Luister goed naar me, stelletje snobs, er zijn sommige kunstenaars die door de tijd reizen als kometen, een lichtspoor achterlatend dat ons begrip van de wereld verlicht. Shirin Neshat (geboren in 1957) behoort tot diegenen. In een tijd waarin sommigen Rothko nog steeds verwarren met een appartementsschilderijtje, sta me toe te praten over een kunstenares die fotografie en video wist te transformeren tot massavernietigingswapens.
Hier is een vrouw die Iran verliet toen ze 17 was om in Californië te studeren, en die pas 16 jaar later, in 1990, terugkeerde, een land ontdekkend dat door de islamitische revolutie was getransformeerd. Deze cultuurschok had haar kunnen verlammen. In plaats daarvan zette het haar aan tot een compromisloze artistieke verkenning van de paradoxen van identiteit, macht en weerstand. Terwijl sommigen nog steeds in extase zijn over digitale stillevens gegenereerd door AI, biedt Neshat ons een oeuvre dat de fundamenten van onze perceptie van de hedendaagse moslimwereld doet beven.
Laten we eerst spreken over haar meesterlijke beheersing van dualiteit, die voortdurende spanning tussen Oost en West die als een ruggengraat door haar werk loopt. In “Turbulent” (1998) en “Rapture” (1999) gebruikt Neshat videoprojectie op twee tegenovergestelde schermen, waarmee ze een visuele dialoog creëert die doet denken aan Hegels dialectiek van meester en slaaf. Aan de ene kant mannen in witte hemden, gevangen in hun rituelen in een strenge vesting. Aan de andere kant vrouwen in zwarte chador, vrij in hun schijnbare gevangenschap. Sartre herinnert ons eraan dat “de hel, dat zijn de anderen”, maar bij Neshat wordt de hel een ruimte van identiteitsonderhandeling waar blikken elkaar kruisen zonder ooit echt te ontmoeten.
De verfijning van haar benadering doet deze digitale interactieve installaties ridicuul lijken, waarbij je met je armen voor een scherm zwaait als een pinguïn onder invloed. Neshat begrijpt dat ware kunst geen technologische trucages nodig heeft om onze binnenste vezels te raken. Ze gebruikt het minimalisme van zwart-wit beelden zoals Rothko zijn kleurvlakken gebruikte: om een contemplatieve ruimte te creëren die een bijna mystieke ervaring wordt.
Haar serie “Women of Allah” (1993-1997) vormt de tweede pijler van haar artistieke genialiteit. Deze zwart-witfoto’s, waar het vrouwelijke lichaam een pagina wordt waarop de Perzische poëzie wordt geschreven, bezitten een opvallende kracht die de hedendaagse “engagement” selfies als peutertekeningen doet lijken. Neshat transformeert kalligrafie tot een cartografie van de ziel, elk woord op de huid geschreven wordt een daad van poëtisch verzet. Deze benadering doet denken aan Derrida’s concept van “différance”, waarbij betekenis wordt opgebouwd in de afstand tussen signifier en betekenaar, tussen beeld en tekst, tussen lichaam en geest.
De geweren die in deze beelden verschijnen, zijn geen gewone provocerende accessoires, in tegenstelling tot wat sommige oppervlakkige critici denken die nooit verder zijn gekomen dan hun lectuur van “Kunst voor Dummies”. Deze wapens zijn metaforen voor een diepere strijd, die van het individu tegen de machtsstructuren die proberen haar te definiëren. Foucault zou deze perfecte illustratie van zijn theorie over bio-macht hebben gewaardeerd, waarbij het lichaam het strijdtoneel wordt van sociale en politieke krachten.
In “Logic of the Birds” (2001) duwt Neshat haar verkenning van vrouwelijke weerstand nog verder door zich te laten inspireren door het mystieke gedicht van Farid ud-Din Attar. De multimedia performance die zij creëert, staat net zo ver af van de licht- en geluidsshows in onze winkelcentra als de Mona Lisa van een glimlachende emoji. Ze weeft er een complexe tapisserie van geluiden, beelden en bewegingen die de spirituele zoektocht oproept, terwijl ze tegelijkertijd de hedendaagse machtsstructuren bevraagt.
Wat Neshat onderscheidt van artiesten die zich tevreden stellen met surfen op de golf van politiek-correcte kunst, is dat zij het eenvoudige sociale commentaar overstijgt om een universele dimensie te bereiken. Haar werken zijn geen visuele pamfletten, maar diepe meditaties over de menselijke conditie. Wanneer zij vrouwen filmt die in “Rapture” naar de zee lopen, documenteert ze niet alleen vrouwelijke onderdrukking, maar creëert ze een allegorie van vrijheid die resoneert met Plato’s grot.
