English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Rudolf Stingel, de sloopwerker van de schilderkunst

Gepubliceerd op: 29 Januari 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 10 minuten

Rudolf Stingel transformeert expositieruimtes radicaal in meeslepende omgevingen waar monumentale tapijten en reflecterende oppervlakken het publiek uitnodigen co-creator te worden. Zijn installaties herdefiniëren de grenzen tussen het werk en de toeschouwer en bevragen de fundamenten van onze relatie tot kunst.

Luister goed naar me, stelletje snobs, Rudolf Stingel, geboren in 1956 in Merano, Italië, is niet zomaar een artiest die speelt met onze percepties. Hij is een methodische provocateur die de schilderkunstelijke conventies al meer dan drie decennia systematisch heeft opgeblazen, terwijl hij ons dwingt onze relatie met kunst en ruimte te heroverwegen.

Hier is een kunstenaar die de moed heeft om onze musea te veranderen in gestoffeerde tempels, onze galerijen in psychoanalysekamers, en onze tentoonstellingsruimtes in conceptuele speelterreinen. In 1991, voor zijn eerste tentoonstelling in New York, bedekte hij de vloer van de Daniel Newburg-galerij volledig met een elektrische oranje tapijt. Niets anders. Niet één enkele doek aan de muren. Alleen dit schreeuwerige textieloppervlak dat je netvlies aanvalt en je dwingt je positie in de ruimte te heroverwegen. Het was alsof Yves Klein besloten had een bastaardkind te maken met Donald Judd, en dat dit verwende kind zijn eerste stappen op een IKEA-tapijt zette.

Maar Stingel stopt daar niet mee. In 1989 publiceerde hij “Instructions”, een handleiding in zes talen die stap voor stap uitlegt hoe je je eigen zilveren schilderijen maakt. Het is alsof Leonardo da Vinci een praktische gids publiceerde om de Mona Lisa te schilderen, of alsof Jackson Pollock een kit “Maak je eigen dripping” op de markt bracht. Deze aanpak verwijst direct naar het filosofische concept van de dood van de auteur ontwikkeld door Roland Barthes. Stingel drijft het idee tot het uiterste door de creatieve handeling te veranderen in een eenvoudige reeks mechanische instructies. Hij zegt ons in wezen: “Wil je een Stingel? Hier is het recept, doe het zelf!”.

Deze radicale benadering van het ontmythologiseren van kunst leidt ons naar ons eerste thema: de systematische deconstructie van de mythe van de scheppende kunstenaar. Stingel valt frontaal het romantische begrip van de solistische artistieke genie aan. Hij legt de creatieprocessen bloot, onthult de productiemechanismen en transformeert de artistieke handeling in een soort industrieel protocol. Het is een meesterlijke klap voor de artistieke gevestigde orde die blijft aanbidden aan de mystieke aura van de kunstenaar.

Het tweede thema van zijn werk is de verkenning van temporaliteit en het collectieve geheugen. Neem zijn installaties met Celotex-isolatiepanelen bedekt met aluminiumfolie, zoals die gepresenteerd op de Biënnale van Venetië in 2003. Bezoekers worden uitgenodigd deze reflecterende oppervlakken te graveren, te krassen en te markeren. Na verloop van tijd veranderen deze interventies van het publiek het werk in een hedendaags getuigenis, een levend archief van sporen achtergelaten door duizenden anonieme handen. Deze praktijk verwijst naar het filosofische concept van het collectief geheugen ontwikkeld door Maurice Halbwachs, waarbij elk merkteken, elke kras een getuigenis wordt van ons voorbijgaan, een bijdrage aan een gedeeld geheugen.

Deze interventies van het publiek zijn geen eenvoudige handelingen van geïnstitutionaliseerd vandalisme. Ze dragen bij aan een diepgaande reflectie over de aard van kunst zelf en haar verhouding tot de tijd. De zilveren oppervlakken van Stingel worden ontvangers van onze collectieve aanwezigheid, spiegels die niet langer onze gezichten weerspiegelen maar onze gebaren, onze impulsen, onze verlangens om op een andere manier in de museale ruimte te bestaan dan als louter passieve toeschouwers.

Zijn serie monumentale tapijten, met name die welke het Palazzo Grassi volledig bedekte tijdens de Biënnale van Venetië in 2013, drijft deze reflectie over temporaliteit nog verder. Door motieven van oude Ottomaanse tapijten op een gigantische schaal te reproduceren, verandert Stingel niet alleen de architectuur, hij creëert een duizelingwekkende temporele botsing. Het glorieuze commerciële verleden van Venetië, gesymboliseerd door deze oosterse motieven, wordt via een modern industrieel materiaal in ons heden geprojecteerd. Het is alsof de tijd in zichzelf terugplooit en een historische kortsluiting veroorzaakt die ons dwingt onze relatie tot geschiedenis en traditie te heroverwegen.

