English | Nederlands

Dinsdag 18 November

ArtCritic favicon

Tan Ping: de kunst van het eeuwige bedekken

Gepubliceerd op: 29 Augustus 2025

Door: Hervé Lancelin

Categorie: Kunstkritiek

Leestijd: 16 minuten

Tan Ping revolutioneert de hedendaagse abstracte kunst door zijn unieke techniek van het “bedekken”. Deze Chinese kunstenaar, opgeleid in Berlijn, brengt zijn doeken aan met opeenvolgende lagen die gelijktijdig verbergen en onthullen. Zijn werken bevragen de schilderlijke temporaliteit, creëren meditatieve ruimtes waar kunst en zen-filosofie samenkomen in een indrukwekkende hedendaagse synthese.

Luister goed naar me, stelletje snobs: Tan Ping speelt niet in de arena van de conventionele kunstenaars die eindeloos op dezelfde recepten kauwen. Deze man, geboren in 1960 in Chengde, heeft bijna veertig jaar besteed aan het methodisch afbreken van elke zekerheid over wat schilderkunst kan of moet zijn. Terwijl de meeste hedendaagse Chinese kunstenaars nog navigeren tussen exporteerbare folklore en schijnbare westerse influentie, baant Tan Ping een unieke weg, die van een radicaal vraagstuk dat culturele grenzen overstijgt zonder zich erin te verliezen.

Opgeleid aan de Centrale Academie voor Schone Kunsten in Peking en vervolgens in Berlijn van 1989 tot 1994, belichaamt Tan Ping die grensgeneratie die de transformatie van hedendaags China heeft meegemaakt en tegelijkertijd de codes van de westerse kunst heeft geïnternaliseerd. Maar in tegenstelling tot zijn tijdgenoten, die vaak een kamp kozen, heeft hij deze voortdurende spanning tussen Oost en West tot zijn belangrijkste creatieve territorium gemaakt. Zijn werken streven er niet naar deze werelden te verzoenen, maar verkennen eerder de wrijvingszones waar nieuwe expressieve mogelijkheden ontstaan.

De architectuur van de desintegratie

Het werk van Tan Ping draait om een centrale vraag die door al zijn werk sinds de jaren 1990 loopt: “Wat is schilderkunst?” Deze ogenschijnlijk eenvoudige vraag verbergt in werkelijkheid een systematische ontmanteling van schilderkundige conventies. Zijn eerste abstracte werken, voortgekomen uit een ongeluk in zijn atelier in Berlijn in 1987, een koperen plaat die te lang in zuur was achtergelaten en daarmee het menselijke figuur had gecorrodeerd die hij had gegraveerd, onthulden de schoonheid van het onverwachte en de pure materialiteit.

Deze openbaring leidde hem tot de ontwikkeling van wat zijn handelsmerk zou worden: de techniek van bedekken. In tegenstelling tot traditionele abstracte kunstenaars die hun composities opbouwen, werkt Tan Ping via aftrekking en begraving. Zijn doeken worden een soort begraven getuigenissen waarbij elke verflaag de vorige begraaft, waardoor mysterieuze diepte en meerdere temporaliteiten ontstaan. De kunstenaar kwalificeert deze benadering als “geen doel hebben komt overeen met een doel hebben”, waarbij hij de nadruk legt op onbewuste gedragingen [1].

Deze methode lijkt op middeleeuwse architectuur, waar kathedralen over meerdere eeuwen werden gebouwd, waarbij stijlen van elke periode werden geïntegreerd zonder homogeniteit na te streven. Tan Ping bouwt zijn doeken volgens hetzelfde principe van historische accumulatie, maar in omgekeerde richting: in plaats van toe te voegen, bedekt hij; in plaats van te onthullen, begraaft hij. Elk werk wordt zo een monument van temporaliteit, een geconcentreerde gelaagde schilderkunstgeschiedenis.

Gotische architectuur leert ons dat schoonheid vaak voortkomt uit de spanning tussen tegengestelde krachten, duwen en weerstand, gewicht en verheffing, schaduw en licht. De werken van Tan Ping functioneren volgens dezelfde dialectische logica. Zijn grote doeken, soms monumentaal van formaat zoals “History” (2015, 300 x 400 cm), organiseren een voortdurende strijd tussen onthulling en verhulling, aanwezigheid en afwezigheid, constructie en destructie.

