Luister goed naar me, stelletje snobs. Tomasz (Tomek) Sętowski, geboren in 1961 in Częstochowa in het zuiden van Polen, is niet uw gewone salonkunstenaar die stillevens schildert om de keurige bourgeoisie te behagen. Nee, deze Poolse magiër is een schepper van universums die de grenzen tussen realiteit en fictie doet exploderen met een technische meesterlijkheid die uw surrealistische idolen zou doen verbleken. En als ik het heb over technische meesterlijkheid, heb ik het niet over die conceptuele krabbels die ons op hedendaagse kunstbeurzen met pompeuze discours als saus worden voorgeschoteld.
Laten we eerst spreken over zijn architecturale obsessie, die elk van zijn doeken verandert in een manifest tegen de banaliteit van onze stedelijke ruimtes. Sętowski bouwt onmogelijke steden die Piranesi in zijn graf zouden laten huilen. Zijn duizelingwekkende structuren tarten met een jubelende arrogantie de natuurwetten, wat mij doet glimlachen. Zoals Walter Benjamin schreef in zijn “Parijs, hoofdstad van de negentiende eeuw”: “Architectuur is het meest duurzame getuigenis van het latente verlangen van de mensheid.” En Sętowski drijft dat verlangen tot aan de creatieve waanzin, tot visuele extase.
Zijn gebouwen verstrengelen zich als gepassioneerde geliefden, trotseren de zwaartekracht met een brutaliteit die je de adem beneemt. Hij creëert zwevende kathedralen die niet onderdoen voor de architecturale waanzin van Ledoux, al hoefde hij in ieder geval niet de laarzen van een monarch te likken om zijn visioenen te realiseren. Zijn wenteltrappen leiden naar hemelen die alleen in zijn rijke verbeelding bestaan, waardoor perspectieven ontstaan die Escher zelf duizelig zouden hebben gemaakt.
In zijn monumentale composities wordt architectuur een volwaardige taal, een vocabulaire van vormen dat verhalen vertelt die zelfs Jorge Luis Borges niet had durven bedenken. Zijn gotische bogen draaien als Möbiusbanden, zijn korinthische zuilen dansen een onmogelijke ballet, en zijn koepels lijken hele universums te bevatten. Het is alsof Gaudi een kind had met Bosch, en dat kind besloot de grenzen van het mogelijke nog verder te verleggen.
In 2000 opende hij zijn “Museum van de Verbeelding” in Częstochowa, waarmee hij een eenvoudige galerij transformeerde tot een levend architecturaal manifest. Zoals hij zelf zegt: “Ik heb een ivoren toren gebouwd om aan het alledaagse te ontsnappen, een staat binnen de staat.” En weet je wat? Hij heeft gelijk. Hedendaagse architectuur komt te vaak neer op steriele glazen dozen die zonder ziel op elkaar gestapeld zijn als Lego. De droomachtige constructies van Sętowski zijn een noodzakelijke tik voor onze visuele luiheid.
Deze benadering van architectuur als droomtaal doet denken aan de theorieën van Peter Eisenman over de ontbinding van architecturale vormen, maar Sętowski gaat verder. Hij beperkt zich niet tot het deconstrueren, hij herbouwt volgens regels die alleen van hem zijn. Zijn gebouwen zijn niet zomaar structuren, ze zijn volwaardige personages in zijn visuele verhalen.
De tweede obsessie van Sętowski, en niet de minste, is tijd. Niet de tijd van grootmoeders klokjes die tikken in een stoffige kamer, nee. Ik bedoel tijd als filosofisch concept, dat ongrijpbare iets dat door onze vingers glipt terwijl we zinloos door onze telefoons scrollen. Zijn klokken zijn overal, verspreid in zijn composities als memento mori voor een generatie die denkt dat onsterfelijkheid op Amazon Prime met levering dezelfde dag te koop is.
Heidegger sprak over “zijn-naar-de-dood” als fundamentele conditie van het menselijke bestaan. Sętowski daarentegen verandert deze existentiële angst in een visueel feest. In zijn doeken is tijd niet lineair. Het draait, vouwt zich op zichzelf, creëert temporele lussen die Einstein duizelig zouden maken. De wijzers van zijn klokken wijzen op onmogelijke tijden, alsof ze ons herinneren dat onze obsessie met het meten van tijd slechts een comfortabele illusie is.
Het is Henri Bergson in schildervorm, waarbij de pure duur zich manifesteert in elke penseelstreek. De horloges in zijn werken geven de tijd niet aan, ze vervormen, distorsen deze, en creëren alternatieve chronologieën waarin verleden, heden en toekomst samenkomen in een macabere maar prachtige dans. Zijn werk is geëxposeerd naast Dalí in de CFM Gallery, en eerlijk gezegd had de oude Salvador daar aantekeningen van moeten maken. Waar Dalí speelde met zijn zachte horloges, creëert Sętowski hele chronologieën die instorten in georganiseerde chaos.
