind dat gelooft dat zijn Tamagotchi leeft.
De waarheid is dat Anadol de perfecte vertegenwoordiger is van wat Guy Debord de maatschappij van het spektakel noemde, waar “alles wat direct ervaren werd, zich verwijderde in een representatie”. Zijn installaties zijn machines die in serie verwondering produceren, fabrieken van likes die kunst transformeren in een Instagram-compatibele ervaring.
Ondertussen beweert zijn installatie “Echoes of the Earth” in de Serpentine Gallery in Londen ons opnieuw te verbinden met de natuur via visualisaties van biodiversiteitsdata. Wat een ironie! Het gebruik van energieverslindende servers om over ecologie te spreken is als het organiseren van een conferentie over vegetarisme in een steakhouse. Martin Heidegger waarschuwde ons dat techniek niet neutraal is, dat ze alles transformeert in “beschikbaar fonds”. Bossen en oceanen worden in Anadols werken slechts datapunten om exploitaties voor spektakel te creëren.
Voorstanders van Anadol zullen zeggen dat zijn kunst “democratisch” is, dat het massa’s trekt. Maar zoals Theodor Adorno benadrukte, is populariteit geen criterium voor artistieke kwaliteit. De 65.000 mensen die zich voor Casa Batlló verzamelden om zijn werk te zien, zouden waarschijnlijk ook in de rij hebben gestaan om een willekeurig groot en opvallend lichtspektakel te bekijken.
Wat fascineert, is de manier waarop Anadol zelfs de kritiek op zijn werk kwantificeert. Hij pocht dat 22 van de 24 recensies positief waren over zijn installatie in het MoMA. Deze statistische benadering van kunstkritiek is symptomatisch: zelfs de ontvangst van zijn werk moet worden omgezet in data. Dit is wat Jacques Rancière de “esthetische politie” zou noemen, een poging om te controleren en te kwantificeren wat van nature aan meting zou moeten ontsnappen.
Zijn installatie “DVOŘÁK DREAMS” in Praag is misschien wel het hoogtepunt van deze afwijking. 54 uur muziek van de componist nemen, deze omzetten in data, en vervolgens beweren een postume “mens-machine samenwerking” te creëren, getuigt van een technologische arrogantie die grenst aan het groteske. Antonín Dvořák, die zich liet inspireren door volksliederen en de natuur, wordt omgevormd tot een datastroom in een groot LED-spektakel van 100 vierkante meter.
De echte vernieuwers van digitale kunst, zoals Nam June Paik die de weg hebben geopend voor een kritische reflectie op technologie, draaien zich om in hun graf. Anadol is niet hun erfgenaam, hij is eerder de Steve Jobs van de hedendaagse kunst: hij creëert spectaculaire maar fundamenteel lege producten, gebruikservaringen in plaats van kunstwerken.
Het probleem is niet dat Anadol kunstmatige intelligentie gebruikt; kunst heeft altijd nieuwe technologieën geïntegreerd. Het probleem is dat hij dat zonder kritische afstand doet, zonder poëzie, met een blinde geloof in technologische vooruitgang die doet denken aan de slechtste aspecten van het Italiaanse futurisme. Hij is de perfecte vertegenwoordiger van wat Bernard Stiegler “symbolische ellende” noemde, dat verlies van uniciteit en betekenis in een wereld waar alles berekenbaar en reproduceerbaar is.
Zijn installaties zijn als die gekoelde winkelcentra waar je elk besef van tijd en ruimte verliest. Je gaat erin, je verwondert je over de mooie bewegende kleuren, maakt wat foto’s voor sociale media, en je gaat weer naar buiten zonder veranderd te zijn, zonder dat ze je overtuigingen hebben verstoord. Dit is kunst die geen pijn doet, die geen vragen stelt, die zich beperkt tot mooi en indrukwekkend zijn.
Anadol is minder een kunstenaar dan een symptoom, het symptoom van een tijdperk dat technologische innovatie verwart met artistieke vooruitgang, hoeveelheid data met diepgang van denken, spektakel met esthetische ervaring. Zijn werken zijn monumenten ter ere van een maatschappij die het gevoel voor transcendentie is verloren en in algoritmes naar een nieuwe vorm van spiritualiteit zoekt.
Als Marshall McLuhan gelijk had met de uitspraak dat het medium de boodschap is, dan is de boodschap van Anadol duidelijk: kunst in het tijdperk van kunstmatige intelligentie dreigt even leeg en voorspelbaar te worden als een aanbevelingsalgoritme van YouTube. Zijn installaties zijn de perfecte totems van een tijdperk dat videomapping prefereert boven schilderkunst, dat dataverwerking waardeert boven kritisch denken, en spektakel boven contemplatie.
Refik Anadol, GAME OVER.
