Deze manipulatie van tijd en ruimte leidt ons naar ons derde centrale thema: de radicale herdefiniëring van de grenzen van de schilderkunst. Stingel weigert categoriek zich te conformeren aan de traditionele definities van het medium. Voor hem kan een tapijt een schilderij zijn, wordt een isolatiepaneel een doek, en zijn de sporen die natte laarzen achterlaten in oplosmiddel op polystyreen net zo geldig als de meest delicate penseelstreken.

Zijn fotorealistische zelfportretten, zoals die in militair uniform of waarin hij melancholiek verschijnt in een hotelkamer, zijn geen eenvoudige virtuositeitsoefeningen. Ze vertegenwoordigen een diepgaande meditatie over de aard van representatie in het tijdperk van mechanische reproductie, verwijzend naar de theorieën van Walter Benjamin over authenticiteit in het tijdperk van technische reproduceerbaarheid. Deze werken stellen de vraag: wat onderscheidt een schilderij van een foto wanneer het schilderij zich inspant om nauwkeurig alle gebreken, plooien en imperfecties van een oude foto te reproduceren?

De installaties van Stingel creëren meeslepende omgevingen die de grenzen tussen het kunstwerk en de tentoonstellingsruimte vervagen. Of het nu gaat om zijn monumentale tapijten die de architectuur inslikken of zijn reflecterende panelen die de toeschouwers transformeren tot medemakers, hij slaagt erin kille institutionele ruimtes om te vormen tot zones van collectief experiment.

Zijn abstracte schilderijen, gecreëerd volgens de instructies van zijn handleiding, zijn niet minder subversief. Door het creatieve proces te reduceren tot een reeks mechanische stappen, bevraagt hij niet alleen het begrip originaliteit, maar ook die van artistieke waarde. Hoe rechtvaardig je dat een schilderij gemaakt door de kunstenaar meer waard is dan een ander precies volgens dezelfde instructies gemaakt door iemand anders?

Deze iconoclaste benadering van schilderkunst bereikt zijn hoogtepunt in zijn polystyreenwerken, waarbij hij op de oppervlakken loopt nadat hij zijn laarzen in oplosmiddel heeft gedoopt. Deze voetafdrukken, die ironisch de sporen oproepen die in de sneeuw van zijn geboortestreek Tirol achterblijven, zijn een bijtende parodie op de heroïsche gebaren van het abstract expressionisme. Alsof Stingel zegt: “Willen jullie gebaar? Hier is het, maar niet zoals je het verwachtte”.

Het meest opmerkelijke aspect van Stingels werk is misschien wel zijn vermogen een wankele balans te behouden tussen institutionele kritiek en visuele aantrekkingskracht. Zijn werken zijn zowel conceptueel rigoureus als visueel weelderig. De gouden motieven van zijn muurschilderingen, geïnspireerd door barok behang, zijn net zo aantrekkelijk als intellectueel stimulerend. Deze voortdurende dualiteit tussen schoonheid en ondermijning, tussen esthetisch genot en institutionele kritiek, maakt hem tot een van de belangrijkste kunstenaars van onze tijd.

Het is duidelijk dat Stingel niet zomaar een kunstenaar is die zoekt te provoceren of te choqueren. Hij is een verfijnde denker die kunst gebruikt als een instrument om de fundamentele basis van onze relatie tot artistieke creatie, tijd en ruimte te onderzoeken. Zijn werken dwingen ons niet alleen te heroverwegen wat schilderkunst vandaag kan zijn, maar ook wat het betekent om toeschouwer, maker of simpelweg aanwezig te zijn in een tentoonstellingsruimte.

Zijn vermogen om alledaagse industriële materialen te transformeren in transcendente esthetische ervaringen, terwijl hij scherpe kritiek behoudt op artistieke conventies, maakt hem tot een unieke kunstenaar. Hij slaagt erin het zeldzame kunststuk te creëren van werken die zowel toegankelijk zijn voor het grote publiek als conceptueel verfijnd, visueel aantrekkelijk en intellectueel stimulerend.

Stingel laat ons het gewone zien als buitengewoon, verandert het banale in het sublieme, terwijl hij een kritische afstand behoudt die ons verhindert in een simpele passieve contemplatie te vervallen. Hij dwingt ons actieve toeschouwers te zijn, betrokken deelnemers in een constant gesprek met het werk, de ruimte en onze eigen waarneming.

Deze revolutionaire benadering van kunst komt vooral tot uiting in zijn manier van omgaan met oppervlakken. Voor Stingel is een oppervlakte nooit zomaar een oppervlakte. Of het nu gaat om zijn zilveren schilderijen die volgens zijn gepubliceerde instructies zijn gemaakt, zijn isolatiepanelen bedekt met graffiti of zijn monumentale tapijten, elk oppervlak wordt een onderzoeksveld naar de aard van kunst zelf en onze relatie ermee.

Neem bijvoorbeeld zijn installaties in het Whitney Museum in 2007. Door de muren te bedekken met zilverkleurige isolatiepanelen en bezoekers uit te nodigen hun sporen achter te laten, verandert Stingel de strenge museumruimte in een zone van collectief experimenteren. Het contrast tussen de industriële glans van de panelen en de spontaniteit van de interventies van het publiek schept een fascinerende spanning tussen het institutionele en het informele, het geplande en het toevallige.

