Luister goed naar me, stelletje snobs: als je nog steeds gelooft dat landschapschilderkunst tot het verleden behoort, dat penselen en acryl niets meer kunnen ons vertellen over onze hedendaagse conditie, dan heb je duidelijk nooit werk van Stephen Wong Chun Hei gezien. Deze kunstenaar uit Hong Kong bereikt iets opmerkelijk zeldzaams in de hedendaagse kunst: hij slaagt erin een eeuwenoude traditie levend te houden en die tegelijkertijd krachtig te projecteren in onze hyperverbonden eeuw, verzadigd met schermen en virtuele realiteiten.
Wong Chun Hei schildert niet enkel bergen en valleien. Hij bouwt chromatische universums waarin de natuur en de stad Hong Kong versmelten tot een elektrische synergie, waar de tinten nooit het realistische willen nabootsen maar eerder de subjectieve essentie van een geleefde, herinnerde en vervolgens op het doek hercreëerde ervaring willen vastleggen. Zijn landschappen vibreren met een intensiteit die gelijktijdig refereert aan de videogameschermen van zijn jeugd en aan de grote meesters van het westers landschap. Die dualiteit is geen contradictie, maar de kern van zijn artistieke benadering.
Het erfgoed van het landschap en zijn heruitvinding
Om Wong’s uniciteit te begrijpen, moet men eerst zijn verwantschap erkennen met een prestigieuze lijn van landschapschilders. John Constable trok begin 19e eeuw door het Engelse platteland van Suffolk, gewapend met zijn notitieboek en vastberaden om dagelijks zijn onmiddellijke omgeving te documenteren. Deze obsessie voor directe observatie van het lokale terrein heeft Wong diep geraakt, die Constable als een belangrijke invloed noemt. Maar waar Constable streefde naar atmosferische trouw aan het veranderende Engelse luchten, neemt Wong een radicale vrijheid met kleur en compositie.
David Hockney, een andere essentiële referentie voor de kunstenaar uit Hong Kong, toonde in zijn landschappen van Yorkshire aan dat subjectiviteit kon samengaan met minutieuze observatie [1]. Wong heeft deze les geïnternaliseerd en nog verder doorgevoerd. Zijn wandelingen in de heuvels van Hong Kong, notitieboek in de hand, doen denken aan de plein-air praktijk, die traditie die van de schilder vereiste dat hij zijn onderwerp direct in de natuur confronteerde. Behalve dat Wong nooit ter plaatse schildert. Hij schetst, absorbeert, memoriseert, en keert dan terug naar zijn atelier in Fo Tan om die herinneringslandschappen opnieuw op te bouwen.
Deze methode is niet toevallig. Ze transformeert elk doek tot een getuigenis van een andere tijdelijkheid: het moment van de wandeling, de tijd van het memoriseren, het ogenblik van creatie in het atelier. Wong drukt het zelf uit met ontwapenende helderheid: “Ik probeer nooit een enkel moment in een landschap vast te leggen. De kleuren veranderen voortdurend in de tijd. Daarom zijn de kleuren in mijn schilderijen niet realistisch of naturalistisch van uiterlijk. Ik wil dat ze subjectiever zijn” [2].
De traditie van plein air wordt zo opnieuw uitgevonden voor het digitale tijdperk. Wong is geen nostalgische purist die technologie verwerpt. Integendeel, hij omarmt het volledig. Zijn eerste werken reproduceerden letterlijk landschappen uit videogames, zonder complexen erkendend dat deze virtuele werelden net zoveel visuele legitimiteit hadden als elke Alpenpiek. Deze intellectuele eerlijkheid onderscheidt hem van vele hedendaagse kunstenaars die doen alsof ze de impact van populaire cultuur op hun visie negeren.
Het virtuele als nieuw territorium
Het is precies dit gemak met virtuele werelden dat Wongs werk vandaag zo relevant maakt. Tijdens de COVID-19-pandemie, toen reizen onmogelijk werd, stopte de kunstenaar niet met schilderen. Hij verlegde gewoon zijn onderzoeksgebied naar Google Earth, waarbij hij zijn serie “A Grand Tour in Google Earth” creëerde waarin hij virtueel de Mount Fuji, de Mont-Saint-Michel en de Dolomieten bezocht en schilderde zonder zijn atelier in Hong Kong te verlaten. Deze serie onthult een ongemakkelijke waarheid: onze ervaring van de wereld gebeurt nu net zo veel via schermen als door fysieke aanwezigheid.
Wong maakt geen hiërarchie tussen deze ervaringen. Voor hem zijn wandelen in de heuvels van Hong Kong en verkennen via Google Earth twee even geldige vormen van engagement met het landschap. Deze filosofische positie weerspiegelt onze hedendaagse conditie waarin het virtuele en het reële voortdurend met elkaar verweven zijn. Onze reisherinneringen vermengen zich met de foto’s die we hebben gemaakt, de beelden die we online hebben gezien, de videogame-reconstructies die we hebben verkend.