De vrouwen in zijn werken zijn geen loutere objecten van verlangen, zij zijn de bewakers van deze temporele poorten, soms met sleutels die geen zichtbare sloten openen. Daar ligt zijn genie: hij beperkt zich niet tot het schilderen van de voorbijgaande tijd, hij creëert persoonlijke mythologieën waarin tijd zelf een hoofdpersonage wordt, een acteur in zijn visuele drama’s.
Tussen 2006 en 2008 veroverde hij Dubai, met tentoonstellingen in de Burj Al Arab en de Emirates Towers. Stel het je eens voor: zijn hallucinante visies op tijd en ruimte ontvouwen zich in deze tempels van het hyperkapitalisme van tegenwoordig. Wat een prachtige ironie! Terwijl handelaren bezweet naar hun horloges keken bij het afsluiten van deals, herinnerden de werken van Sętowski hen stilzwijgend eraan dat tijd het enige is dat hun geld nooit zal kunnen kopen.
Wat mij fascineert aan Sętowski is zijn vermogen om technisch onberispelijk te zijn en tegelijk visceriaal subversief te blijven. Hij gebruikt de technieken van de oude meesters om visioenen te creëren die de Academie van Schone Kunsten een hartaanval zouden bezorgen. Het is alsof Vermeer LSD had genomen met William Gibson, technische precisie ten dienste van creatieve chaos.
Zijn composities zijn visuele tijdmachines die ons meenemen naar een ruimte waar chronologie slechts een beleefde suggestie is. Elk schilderij is een uitnodiging om te verdwalen in een temporeel doolhof waar de seconden uitrekken als warme karamel en de minuten een duizelingwekkende wals met de eeuwigheid dansen.
Zijn “Museum of Imagination” is niet zomaar een galerie, het is een oorlogsverklaring tegen banaliteit. Op de begane grond word je ontvangen door een wereld die tegelijk kleurrijk en luguber is, terwijl zich op de bovenverdieping zijn “paradijs van de creatie” bevindt. Daar werkt hij, ver weg van de “alledaagse zorgen en problemen van de moderne beschaving”, zoals hij zegt. En weet je wat? In een wereld waar hedendaagse kunst zich vaak verstrikt in zijn eigen conceptuele navelstaarderij, is deze oprechtheid verfrissend.
De buitengewone gevoeligheid die hem kenmerkt, wordt alleen maar fijner met de tijd. Nu is elk doek een poort naar alternatieve dimensies waar architectuur de zwaartekracht tart en waar tijd slechts een beleefde suggestie is. Precies wat de hedendaagse kunst nodig heeft: minder holle concepten en meer authentieke visies die ons dwingen voorbij onze comfortabele zekerheden te kijken.
In zijn recentere werken blijft Sętowski de grenzen tussen het mogelijke en het onmogelijke verkennen met een gedurfde lef die respect afdwingt. Zijn composities zijn nog complexer en labyrinthischer geworden, alsof de kunstenaar zelf concurreert met zijn vorige creaties. Elk nieuw schilderij is een overtreffende trap van verbeelding, een nieuwe verkenning van de oneindige mogelijkheden van menselijke perceptie.
Kritieken hebben hem bestempeld als vertegenwoordiger van “magisch realisme”, maar dat is een label dat net zo inadequaat is als Kafka simpelweg een verteller noemen. Sętowski beeldt de realiteit niet uit, hij heruitvindt die volledig, en creëert parallelle universa waar de wetten van fysica en tijd herschreven worden volgens zijn eigen regels. Zijn doeken zijn open vensters naar werelden die alleen in zijn verbeelding bestaan, maar die, eenmaal geschilderd, net zo echt worden als de wereld waarin wij leven.
Als je de evolutie van zijn werk bekijkt vanaf zijn begin aan de Faculteit der Schone Kunsten van de Pedagogische Universiteit van Częstochowa tot heden, kun je niet anders dan onder de indruk zijn van de samenhang in zijn artistieke visie. Waar veel hedendaagse kunstenaars van stijl naar stijl springen als vlooien op een schurftige hond, heeft Sętowski zijn pad met bewonderenswaardige vastberadenheid gevolgd en verdiept hij voortdurend zijn persoonlijke zoektocht. In een kunstwereld die vaak polarisatie vertoont tussen steriele academische traditie en lege conceptualisme, baant Sętowski een derde weg, rijk aan mogelijkheden.
Tomasz Sętowski blijft ons verrassen, verwonderen en uitdagen. Zijn creaties herinneren ons er voortdurend aan dat kunst nog steeds een kracht tot transformatie kan zijn, een middel om het mogelijke te verkennen, een uitnodiging om voorbij de schijn te kijken. In een wereld die zijn vermogen tot verwondering lijkt verloren te hebben, is zijn oeuvre een krachtig tegengif tegen het heersende cynisme.
















