Luister goed naar me, stelletje snobs, het is hoog tijd om te praten over Theaster Gates (geboren in 1973), die kunstenaar die de fundamenten van onze te strak georganiseerde kunstwereld doet schudden. Nee, hij is niet zomaar weer een conceptueel kunstenaar die denkt dat hij kunst zal revolutioneren door gevonden voorwerpen in een vuilniscontainer tentoon te stellen. Gates is van een ander kaliber, dat van bouwers, visionairs die materie in goud veranderen, niet het goud van speculanten, maar dat van herwonnen waardigheid.
Terwijl sommige verzamelaars opgetogen zijn over met veel miljoenen euro’s beschilderde doeken in hun penthouses die op 21°C zijn gekoeld, heeft Gates ervoor gekozen van kunst een wapen van massabouw te maken. Een constructie die begint met zijn handen die in de klei zijn gedompeld, als een moderne demiurg die heeft besloten dat keramiek niet alleen voor decoratieve vazen in burgerlijke salons is.
Zijn keramiekpraktijk, onder meer geleerd tijdens een transformerend verblijf in Tokoname, Japan in 2004, is niet slechts een eenvoudige artistieke techniek. Het is een belichaamde filosofie, een manier van denken over de transformatie van materie die zijn hele werk doordrenkt. Wanneer Gates klei vormt, maakt hij niet alleen containers, hij smeedt een wereldvisie waarin het meest bescheiden materiaal waardigheid kan dragen. Zijn “Black Vessels for a Saint” zijn niet zomaar zwarte vazen: het zijn hedendaagse totems die de minimalistische esthetiek van het Japanse Mingei combineren met de aardskracht van Afrikaanse kunst.
Maar de ware revolutie van Gates is dat hij begrepen heeft dat kunst de galerieën moest verlaten om de straat, verlaten wijken en vergeten gebouwen te bevolken. In 2010, toen hij de Rebuild Foundation in Chicago oprichtte, kocht hij niet alleen vervallen panden: hij zette in praktijk wat Walter Benjamin theoriseerde in “Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit” (“Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid”). Waar Benjamin het verlies van de aura van het kunstwerk zag als een mogelijkheid tot emancipatie, gaat Gates verder: hij heruitvindt de aura door deze te verschuiven naar het collectief, naar de gemeenschap.
De Stony Island Arts Bank, die verlaten bank die hij heeft omgevormd tot cultureel centrum, is niet slechts een tentoonstellingsruimte. Het is een architectonisch manifest dat ons vertelt dat schoonheid niet het exclusieve bezit is van geherstructureerde stadscentra. In dit neoklassieke gebouw, gered van de sloop, creëerde Gates een dynamische culturele ruimte waar de archieven van Johnson Publishing (historische uitgever van Ebony en Jet magazines) en de vinylcollectie van Frankie Knuckles, de peetvader van de housemuziek, zich overlappen en met elkaar in dialoog gaan. Het is een plaats waar geschiedenis niet wordt opgebaard in vitrines, maar leeft, pulseert en voortdurend wordt heruitgevonden.
Deze radicale benadering van culturele instandhouding echoot de theorieën van Jacques Rancière over “de verdeling van het zintuiglijke”. Waar Rancière spreekt over de noodzaak om rollen en ruimtes opnieuw te verdelen in de samenleving, handelt Gates concreet. Hij beperkt zich niet tot theoretiseren over kunst als instrument van sociale transformatie: hij transformeert hele wijken in levende kunstwerken, waar cultuur geen oppervlakkig vernis is maar de cement van de gemeenschap zelf.
En wat te zeggen over zijn werk met de “Civil Tapestries”, die kunstwerken gemaakt van buiten gebruik gestelde brandspuiten? Deze stukken zijn geen simpele oefeningen in minimalistische stijl. Ze dragen de herinnering aan de strijd voor burgerrechten in zich, toen diezelfde slangen werden gebruikt om demonstranten gewelddadig te verdrijven. Gates transformeert deze instrumenten van repressie tot kunstwerken die ons dwingen onze geschiedenis onder ogen te zien, zonder toegevendheid maar ook zonder wanhoop.
Zijn laatste grote tentoonstelling in het Mori Art Museum in Tokio, “Afro-Mingei”, is misschien wel zijn meest gedurfde voorstel tot nu toe. Door de esthetiek van de Japanse Mingei-beweging te combineren met Afro-Amerikaanse ambachtelijke tradities, creëert Gates niet alleen een nieuw artistiek vocabulaire: hij biedt een wereldvisie aan waarin culturen elkaar niet bestrijden maar verrijken. Het is een magistrale middelvinger naar allen die kunstenaars in etnische of culturele hokjes willen stoppen.