Het vogelperspectief dat Wong verkiest komt rechtstreeks uit zijn ervaring met videogames zoals Age of Empires of Grand Theft Auto. Het is niet de romantische blik van de wandelaar die het natuurlijke sublieme aanschouwt, maar eerder die van de speler die zijn territorium overziet, zijn bewegingen plant en mentaal de geografie van de plekken opbouwt. Dit perspectief stelt hem ook in staat een verbinding te maken met traditionele Chinese landschapschilderijen die eveneens dit verhoogde standpunt gebruikten, waardoor een onverwachte brug ontstaat tussen Aziatische traditie en hedendaagse videogamecultuur.
De verzadigde, bijna fluorescerende kleuren die zijn recente doeken kenmerken komen ook uit deze visuele wereld van games en Japanse anime. Wong verzamelt meer dan tweehonderd anime-figuren in zijn atelier en erkent deze invloed openlijk. Waar zijn leraren op de kunstschool hem vroegen klassieke sculpturen te tekenen, vroeg hij zich af waarom hij zijn anime-figuren niet mocht tekenen. Deze schijnbaar naïeve vraag verbergt een diepe kritiek op de culturele hiërarchie die kunst als “verheven” blijft scheiden van populaire cultuur.
De sentimentele geografie van Hong Kong
Hong Kong zelf wordt bij Wong meer dan een simpel onderwerp. Het is een volwaardig personage met duizelingwekkende tegenstrijdigheden: vijfenzeventig procent van het grondgebied bestaat uit platteland, inclusief tweehonderdvijftig eilanden en vierentwintig natuurparken, maar het wereldwijde beeld van de stad wordt toch gedomineerd door haar opeengepakte wolkenkrabbers. Wong vangt deze essentiële dualiteit. In zijn doeken rijzen woontorens op tussen de groene heuvels, tunnels doorboren de bergen, wandelpaden slingeren nabij het stedelijk beton.
Deze nabijheid tussen natuur en stedelijkheid wordt niet behandeld als een conflict, maar als een gesprek. Wong is vooral geïnteresseerd in “de interventie van mensen in de natuur. Bijvoorbeeld, wandelaars die in de verte op paden lopen of tunnels die verschijnen tussen twee bergen” [3]. Deze kleine menselijke figuren die zijn landschappen sieren domineren nooit de compositie maar creëren een schaal, die onze nietigheid tegenover de natuurlijke grootsheid herinnert terwijl ze onze onvermijdelijke aanwezigheid benadrukken.
Het MacLehose Trail-project van 2022 illustreert deze benadering perfect. Wong schilderde de volledige honderd kilometer van dit iconische pad van Hong Kong en verdeelde het in tien etappes die overeenkomen met de officiële secties van de route. Meer dan veertig doeken documenteren deze doortocht en creëren een soort subjectieve cartografie van het gebied. Maar in tegenstelling tot een kaart pretenderen deze schilderijen geen nauwkeurigheid. Wong herschikt de elementen, verandert de oriëntatie van herkenningspunten, bedenkt onmogelijke kleuren voor wolken en bomen. “Ik ben meer geïnteresseerd in hoe ik de natuur interpreteer dan in de nauwkeurigheid van het vastleggen van het landschap”, stelt hij [4].
Deze compositieve vrijheid verandert elk doek in een daad van creatieve herinnering. Wong vergelijkt zijn proces met bouwen met Lego: het samenstellen van een landschap uit composities, lijnen en kleuren. Deze speelse metafoor verbergt een opvallende technische verfijning. Zijn losse en expressieve penseelstreken vangen de beweging, het avondlicht dat een bergtop versiert of de golven die op de kust slaan, terwijl ze een indrukwekkende structurele samenhang behouden.
De documentaire urgentie
Bij Wong is er ook een documentair urgentie die zijn werk bijna een archiefachtige dimensie geeft. Hong Kong verandert in een duizelingwekkend tempo. De landschappen die hij vandaag schildert kunnen morgen onherkenbaar zijn. De kunstenaar drukt deze angst uit met ontwapenende openheid: “Ik heb echt het gevoel dat alles verandert. Ik kan niet zeker zijn dat alles er morgen nog zal zijn.” Dit besef van vergankelijkheid voegt een melancholische laag toe aan zijn ogenschijnlijk vrolijke composities.
De serie “The Star Ferry Tale” uit 2024 drijft dit idee nog verder door de iconische veerboot die de haven van Victoria oversteekt te transformeren in een klein ruimteschip dat door het universum reist, met Hong Kong beneden fonkelend als een sterrenbeeld van acryllichten. Deze droomachtige visie, ontstaan tijdens de COVID-jaren van lockdown, weerspiegelt de ervaring van duizenden inwoners van Hong Kong die, onvermogen om te reizen, hun stad bekeken vanaf Google Earth en haar letterlijk vanuit een buitenaards perspectief zagen.
