Luister goed naar me, stelletje snobs. Ik weet dat jullie allemaal willen doen alsof je de omvangrijke werken van Sterling Ruby perfect begrijpt, die Amerikaanse kunstenaar die de grenzen tussen media laat exploderen met een virtuositeit die je sprakeloos maakt. Maar laat me je zeggen dat je er helemaal niets van begrijpt. Helemaal niets.
Want achter de glanzende oppervlakten van zijn monumentale keramiek en de delicate plooien van zijn textielsculpturen schuilt een diepere, ontregelende waarheid: Ruby is de kunstenaar die ons angstige tijdperk het beste belichaamt. Door zijn veelzijdige werk, schilderkunst, beeldhouwkunst, keramiek, textiel, video, ontleedt hij met chirurgische precisie de neuroses van het hedendaagse Amerika en creëert hij een ware archeologie van het collectief onbewuste.
Deze psychische verkenning vindt haar meest indringende uitdrukking in haar “Basin Theology”, enorme keramische bassins die fungeren als artistieke massagraven. Ruby stapelt er de gebroken fragmenten van haar mislukte werken in op, bedekt ze met dikke lagen glazuur die aan gestold bloed of gesmolten lava doen denken. Deze monumentale stukken, soms meer dan een meter breed, belichamen onze ambivalente relatie tot falen en vernietiging. In “Basin Theology/HATRA” (2014) lijkt het diep blauw-zwarte oppervlak het licht te absorberen, waardoor een duizelingwekkend afgrond-effect ontstaat waarin fragmenten van eerdere werken oplossen. “Basin Theology/SKINHEAD” (2013) toont een woelig oppervlak waarop keramiekfragmenten als botten van een archeologische vindplaats tevoorschijn komen, bedekt met bloedrood glazuur dat tot dikke korsten stolt.
Deze obsessie met levens- en sterfcycli resoneert diep met de theorieën van Melanie Klein over de schizoparanoïde positie. Volgens Klein schommelt de zuigeling tussen angstaanjagende fragmentatie en pogingen tot integratie, tussen de angst voor vernietiging en het verlangen naar herstel. De “Basin Theology” manifesteren dezelfde primitieve dynamiek: zowel kwetsbaar als bedreigend, gefragmenteerd en verenigd. Het glazuur dat het puin bedekt, fungeert als een psychische huid, een beschermende membraan die probeert de dreiging van desintegratie binnen te houden. Dit kleiniaanse concept van een psychisch vat vindt een bijzondere weerklank in de manier waarop Ruby deze bassins transformeert tot symbolische ontvangers voor de resten van haar artistieke praktijk.
Haar beroemde “Stalagmites”, monumentale beelden van polyurethaan, zetten deze verkenning van primitieve angsten nog verder voort. Hun fallische verticaliteit, die enkele meters hoog kan zijn, wordt gecompenseerd door een ogenschijnlijke kwetsbaarheid, alsof ze onder hun eigen gewicht dreigen in te storten. In “Monument Stalagmite/The Shining” (2011) creëren de gestolde druppels felrood polyurethaan een effect van een bloederige waterval, verwijzend naar de iconische scène uit Kubricks film waarin bloed uit de liften stroomt. Ruby onderzoekt hier wat Julia Kristeva het afschuwelijke noemt, die troebele zone waar de grenzen tussen subject en object poreus worden. De gestolde druppels roepen lichaamsvloeistoffen op die de integriteit van het sociale lichaam bedreigen, en veranderen industriële materie in een metafoor voor onze collectieve angsten voor besmetting.
Deze ambivalentie vindt een nieuwe weerklank in de serie “SOFT WORKS”, waar antropomorfe vormen in textiel soms gemartelde lichamen en soms spookachtige wezens oproepen. “Vampire” (2011), een enorme mond die hangt en waarvan de stoffen hoektanden nepdruppels bloed laten druipen, belichaamt perfect deze spanning tussen het bekende en het vreemde. Door het naaien en samenvoegen van gerecyclede stoffen, waaronder uitgebleekte Amerikaanse vlaggen, creëert Ruby verontrustende hybriden die uitdrukking geven aan wat Freud “das Unheimliche” noemde. Deze zachte sculpturen, die doen denken aan de overgangsobjecten die Winnicott theoriseerde, transformeren het geruststellende comfort van het huiselijke in iets vreemds en vijandigs.
De installatie “SUPERMAX 2008” in het MOCA in Los Angeles verankert haar werk in een scherpe kritiek op het Amerikaanse gevangenissysteem. Strenge geometrische vormen en gedesfigureerde oppervlakken creëren een fascinerende dialoog tussen gevangenisarchitectuur en minimalisme. “Inscribed Plinth for Joseph DeLange” (2008) toont een formicapunt, bedekt met graffiti en dwangmatige inscripties, als de muren van een gevangeniscel. Ruby gebruikt de roosters en modulaire structuren van de minimal art voor een onderdrukkend effect, wat echo’s oproept van Foucaults analyses over disciplinaire architectuur in “Toezicht en Straf”.
In zijn schilderijen uit de serie “SP” creëert het gebruik van het spuitbusverf hallucinerende landschappen met zure kleuren. “SP231” (2012) laat duizelingwekkende verlopen zien van fluorescerend roze en diep zwart, wat een toxisch diepte-effect creëert. De techniek zelf, in combinatie met stedelijke graffiti, wordt een expressiemiddel dat zowel gewelddadig als poëtisch is. De lagen transparante overvloeiingen roepen een vergiftigde sfeer op en creëren een psychische kaart van ons milieuprobleem. Deze werken doen denken aan de experimenten van Morris Louis met vloeibare kleur, maar in een versie waar vloeibaarheid gif wordt.