Deze architecturale spanning manifesteert zich vooral in zijn in situ schilderijen, ontwikkeld sinds 2016. Deze werken, die het chassis overstijgen om de muren van de tentoonstellingsruimte te bezetten, transformeren letterlijk de architectuur van de locatie. De zwarte verf die uit het doek ontsnapt om over de witte oppervlakken van de galerie te kruipen, creëert een ruimtelijke dialoog die doet denken aan de radicale architecturale interventies uit de jaren 1960. Maar waar deze laatste vaak zochten naar spectaculaire breuken, geeft Tan Ping de voorkeur aan geleidelijke infiltratie, zachte maar onontkoombare besmetting van de ruimte.

Moderne architectuur heeft geleerd te spelen met het onvoltooide, het fragment, de geprogrammeerde ruïne. Frank Gehry ontleedt zijn volumes, Tadao Ando houwt leegtes uit, Zaha Hadid vloeibaar de vormen. Tan Ping, hij, architect van verdwijning, bouwt schilderachtige gebouwen die tot hun eigen begraving gedoemd zijn. Zijn werken rijzen niet op naar het licht zoals kathedralen, zij zakken weg in de vruchtbare duisternis van de materie, en creëren meditatieve ruimtes waar het oog nieuwe geografieën moet leren.

De serie “Overspread” (2013-2018) drijft deze logica tot het uiterste. Deze grootschalige doeken, geheel zwart aan de oppervlakte, onthullen hun geheimen slechts bij langdurige observatie. Onder de schijnbare uniformiteit onderscheiden zich reliëfs, textuurvariaties, onverwachte diepten. Net als in de architectuur van Peter Zumthor, die zijn subtiliteiten toont via de duur van de ervaring, vragen de werken van Tan Ping om een tijd van gewenning, een educatie van het oog voor nuance.

Deze architectuur van begraving vindt zijn theoretisch tegenwicht in de geschriften van Marc Augé over de “non-plaatsen” van de moderniteit. Zou Tan Ping “non-schilderijen” creëren, picturale ruimtes die ontsnappen aan de gebruikelijke categorieën van de kunst? Zijn werken stellen niets voor, vertellen geen verhaal, geven geen expliciete boodschap. Ze bestaan als monumenten voor pure ervaring, architecturen van sensatie die worden opgebouwd in de relatie tussen het werk en de toeschouwer.

Het schrijven van tijd en de ruimte van herinnering

Als architectuur de ruimtelijke dimensie van Tan Pings werk onthult, moet men naar de literatuur kijken om zijn relatie tot tijd en geheugen te begrijpen. Zijn werken verlopen immers via narratieve accumulatie, waarbij elke verflagen een hoofdstuk toevoegt aan een voortdurend herschreven verhaal. Deze methode doet onmiddellijk denken aan het schrijven van Claude Simon, Nobelprijswinnaar literatuur 1985, die zijn romans opbouwde via opeenvolgende herinneringslagen.

Bij Simon wordt het verleden niet verteld, maar overlapt het de huidige tijd in een stroom van bewustzijn waar temporaliteiten zich vermengen. Zijn rivier van zinnen, obsessieve herhalingen, permanente correcties van het lopende verhaal creëren een architecturale proza vergelijkbaar met de picturale stratificaties van Tan Ping. Wanneer Simon schrijft: “Ik herinner me dat het sneeuwde, nee: het regende, nee: het sneeuwde en regende tegelijk”, beoefent hij literair wat Tan Ping schilderachtig doet met zijn opeenvolgende bedekkingen.

De overdekkingstechniek ontwikkeld door de Chinese kunstenaar lijkt op die voortdurende correctieschrift. Elke nieuwe verflagen wijzigt, nuanceert, soms tegenspreekt hij de vorige zonder hem volledig uit te wissen. Spoor blijft achter, komt aan het oppervlak, creëert visuele spoken die de interpretatie van het werk verrijken. Net als bij Simon is niets ooit definitief, alles kan opnieuw in vraag worden gesteld, bewerkt, bedekt.

Deze benadering vindt haar theoretische rechtvaardiging in het onderzoek dat de kunstenaar sinds 2004 uitvoert, het jaar waarin de kanker van zijn vader hem confronteerde met de kwetsbaarheid van het bestaan. De kankercellen, aanvankelijk voorwerp van angst en vervolgens fascinatie, voedden een reeks werken waarin de cellulaire proliferatie een metafoor wordt voor artistieke creatie. Deze schilderachtige “cellen” vermenigvuldigen, transformeren en overwoekeren de ruimte van het doek volgens een logica die zowel organisch als destructief is.