De ontvangst van Wongs werk in Hong Kong zelf is veelzeggend. Tijdens Art Basel Hong Kong drongen duizenden bezoekers zich samen om zijn nachtelijke schilderij van Tai Tam Tuk te zien, alsof ze naar de Mona Lisa in het Louvre keken. Het ging niet alleen om artistieke bewondering, maar om een viscerale erkenning. De toeschouwers identificeerden specifieke plaatsen, deelden persoonlijke anekdotes over die plekken: “Mijn dochter gaat daar net naar school”, “Ik rijd twee keer per dag over die weg”. Deze intense emotionele verbinding suggereert dat Wong niet alleen landschappen schildert, maar de collectieve ziel van een stad vangt.
Wat te doen met Stephen Wong Chun Hei? Hoe deze kunstenaar te situeren die gemakkelijke categorieën weigert, die vrolijk Constable en PlayStation mengt, plein air en Google Earth, Chinese traditie en Japanse anime? Het antwoord ligt misschien juist in die weigering om te kiezen. Wong vertegenwoordigt een generatie kunstenaars voor wie deze dichotomieën, virtueel versus echt, traditie versus moderniteit, lokaal versus globaal, geen betekenis meer hebben. Hij zoekt niet om deze spanningen op te lossen, maar om ze volledig te belichamen.
Zijn praktijk suggereert dat landschapschilderkunst niet dood is, maar simpelweg in verandering, zich aanpassend aan een wereld waarin onze ervaringen van territorium via een veelheid van verschillende media verlopen. Een landschap is niet langer alleen wat we zien tijdens een wandeling, maar ook wat we verkennen in een videogame, wat we overvliegen op Google Earth, wat we reconstrueren in ons falende geheugen. Wong schildert al deze landschappen tegelijk, creëert onmogelijke synthesen die vreemd genoeg op de waarheid lijken.
Wat zijn werk bijzonder krachtig maakt, is dat het nooit cynisch is. Ondanks zijn volledige onderdompeling in virtuele werelden, ondanks zijn scherpe bewustzijn van de kunstmatigheid van zijn verzadigde kleuren, schildert Wong met een duidelijke liefde voor zijn onderwerp. In elke penseelstreek voel je de vreugde van de wandelaar die een nieuw uitzicht ontdekt, de opwinding van de speler die een onbekend gebied verkent, de genegenheid van de burger voor zijn onvolmaakte stad.
De kleine menselijke figuurtjes die zijn composities bezaaien, wandelaars op verre paden, parachutisten die boven valleien zweven en schilders die met hun ezel zijn neergestreken, zijn misschien spirituele zelfportretten. Wong plaatst zichzelf in deze landschappen, niet als een romantische veroveraar maar als een nederige deelnemer, een getuige onder anderen van de vergankelijke schoonheid van de wereld. Deze nederigheid, gecombineerd met zijn formele ambitie en technische innovatie, maakt hem een van de interessantste schilders van zijn generatie.
In een kunstmarkt die vaak geobsedeerd is door het conceptuele en het provocatieve, durft Wong gewoon mooi te zijn. Maar die schoonheid is niet naïef. Ze is opgebouwd op een verfijnd begrip van hoe we vandaag zien, van hoe schermen onze perceptie hebben herconfigureerd, van hoe herinnering en verbeelding samenwerken om onze ervaring van het echte te creëren. Zijn onmogelijke landschappen, met hun elektrische roze en fluorescerende groenen, tonen ons dat subjectieve waarheid revelerender kan zijn dan welke documentaire getrouwheid ook.
Wong Chun Hei vraagt ons niet te kiezen tussen wandelen en videogames, tussen contemplatie en scherm, tussen traditie en innovatie. Hij toont ons dat een hedendaagse kunstenaar al deze tegenstrijdigheden kan en moet omarmen, ze transformeren tot iets nieuws, levendigs, authentiek persoonlijks. En op zijn beste momenten geeft het kijken naar zijn schilderijen precies het gevoel dat hij beschrijft: het gevoel dat je wordt meegenomen, zwevend boven een vertrouwd gebied dat plotseling vreemd, wonderbaarlijk lijkt en waard is om op doek te worden bewaard voordat het voor altijd verdwijnt.
- David Hockney (geboren in 1937) is vooral bekend om zijn landschappen van Yorkshire gemaakt vanaf 2004, gekenmerkt door een subjectieve benadering van kleur en compositie terwijl er een sterke band met directe observatie van de natuur wordt behouden.
- Citaat van Stephen Wong Chun Hei, in “Memories Emerge in Stephen Wong Chun Hei’s Paintings as Vivid Saturated Landscapes”, This is Colossal, 25 januari 2023.
- Citaat van Stephen Wong Chun Hei, in “Stephen Wong”, Unit London.
- Citaat van Stephen Wong Chun Hei, in “Stephen Wong: The painter who builds up landscapes ‘like Lego'”, CNN Style, 14 maart 2022.
