Het gebruik dat Neshat maakt van muziek in haar videoinstallaties is bijzonder opmerkelijk. De compositie van Philip Glass voor “Passage” (2001) is geen simpele achtergrondmuziek zoals in je zondagmorgen Spotify-playlists. Het is een integraal onderdeel van het werk dat creëert wat Wagner het “Gesamtkunstwerk” noemde, het totale kunstwerk. De soundtrack wordt een personage op zich, die in dialoog treedt met de beelden in een visueel en auditief symfonie die je in je vezels raakt.
Als je nog steeds denkt dat hedendaagse kunst neerkomt op bananen die aan muren zijn geplakt of op NFT’s van apen, is het tijd om wakker te worden. Neshat laat ons zien wat kunst kan zijn wanneer het wordt gedragen door een authentieke visie en een onberispelijke technische beheersing. Haar werk is het levende bewijs dat hedendaagse kunst zowel intellectueel stimulerend als viscerale krachtig kan zijn.
In “The Home of My Eyes” (2015) fotografeert Neshat Oezbijkers van alle leeftijden en achtergronden, hun gezichten bedekt met kalligrafieteksten die hun persoonlijke verhalen vertellen. Dit werk is niet zomaar een reeks portretten; het is een filosofische verkenning van de collectieve identiteit die weerklank vindt in Benedict Andersons theorieën over “verbeelde gemeenschappen”. Elk gezicht wordt een getuigenis waarin de sporen van persoonlijke en collectieve geschiedenis zijn ingeschreven.
Neshat creëert werken die op meerdere niveaus functioneren. Op het eerste gezicht word je gegrepen door de formele schoonheid van haar beelden. Vervolgens, zoals in een partituur van Bach, onthullen de lagen van betekenis zich geleidelijk, waardoor een ervaring ontstaat die bij elke kijkbeurt dieper wordt. Dit is wat Walter Benjamin de “aura” van het kunstwerk noemde, die ongrijpbare kwaliteit die het uniek en onvervangbaar maakt.
Haar installatie “Women Without Men” (2009), gebaseerd op de roman van Shahrnush Parsipur, is een krachttoer die het filmische medium transformeert in een instrument voor filosofische verkenning. Door vier vrouwen te volgen in het Iran van de jaren 1950, creëert Neshat een politieke allegorie die weerklinkt met de theorieën van Hannah Arendt over totalitarisme en verzet. De tuin waar de hoofdpersonen zich schuilhouden, wordt een Foucaultiaanse heterotopie, een andere ruimte waar de normale regels van de samenleving worden opgeschort.
De politieke dimensie van haar werk kan niet worden genegeerd, maar ze overstijgt het eenvoudige visuele activisme. In tegenstelling tot kunstenaars die denken dat het volstaat om een slogan op een doek te zetten om betrokken kunst te maken, begrijpt Neshat dat ware subversie ligt in complexiteit. Haar werken geven geen gemakkelijke antwoorden maar stellen vragen die ons lang achtervolgen nadat we ze hebben gezien.
Haar gebruik van het lichaam als plaats van verzet en culturele inscriptie doet denken aan de theorieën van Judith Butler over de performativiteit van gender, terwijl ze deze verrijkt met een spirituele dimensie die vaak ontbreekt in het westerse discours over identiteit. De vrouwen van Neshat zijn niet zomaar slachtoffers of rebellen, zij dragen een oeroude wijsheid die simplistische categoriseringen tart.
In haar recentste werken, zoals “The Fury” (2022), blijft Neshat de thema’s verkennen die haar altijd bezighielden, maar met een vernieuwde urgentie. Dans wordt een daad van politiek verzet, het bewegende lichaam trotseert sociale beperkingen met een gratie die doet denken aan de dansende derwisjen van Rûmi. Het is kunst die je bij de keel grijpt en tegelijkertijd je geest voedt.
Neshat herinnert ons eraan dat ware kunstcreatie een daad van moed is die volledige toewijding vereist. Haar oeuvre is een testament voor de mogelijkheid om kunst te maken die zowel diep persoonlijk als universeel betekenisvol is, politiek geëngageerd en poëtisch transcendent.
Als u maar één ding uit haar werk zou moeten onthouden, is het haar vermogen om de specificiteit van haar ervaring om te zetten in een universele reflectie op de menselijke conditie. Zoals Kafka zijn Praagse joodsheid transformeerde in universele literatuur, zet Neshat haar ervaring als Iraanse exilée om in kunst die spreekt tot allen die ooit de duizeling van het tussen-twee hebben gevoeld, de spanning tussen traditie en moderniteit, tussen verbondenheid en vervreemding.
Het werk van Neshat blijft een baken van complexiteit en menselijkheid. Zij herinnert ons eraan dat ware kunst er niet is om ons gerust te stellen in onze zekerheden, maar om ons de wereld met nieuwe ogen te laten zien.
















