English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Susan Rothenberg: Kunst tussen geweld en neurose

Gepubliceerd op: 26 Mei 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 6 minuten

Susan Rothenberg transformeert neurose in ruwe kunst. Deze indrukwekkende vrouw heeft het minimalisme uit de jaren 70 opgeblazen met haar spookachtige paarden en ontwrichte lichamen. Ver weg van de lieve kunstenares van de ranch blijft ze een roofdier van het doek die onze repressieve animaliteit onthult via pure picturale geweld.

Luister goed naar me, stelletje snobs. Susan Rothenberg was geen kunstenaar, ze was een heks. Een heks die het doek veranderde in een theater waar de paarden naar nergens galoppeerden, waar de lichamen uit elkaar vielen om zich beter te openbaren, waar elke penseelstreek een oerkreet werd in de oorverdovende stilte van het New York van de jaren 70. Toen deze vrouw uit Buffalo in 1975 met haar drie paardencollecties in het minimalistische SoHo verscheen, exposeerde ze niet zomaar schilderijen. Ze blies veertig jaar aan artistieke dogma’s omver met één schuine blik.

Want ziet u, Rothenberg beheerste perfect de kunst van het theatrale paradox. Zoals Antonin Artaud het toneel revolutioneerde met zijn Theater van Wreedheid, transformeerde zij de schilderkunst tot een ruimte waar pure expressie de representatie verving. Haar paarden van 1975 tot 1980 zijn geen dieren, het zijn acteurs op een kaal toneel, spookachtige silhouetten die de essentie van dramatische beweging belichamen. In “Butterfly” uit 1976 roept dit paard, doorkruist door zwarte diagonalen, onweerstaanbaar de maskers van Artaud op, die gezichten vervormd door emotionele intensiteit. Rothenberg, net als de meester van het wrede theater, begreep dat ware kunst niet vermaakt maar ontregelt, niet geruststelt maar verontrust.

Het genie van Rothenberg zat in haar vermogen theater zonder decor te maken. Haar doeken functioneren als kale podia waar de actie zich concentreert op het essentiële: het gebaar, de pure emotie, de waarheid ontdaan van alle kunstgrepen. “Cabin Fever” uit 1976 transformeert claustrofobie in een expressionistisch ballet, dat spookpaard danst haar ingehouden woede op een oker achtergrond die pulseert als een theatergordijn. Rothenberg paste instinctief de precepten van Artaud toe: “Je moet geloven in een vernieuwde zin van het leven door het theater”. Haar schilderijen vernieuwden de betekenis van schilderkunst door een primitieve, viscerale theatraliteit.

Deze theatrale dimensie verklaart waarom haar werken vandaag hun inslagkracht behouden. Rothenberg schilderde geen paarden, ze zette de dierlijkheid van de mens in scène. Haar schepsels springen, steigeren, vluchten in een mentale ruimte waar een constante dramatische spanning heerst. Peter Schjeldahl had gelijk haar tentoonstelling van 1975 “eureka” [1] te noemen. Het was inderdaad een openbaringsmoment, het moment waarop de Amerikaanse schilderkunst haar incantatoire kracht herontdekte, haar vermogen om de toeschouwer te transformeren in getuige van een oeroud mysterie.

Maar Rothenberg hield het niet bij een eenvoudige verwijzing naar primitieve kunsten. Haar benadering onthulde een diep begrip van de Jungiaanse psychoanalyse en zijn theorie van archetypen. Carl Gustav Jung ontwikkelde het idee dat bepaalde beelden spontaan opduiken uit het collectief onbewuste, met een universele symbolische lading. De paarden van Rothenberg functioneren precies als die Jungiaanse archetypen: ze verschijnen op het doek met de duidelijkheid van een terugkerende droom, geladen met een libidineuze energie die de kunstenaar zelf niet probeerde te temmen.

Jung maakte onderscheid tussen het persoonlijke onbewuste en het collectief onbewuste, die voorraad van oerbeelden gedeeld door de gehele mensheid. Rothenberg putte rechtstreeks uit dat tweede niveau en creëerde werken die het intellect omzeilen om direct onze archaïsche driften aan te spreken. “United States” uit 1975, met zijn spookachtige paard dat oprijst uit een tweekleurige achtergrond, roept die droomverschijningen op die Jung analyseerde bij zijn patiënten: spontane manifestaties van de collectieve ziel.

De kunstenaar paste onbewust de Jungiaanse methode van actieve verbeelding toe, die therapeutische techniek waarbij de analyticus de patiënt aanmoedigt de beelden van zijn onbewuste vrij te laten. Rothenberg schilderde alsof ze aan actieve verbeelding deed, liet deze mysterieuze paarden verschijnen zonder ze rationeel te willen verklaren. Ze verklaarde bovendien: “U moet dingen vinden die u interesseren en interessante manieren vinden om die te vertegenwoordigen” [2]. Deze intuïtieve benadering komt exact overeen met wat Jung aanbeval: vertrouwen op de beelden die spontaan opduiken, zelfs als hun betekenis onduidelijk blijft.