Simon ontwikkelde een soortgelijk concept van literatuur als een levend organisme, met het vermogen tot onvoorspelbare mutaties. Zijn late romans, met name “L’Acacia” (1989), verkennen deze zelfgenererende dimensie van het schrijven waarbij de tekst lijkt te groeien uit zichzelf, volgend op zijn interne logica in plaats van de intenties van de auteur. Tan Ping laat op dezelfde manier zijn schilderijen evolueren volgens hun eigen dynamiek, waarbij hij ongelukken, berouwingen en onverwachte transformaties accepteert.

Deze filosofie van het open werk manifesteert zich spectaculair in zijn serie “Drawing” (2015), waarin de kunstenaar de minimale grenzen van de schilderhandeling onderzoekt. Deze houtskooltekeningen, elk binnen minder dan twee minuten gemaakt, vangen momenten van pure spontane creatieve uitdrukking. Ze doen denken aan de “Instantanés” van Claude Simon, die korte teksten zijn die het vluchtige in zijn vergankelijke waarheid vastleggen. Net als de Franse schrijver begrijpt Tan Ping dat de hedendaagse kunst moet leren het moment te grijpen terwijl het zich inschrijft in de tijd.

De temporele dimensie van zijn werk bloeit volledig in zijn schilderperformances in situ. Deze publieke creaties, gedocumenteerd door video, onthullen het creatieve proces in zijn eventmatige dimensie. De kunstenaar schildert voor het publiek, waarmee hij de privéhandeling van creatie verandert in een collectief spektakel. Deze theatrale benadering doet denken aan de experimenten van de Nouveau Roman met hybride vormen tussen literatuur en podiumkunsten.

De video’s die deze performances documenteren vormen op zichzelf autonome werken. Ze onthullen de gebaren van de kunstenaar, het ritme van zijn creatie, de aarzeling en vastberadenheid die het creatieve handelen markeren. Deze visuele documenten functioneren als de schetsen van een schrijver die belangrijk zijn voor de genetische kritiek: ze onthullen de meestal verborgen processen van creatie.

Het videowerk “CHI CHU” (2014-2015) brengt deze gedachte tot zijn conclusie. Deze serie houtskooltekeningen, allen binnen minder dan twee minuten gedaan, verkent de grenzen van spontane creatieve expressie. De titel zelf verwijst naar Chinese onomatopeeën en suggereert een terugkeer naar de primitieve bronnen van taal. Zoals Simon de geologische lagen van familiale herinnering onderzocht, graaft Tan Ping in de archeologische lagen van de creatieve handeling om de oorspronkelijke essentie terug te vinden.

Deze archeologie van creatie sluit aan bij de hedendaagse bezorgdheden over collectief en individueel geheugen. In een tijd waarin digitale technologieën onze relatie tot tijd en geschiedenis transformeren, biedt het werk van Tan Ping een poëtisch verzet. Zijn schilderijen, door hun sterke materialiteit en langzame uitwerking, vormen eilanden van alternatieve temporaliteit in een wereld van onmiddelijkheid.

Claude Simon schreef dat “het verleden slechts bestaat in het heden waarin het opduikt”. De werken van Tan Ping belichamen deze temporele filosofie: ze maken de geschiedenis van hun eigen totstandkoming zichtbaar, veranderen het creatieproces in een artistiek onderwerp en maken van de tijd van creatie de ware inhoud van het werk. Daarmee sluiten ze aan bij de grote modernistische traditie die, van Proust tot Simon, tijd centraal stelde in de hedendaagse artistieke creatie.

De economie van het verdwijnen

Voorbij zijn esthetische dimensie bevraagt het werk van Tan Ping fundamenteel onze tijd en haar economische en sociale transformaties. Zijn bedekkingswerken stellen een paradoxale economie voor waarin waarde ontstaat uit vernietiging, waar accumulatie gebeurt door aftrekking. Deze contra-intuïtieve logica resoneert krachtig met de transformaties van het hedendaagse kapitalisme en haar cycli van creatie-vernietiging.

Wanneer Tan Ping methodisch zijn doeken bedekt met opeenvolgende lagen zwarte verf, beoefent hij een vorm van productief verspilling die doet denken aan de consumeristische excessen van onze samenlevingen. Maar in tegenstelling tot de marktlogica die produceert om te verkopen en weg te gooien, transformeren zijn werken deze verspilling in schoonheid, deze vernietiging in creatie. Zijn doeken worden monumenten voor anti-productiviteit, ruimten waar economische efficiëntie plaatsmaakt voor poëtische gratuitieit.