In deze tentoonstelling toont Gates aan dat kunst niet hermetisch hoeft te zijn om diepgaand te zijn. Zijn installaties, die keramiek, performances en archieven vermengen, creëren een fascinerende dialoog tussen de zen-filosofie van “mono no aware” (het bewustzijn van vergankelijkheid) en de veerkracht van de Afro-Amerikaanse cultuur. Het is een dialoog die Roland Barthes zeker zou hebben gewaardeerd, hij die in de Japanse cultuur een andere manier zag om de relatie tussen teken en betekenis te benaderen.
Wat het werk van Gates zo belangrijk maakt, is zijn vermogen om makkelijke dichotomieën te overstijgen tussen elitaire kunst en volkskunst, tussen traditie en innovatie, tussen lokaal en globaal. Toen hij in 2022 zijn “Black Chapel” inzette in de tuinen van de Serpentine Gallery in Londen, creëerde hij niet zomaar een tentoonstellingspaviljoen: hij zette een seculiere tempel neer waar kunst, muziek en gemeenschap elkaar ontmoeten in een permanente dialoog.
Dit cilindervormige werk, dat evenzeer doet denken aan de keramische ovens van Stoke-on-Trent als aan de ronde kerken van Hongarije, is emblematisch voor zijn aanpak. Met zijn centrale oculus die natuurlijk licht binnenlaat, creëert het een ruimte voor contemplatie die niet op zichzelf gesloten is maar open naar de wereld. Het is een plek waar spiritualiteit niet dogmatisch is maar ervaringsgericht, waar kunst geen monoloog is maar een gesprek.
Gates herinnert ons eraan dat kunst niet alleen een kwestie van esthetiek is: het is bovenal een ethische kwestie. Zijn werk stelt de fundamentele vraag: wat kan kunst betekenen tegenover onrecht, tegenover vergeten, tegenover vernietiging? Zijn antwoord is duidelijk: kunst kan wederopbouwen, niet alleen gebouwen en wijken, maar ook gemeenschappen en zielen.
In een vaak cynische en ontgoochelde kunstwereld houdt Gates een onwankelbaar geloof in het transformerende vermogen van creatie. Niet een naïef geloof, maar een in actie gesmeed geloof, in concreet werk met materie en gemeenschappen. Zijn werk herinnert ons eraan dat kunst geen luxe is: het is een vitale noodzaak, een instrument van weerstand en wederopbouw.
En als sommige zelfingenomen critici zijn aanpak te direct, te geëngageerd vinden, dan is dat maar goed. De kunst van Gates is niet gemaakt om de muren te decoreren van pseudo-verzamelaars die Jean-Michel Basquiat verwarren met Jean-Michel Jarre. Het is gemaakt om onze zekerheden te schudden, om ons eraan te herinneren dat schoonheid uit puin kan ontstaan en dat cultuur geen privilege is, maar een fundamenteel recht.
Theaster Gates is niet alleen een kunstenaar: hij is een sociale alchemist die levenloze materie transformeert in culturele goud, verlaten gebouwen in levendige centra, vergeten objecten in schatten van herinnering. Hij herinnert ons eraan dat ware innovatie soms betekent behouden, restaureren, nieuw leven geven aan wat schijnbaar tot verdwijnen was veroordeeld.
Zijn kunst daagt ons uit: zullen we in staat zijn schoonheid te zien waar anderen alleen ruïnes zien? Hebben we de moed om te geloven, zoals hij, dat kunst meer kan zijn dan vermaak voor de bevoorrechten, dat het een middel tot sociale transformatie kan zijn? Het antwoord op deze vragen ligt niet in tentoonstellingscatalogi of esthetische theorieën, maar in de straten van Chicago, in de vernieuwde gemeenschappen, in de levens die door zijn werk zijn veranderd.
Voor wie daar nog aan twijfelt, ga zijn werk bekijken bij de Stony Island Arts Bank. Observeer hoe hij dit verlaten gebouw heeft veranderd in een cultureel baken. Luister naar de langspeelplaten uit de collectie van Frankie Knuckles die weerklinken binnen deze muren. Kijk hoe de archieven van Ebony- en Jet-magazines een ander verhaal vertellen over Amerika. En misschien zult u dan begrijpen dat de kunst van Gates niet bedoeld is om passief te worden bekeken: ze is bedoeld om beleefd te worden, om bewoond te worden, om voortgezet te worden.
