Rothenbergs overgang naar lichaamfragmenten in de jaren 1980 bevestigt deze Jungiaanse interpretatie. Onthechte hoofden, zwevende handen, verscheurde lichamen: motieven die de psychoanalyse identificeert als manifestaties van het getraumatiseerde onbewuste. Maar bij Rothenberg vertalen deze ledematen zich niet in een pathologie, ze onthullen juist een uitzonderlijke artistieke gezondheid. Ze begreep intuïtief dat authentieke kunst eerst moet ontleden om daarna te onthullen.

“Blue Head” uit 1980-1981 illustreert deze benadering perfect. Dit monumentale hoofd dat in de picturale ruimte zweeft roept de archetypen van de Grote Moeder op die Jung analyseerde, die oer-moederfiguren die het collectieve onbewuste achtervolgen. Rothenberg probeerde de Jungiaanse theorie niet te illustreren, ze leefde die door haar schilderkunst, waarbij elk doek veranderde in een collectieve analyzesessie.

Haar verhuizing naar New Mexico in 1990 markeerde een nieuwe fase in haar archetypale verkenning. De Amerikaanse woestijn, met zijn uitgestrekte vlaktes en harde licht, wekte in haar andere lagen van het collectief onbewuste. Haar schilderijen uit die periode, zoals “Dogs Killing Rabbit” uit 1991-92, onthullen een brutalere interpretatie van primitieve driften. Jung sprak over de schaduw, dat donkere deel van de persoonlijkheid dat door de beschaving wordt verdrongen. Rothenberg gaf lichaam aan die schaduw in scènes van natuurlijke geweld die angstaanjagend mooi zijn.

Deze evolutie bevestigt Rothenbergs buitengewone emotionele intelligentie. Ze schilderde niet alleen onderwerpen, ze bracht de geheime gebieden van de menselijke ziel in kaart. Elke fase van haar oeuvre correspondeert met een diepere afdaling in de lagen van het onbewuste, van de symbolische paarden uit de jaren 1970 tot de droomachtige taferelen van haar laatste decennia.

De kunstenares werkte ook in de pure traditie van de Jungiaanse individuatie, het proces waarbij het individu geleidelijk de verschillende aspecten van haar persoonlijkheid integreert. Haar zeldzame zelfportretten, zoals die te zien zijn in “Red Studio” uit 2003, tonen een vrouw die zichzelf opzettelijk onvolledig afbeeldt, zonder armen of nek, een eenvoudige spookachtige aanwezigheid. Deze benadering onthult een scherpe bewustheid van de grenzen van zelfrepresentatie, een nederigheid die kenmerkend is voor personen die een gevorderd niveau van individuatie hebben bereikt.

Het genie van Rothenberg lag uiteindelijk in haar vermogen om kunst om te zetten in collectieve therapie. Haar doeken functioneren als overgangsruimten waar de toeschouwer zijn eigen archetypen kan projecteren, zijn eigen trauma’s kan herbeleven, zijn eigen driften kan herkennen. Zij creëerde werken die genezen zonder te beweren te behandelen, die onthullen zonder te beweren uit te leggen.

Deze therapeutische dimensie verklaart de blijvende impact van haar werk. Op het ogenblik dat hedendaagse kunst soms lijkt te gedijen op gratuit provoceren of op steriele intellectuele spelletjes, herinnert Rothenberg ons eraan dat schilderkunst nog steeds direct de ziel kan raken. Haar laatste werken, zoals “Buddha Monk” uit 2018-19, bevestigen deze spirituele roeping. Deze meditatieve aap met veelvuldige gebaren roept de hindoegoden op, die archetypische figuren zijn die de verschillende aspecten van het menselijke bewustzijn belichamen.

Rothenberg overleed in mei 2020, maar haar nalatenschap leeft voort in elk doek dat nog durft het collectief onbewuste tegemoet te treden. Zij liet ons zien dat ware kunst zich niet tevreden stelt met het decoreren van de muren van verzamelaars, maar duurzaam het verbeeldingsvermogen bezielt van hen die haar ontmoet hebben. In een wereld verzadigd met vergankelijke digitale beelden, behouden haar schilderijen die Benjaminiaanse aura van het authentieke kunstwerk, die onvervangbare aanwezigheid die het aanschouwen tot een spirituele ervaring transformeert.

Want Susan Rothenberg heeft nooit paarden geschilderd. Zij schilderde onze menselijkheid in zijn ruwe staat, onze meest primitieve angsten en hoop, onze meest geheime dromen en nachtmerries. Zij herinnerde ons eraan dat kunst, wanneer zij haar waarheid bereikt, niet vermaakt maar initieert. En die initiatie dragen wij nog steeds onuitwisbaar in onze getransformeerde blik.


  1. Peter Schjeldahl, kunstcriticus, geciteerd in diverse bronnen over de tentoonstelling van 1975 in 112 Greene Street
  2. Citaat van Susan Rothenberg, Museum of Modern Art, New York.
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

Susan ROTHENBERG (1945-2020)
Voornaam: Susan
Achternaam: ROTHENBERG
Geslacht: Vrouw
Nationaliteit(en):

  • Verenigde Staten

Leeftijd: 75 jaar oud (2020)

Volg mij