Deze economie van verdwijning vindt haar legitimiteit in de hedendaagse Chinese context. Tan Ping heeft de spectaculaire transformaties van zijn land sinds de jaren 1980 meegemaakt, deze razendsnelle race naar modernisering die hele delen van de traditionele cultuur heeft doen verdwijnen. Zijn werken dragen het spoor van deze mutaties: ze begraven het verleden zonder het te wissen, behouden het geheugen in de daad die het lijkt te vernietigen.

De serie “+40m” (2012), deze unieke lijn in hout gegraveerd over veertig meter lengte, vormt het hoogtepunt van deze reflectie. Dit werk, tentoongesteld in het Nationaal Museum van Kunst in China, stelde een minimale economie van kunst voor: één enkele beweging, zes uur lang herhaald, om het essentiële te produceren. In een samenleving van artistieke overproductie vindt Tan Ping de primitieve gebaren van creatie terug, de archaïsche traagheid van ambachtelijk werk.

Deze economie van schaarste contrasteert radicaal met de hedendaagse artistieke inflatie. Terwijl de kunstmarkt de voortdurende vernieuwing en vermeerdering van werken bevoordeelt, stelt Tan Ping geduld en herhaling voor. Zijn werken proberen het consumentenoog niet te verleiden, ze vragen tijd, aandacht, een persoonlijke investering van de toeschouwer.

Zijn in situ schilderijen radicaliseren deze alternatieve economie. Deze vluchtige werken, bestemd te verdwijnen na het einde van de tentoonstelling, ontsnappen volledig aan de marktlogica. Ze kunnen niet verkocht, verzameld of gekapitaliseerd worden. Ze bestaan in het pure heden van hun tentoonstelling en bieden een economie van de ervaring in plaats van bezit.

Deze filosofie van het vluchtige sluit aan bij de hedendaagse ecologische zorgen over de duurzaamheid van onze levenswijzen. Geconfronteerd met de milieuproblematiek stelt Tan Pings kunst een alternatief model voor: minder objecten, meer ervaring; minder productie, meer transformatie; minder consumptie, meer contemplatie.

Zijn laatste werken, gemaakt tijdens de pandemie van 2020, verdiepen deze reflectie. De tentoonstelling “2020” in het Artron kunstcentrum in Shenzhen transformeerde de architecturale ruimte in een totaalwerk, waarbij de kunstenaar drie dagen achtereen ter plaatse creëerde. Deze marathonprestatie stelde een economie van totale gave voor, waarbij de kunstenaar zijn tijd en energie zonder marktwaardige tegenprestatie gaf.

De werken van Tan Ping bevragen ook onze verhouding tot werk en productiviteit. Zijn lange bedekkingssessies, waarin hij onvermoeibaar herhaaldelijk dezelfde oppervlakken beschildert, roepen zowel boeddhistische meditaties op als de repetitieve handelingen van de industriële arbeider. Deze dubbelzinnigheid onthult de complexiteit van hedendaags artistiek werk, tegelijkertijd creatieve bevrijding en productieve vervreemding.

Door vernietiging om te zetten in creatie, verspilling in schoonheid, inefficiëntie in poëzie, biedt Tan Ping een kritische daad tegen hedendaags productivisme. Zijn werken hekelen niet, ze belichamen een alternatief. Ze tonen aan dat een andere relatie tot tijd, ruimte en materie mogelijk is. In een wereld geobsedeerd door optimalisatie en winstgevendheid, herstellen ze de waardigheid van traagheid en vrijblijvendheid.

Deze paradoxale economie vindt haar voltooiing in de zenfilosofie die zijn hele werk doordringt. Zen leert dat ware rijkdom voortkomt uit het loslaten, dat volheid ontstaat uit leegte, dat schoonheid tevoorschijn komt uit verdwijnen. Tan Pings werken belichamen deze duizendjarige wijsheid terwijl hij ze actualiseert in de context van hedendaagse kunst. Ze bieden een Chinese weg naar artistieke moderniteit, die het Westen niet kopieert noch verwijdt, maar een eigen synthese uitvindt [1].