Deze democratisering van de creatieve daad doet denken aan de experimenten van de Fluxus-groep in de jaren 60, maar Stingel brengt het concept nog verder. Hij nodigt het publiek niet alleen uit deel te nemen, hij maakt van die participatie een wezenlijk onderdeel van het werk zelf. De sporen, krassen en inscripties die door bezoekers worden achtergelaten zijn geen aantastingen van het kunstwerk, zij zijn het kunstwerk.

De fotorealistische zelfportretten van Stingel zijn bijzonder interessant. In deze werken toont hij zichzelf vaak in momenten van kwetsbaarheid of intense overpeinzing. De kunstenaar toont zich ouder wordend, melancholiek, soms bijna verslagen. Deze beelden zijn geen loutere oefeningen in representatie, maar diepe overdenkingen over het verstrijken van tijd en de aard van artistieke identiteit.

In zijn zelfportret in militair uniform speelt Stingel met de codes van traditionele mannelijke representatie terwijl hij die subtiel ondermijnt. Het uniform, symbool van macht en autoriteit, wordt gedragen door een kunstenaar die zijn carrière heeft gewijd aan het in vraag stellen van machtsstructuren in de kunstwereld. Deze schijnbare contradictie schept een spanning die de interpretatie van het werk verrijkt.

De abstracte schilderijen van Stingel, gemaakt volgens de richtlijnen van zijn handboek, vertegenwoordigen wellicht zijn meest radicale kritiek op artistieke conventies. Door het creatieve proces terug te brengen tot een reeks mechanische stappen, demystificeert hij niet alleen de handeling van het schilderen, hij stelt de hele mythologie van artistieke inspiratie ter discussie.

Zijn gebruik van polystyreen als schilderoppervlak is bijzonder onthullend. Door op deze oppervlakken te lopen met laarzen doordrenkt met oplosmiddel, creëert hij werken die zowel schilderijen als gefossiliseerde performances zijn. De voetafdrukken in het polystyreen roepen de sporen op die in de sneeuw worden achtergelaten, waardoor een poëtische link wordt gelegd met zijn geboortestreek Tirol, terwijl ze een ironisch commentaar leveren op de heroïsche gebaren van het abstract expressionisme.

De tapijteninstallaties van Stingel, met name die in het Palazzo Grassi in 2013, vormen wellicht het hoogtepunt van zijn reflectie over ruimte en perceptie. Door muren en vloeren volledig te bedekken met vergrote tapijtpatronen creëert hij een meeslepende omgeving die de toeschouwer zowel desoriënteert als heroriënteert. De architectuur van het palazzo verdwijnt onder dit alomtegenwoordige textiele oppervlak, waardoor een ruimte ontstaat die tegelijk vertrouwd en vreemd buitenaards is.

Deze radicale transformatie van de architectonische ruimte brengt ons terug bij de fundamentele vraag die het werk van Stingel stelt: wat vormt vandaag een kunstwerk? Is het het fysieke object? De ervaring die het genereert? De sporen die het nalaat in onze collectieve herinnering?

De antwoorden die Stingel op deze vragen geeft, zijn net zo complex als provocerend. Voor hem ligt kunst niet in een uniek en kostbaar object, maar in de veelheid aan ervaringen en interpretaties die het oproept. Zijn werken zijn geen statische monumenten om passief te bekijken, maar katalysatoren van interactie en reflectie.

Deze benadering van kunst als ervaring in plaats van als object vindt haar zuiverste uitdrukking in zijn participatieve installaties. Door het publiek uit te nodigen direct invloed uit te oefenen op zijn werken, verandert Stingel de toeschouwer in een medewerker, waarbij hij de traditionele grenzen tussen maker en consument van kunst vervaagt.

De radicaliteit van Stingel ligt niet zozeer in zijn provocerende gebaren, maar in zijn vermogen een conceptuele samenhang te behouden gedurende zijn hele carrière. Elk nieuw werk, elke nieuwe installatie maakt deel uit van een voortdurende reflectie over de aard van kunst en onze relatie daartoe.

Zijn werk dwingt ons niet alleen na te denken over wat kunst vandaag kan zijn, maar ook over hoe wij ermee omgaan. Door tentoonstellingsruimtes te transformeren in meeslepende en participatieve omgevingen, creëert hij situaties waar kunst niet langer iets is om te aanschouwen, maar iets om te ervaren en te beleven.

Stingel maakt werken die zowel kritisch als gul zijn, conceptueel streng en zintuiglijk rijk. Hij toont ons dat het mogelijk is de artistieke conventies ter discussie te stellen terwijl krachtige en memorabele esthetische ervaringen worden gecreëerd.

Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

Rudolf STINGEL (1956)
Voornaam: Rudolf
Achternaam: STINGEL
Geslacht: Man
Nationaliteit(en):

  • Italië

Leeftijd: 69 jaar oud (2025)

Volg mij