De “SCALES”, monumentale mobiles die geometrische vormen combineren met gevonden voorwerpen, belichamen het zoeken naar een wankel evenwicht dat door het hele werk van Ruby loopt. “SCALE/BATS, BLOCKS, DROP” (2015) koppelt industriële motorblokken aan honkbalknuppels, waardoor een dreigende choreografie ontstaat die doet denken aan de mobiles van Calder in een nachtmerrieachtige versie. De voortdurende beweging van deze sculpturen houdt de toeschouwer in een staat van voortdurende alertheid, tussen verwondering en dreiging van instorten.
Zijn videoserie “TRANSIENT TRILOGY” onderzoekt de marges van de samenleving door de figuur van een zwerver die tijdelijke installaties maakt met afval. Deze persoon, die Ruby zelf belichaamt, echoot de theorieën van Michel de Certeau over tactieken van dagelijkse weerstand, ontwikkeld in “De uitvinding van het alledaagse”. De camera observeert deze eenzame rituelen met klinische afstand, wat een spanning creëert tussen antropologische documentatie en artistieke performance. De obsessieve gebaren van het personage, zijn manier van verzamelen en ordenen van puin, roepen de dwangmatige gedragingen op die Freud analyseerde in “De rattenman”.
Textiel neemt een bijzondere plaats in in deze identiteitsverkenning. Zijn monumentale “quilts” herinterpreteren de Amerikaanse patchworktraditie en creëren composities waarin verbleekte stoffen, militaire patronen en industriële restanten samenkomen. “BC (4357)” (2012) combineert fragmenten uit vervaagde spijkerbroeken met camouflagepatronen, waardoor een abstracte kaart van Amerikaanse sociale spanningen ontstaat. De techniek wordt een metafoor voor nationale constructie, een kwetsbare samenstelling van uiteenlopende fragmenten bijeen gehouden door stiksels die altijd dreigen los te laten.
Deze textielpraktijk vindt een onverwacht vervolg in Rubys samenwerkingen met de modewereld. Zijn lijn S.R. STUDIO. LA. CA. transformeert kleding in draagbare sculpturen die getekend zijn door artistieke processen: verfvlekken, verkleuringen, assemblages. Deze democratisering van kunst realiseert de oude droom van de avant-gardes om kunst in het dagelijks leven te integreren, terwijl het ook de grenzen tussen creatie en consumptie bevraagt.
De recente installaties van Ruby bereiken een synthese van al deze bezorgdheden. “STATE” (2019), een monumentale videoprojectie gefilmd door een drone, vliegt over de 35 staatsgevangenissen van Californië. Luchtbeelden wisselen af tussen sublieme landschappen en gevangenisarchitectuur, waardoor een scherp contrast ontstaat tussen natuurlijke schoonheid en institutionele brutaliteit. De percussieve soundtrack, gecomponeerd door de kunstenaar, voegt een angstaanjagende dimensie toe die de kijker in een staat van permanente spanning houdt.
De serie “TURBINES” (2021) markeert mogelijk een nieuwe richting in Rubys werk. Deze grote abstracte schilderijen bevatten stukjes karton op getinte doeken, wat dynamische composities oplevert die explosies of stormen oproepen. Geïnspireerd door het Russische constructivisme transformeert Ruby geweld in scheppende energie, wat de mogelijkheid van een wedergeboorte te midden van chaos suggereert.
Dit vermogen om vernietiging om te zetten in creatie loopt als een rode draad door het hele werk van Ruby. Elke serie functioneert als een poging om het vormloze vorm te geven, het ontastbare te bevatten. De meest eenvoudige materialen, karton, versleten stof, gebroken keramiek, worden de dragers van een esthetische ervaring die ons confronteert met onze diepste angsten terwijl ze tegelijkertijd perspectieven van transformatie openen.
Want hier ligt de unieke kracht van Ruby: zijn vermogen om onze collectieve angsten te transformeren in betekenisvolle vormen terwijl hij een radicaal engagement met de materie behoudt. Elk werk wordt een daad van verzet, waarbij de mogelijkheid wordt bevestigd om betekenis te creëren zelfs in het hart van de duisternis. De kunstenaar treedt op als een hedendaagse alchemist, die de toxische resten van onze beschaving omzet in objecten van een verontrustende schoonheid die ons dwingen onze conditie onder ogen te zien.
Luister goed naar me, stelletje snobs, ga vooral door met het herhalen van jullie platitudes over het overschrijden van artistieke grenzen. Jullie lopen het essentiële mis: de unieke gave van Ruby om het onuitsprekelijke van onze tijd vorm te geven, om in onze chaotische tegenwoordigheid perspectieven van transformatie en vernieuwing te openen. Zijn werk herinnert ons eraan dat de krachtigste kunst vaak geboren wordt uit de confrontatie met onze innerlijke demonen, uit het vermogen om onze angsten om te zetten in creatieve energie. In een wereld die lijkt af te stevenen op zijn ondergang, toont Ruby ons dat het nog steeds mogelijk is om schoonheid te scheppen uit chaos, hoop uit wanhoop.
