Deze culturele synthese vormt misschien wel Tan Pings meest waardevolle bijdrage aan de mondiale hedendaagse kunst. In een tijd waarin globalisering artistieke praktijken uniformiseert, laat hij zien dat echtheid van het heden kan ontstaan uit het verdiepen van lokale tradities. Zijn werken zijn noch Chinees noch Westers in exclusieve zin, ze zijn resoluut hedendaags in hun vermogen om de veelvuldige erfenissen van onze geglobaliseerde tijd te synthetiseren.

In dit perspectief is de ‘economie van het verdwijnen’ ontwikkeld door Tan Ping niet alleen een artistieke strategie, maar ook een beschavingsvoorstel. Geconfronteerd met de ecologische en sociale uitdagingen van onze tijd, suggereert het alternatieve wegen gebaseerd op soberheid, contemplatie en respect voor natuurlijke temporaliteiten. Daarmee overstijgt Tan Pings kunst de grenzen van de artistieke wereld om onze tijd zelf ter discussie te stellen.

De kunst van de voortdurende aanwezigheid

Wat opvalt aan Tan Pings laatste werken, is hun vermogen om ruimtes van absolute aanwezigheid te creëren. Zijn grote zwarte doeken, lichtinstallaties en performances in situ genereren omgevingen waarin de tijd lijkt stil te staan, waarin de aandacht zich met zeldzame intensiteit concentreert op het huidige moment. Deze kwaliteit van aanwezigheid is misschien wel zijn meest unieke bijdrage aan hedendaagse kunst.

In tegenstelling tot werken die indruk willen maken of verrassen, nodigen die van Tan Ping uit tot langdurige contemplatie. Ze onthullen zich alleen aan geduldig observeren, waarbij ze geleidelijk hun chromatische en textuurlijke subtiliteiten prijsgeven. Deze door de toeschouwer opgelegde traagheid is een vorm van verzet in ons tijdperk van onmiddellijke bevrediging en voortdurende afleiding.

Zijn on-site schilderijen drijven deze logica van aanwezigheid tot het uiterste. Deze werken, die het traditionele kader overstijgen om de architecturale ruimte te vullen, creëren totale omgevingen waarin de toeschouwer letterlijk in de kunst wordt ondergedompeld. De grens tussen werk en context vervaagt, wat een alomvattende zintuiglijke ervaring oplevert die zowel het lichaam als de geest aanspreekt.

Deze zoektocht naar totale aanwezigheid is geworteld in de zen-traditie die zijn werk diepgaand voedt. De kunstenaar is sterk beïnvloed door de traditionele Chinese zen-cultuur en het westerse minimalisme [2]. Maar in plaats van traditionele vormen te imiteren, creëert Tan Ping een eigentijdse zen die is aangepast aan de eisen van moderne kunst en de uitdagingen van onze tijd.

Zijn recente werken verkennen vooral deze meditatieve dimensie van kunst. De doeken uit de serie “Internal Circulation” (2022) bieden bijna monochrome oppervlakken waar de kleinste variaties een aanzienlijke betekenis krijgen. Deze werken vereisen een geoefend oog dat de nuances in de schijnbare uniformiteit kan waarnemen. Ze leiden het oog naar subtiliteit, vormen de aandacht tot geduld.

Deze esthetiek van nuance sluit aan bij de zorgen van de westerse minimalistische kunst, maar onderscheidt zich door zijn expliciete spirituele dimensie. Terwijl een Donald Judd of een Dan Flavin formele puurheid zochten, streeft Tan Ping naar een innerlijke transformatie van de toeschouwer. Zijn werken zijn niet alleen objecten om te bekijken, maar dragers van meditatie, instrumenten voor bewustzijnsverandering.

Deze spirituele ambitie neemt haar politieke dimensie volledig aan. In een snel veranderende Chinese samenleving, waar traditionele referentiepunten verdwijnen onder de druk van modernisering, bieden de werken van Tan Ping ruimtes voor herbronning en stabiliteit. Ze stellen een alternatieve moderniteit voor, niet gebaseerd op snelheid en nieuwheid, maar op verdieping en permanentie.

De tentoonstelling “2020” in het Artron-centrum in Shenzhen illustreerde perfect deze politieke dimensie van zijn kunst. Tan Ping schrijft in het voorwoord: “In 2020 maakte de plotselinge komst van de coronavirus-epidemie ons allemaal de naderende dood bewust. In de donkerste momenten werd kunst het licht dat weerstand biedt tegen de dood” [3]. Deze in-situ creatie, gemaakt gedurende drie opeenvolgende dagen voor het publiek, veranderde de artistieke daad in een collectief ritueel van verzet tegen hedendaagse angst.

Deze rituele dimensie van zijn kunst verdient bijzondere aandacht. Zijn lange overlaagd sessies, zijn publieke performances, zijn collectieve creaties herstellen een ceremoniële dimensie die vaak afwezig is in hedendaagse kunst. Ze bieden momenten van esthetische gemeenschap waarin kunst haar oorspronkelijke antropologische functie hervindt: de gemeenschap samenbrengen rond gedeelde ervaringen van schoonheid en transcendentie. Deze transformatieve ambitie vindt een bijzonder weerklank in de diversiteit van zijn internationale tentoonstellingen, van Shanghai tot het Rothko-museum in Letland [4].

De kunst van Tan Ping past zo in een lange traditie van spiritueel verzet tegen de onttoverde moderniteit. Zoals de romantici tegenover de opkomende industrialisatie stonden, zoals de historische avant-gardes tegenover de burgerlijke rationalisering, biedt hij ruimtes van alternatieve ervaring waarin kunst haar transformerende dimensie terugvindt.

Deze ambitie uit zich vooral in zijn samenwerkingen met andere kunstenaars en instellingen. Zijn dialoog met de Zwitserse kunstenaar Luciano Castelli in het Helmhaus-museum in Zürich in 2016 gaf aanleiding tot hybride werken waarin Oosterse en Westerse artistieke tradities elkaar wederzijds verrijken. Deze interculturele ontmoetingen wijzen de weg naar een werkelijk hedendaagse kunst, in staat de meervoudige erfgoederen van onze geglobaliseerde tijd te syntheseren.

De recente evolutie van zijn werk naar steeds meer immateriële vormen getuigt van deze zoektocht naar universaliteit. Zijn lichtinstallaties, zijn vergankelijke performances, zijn videokunst ontsnappen aan de traditionele categorieën van kunst om pure ervaringen te bieden, momenten van esthetische genade die voor iedereen spreken, voorbij culturele verschillen.

Deze universele dimensie van zijn kunst betekent niet dat hij zijn Chinese wortels heeft opgegeven. Integendeel, Tan Ping toont aan dat culturele authenticiteit een springplank kan zijn naar universaliteit, en dat het verdiepen van lokale tradities artistieke voorstellen kan genereren die spreken tot de gehele mensheid. Daarmee baant zijn werk een waardevolle weg voor de hedendaagse kunst, die te vaak verscheurd wordt tussen identitaire terugtrekking en globale uniformering.

Deze geslaagde synthese tussen traditie en moderniteit, lokaal en universeel, spiritualiteit en eigentijdsheid maakt van Tan Ping een van de belangrijkste figuren in de internationale hedendaagse kunst. Zijn werk toont aan dat een andere moderniteit mogelijk is, gebaseerd niet op breuk en een schone lei, maar op transformatie en creatieve synthese. Het opent toekomstpaden voor een kunst die in staat is de mens te verzoenen met zijn verloren tradities terwijl hij hem begeleidt in de uitdagingen van zijn tijd.

Gezien de meervoudige crises die onze tijd doorkruisen, ecologisch, sociaal en spiritueel, biedt de kunst van Tan Ping waardevolle bronnen. Zijn werken pretenderen deze crises niet op te lossen, maar bieden ruimtes voor reflectie en herbronning, momenten van schoonheid en genade die zin en hoop hergeven. Daarmee vervullen ze de hoogste missie van kunst: aan de mensheid haar eigen grootsheid te onthullen en haar de kracht te geven om haar weg voort te zetten.


  1. Artlyst, “Tan Ping: Art On The Edge Rothko Museum Latvia”, 9 juni 2024
  2. Galerie Wei, biografie van Tan Ping, geraadpleegd in augustus 2025
  3. Officiële website van Tan Ping, biografie 1960, tanpingstudio.com (bezocht in augustus 2025)
  4. Yuz Museum Shanghai, “Duet: A Tan Ping Retrospective”, van 15 juni 2019 tot 22 september 2019
Was this helpful?
0/400

Referentie(s)

TAN Ping (1960)
Voornaam: Ping
Achternaam: TAN
Andere naam/namen:

  • 譚平 (Vereenvoudigd Chinees)

Geslacht: Man
Nationaliteit(en):

  • China

Leeftijd: 65 jaar oud (2025)

Volg mij