Luister goed naar me, stelletje snobs, want het is tijd om serieus te praten over Tomás Sánchez, die Cubaanse schilder geboren in 1948, die onze ecologische angsten verandert in mystieke visioenen met chirurgische precisie. Deze man, die al meer dan vijftig jaar zijn penselen dompelt in meditatie, levert ons landschappen die schommelen tussen het verloren paradijs en de consumentistische apocalyps, met een technische beheersing die de oude meesters jaloers zou maken. Maar laat je niet misleiden: achter deze hyperrealistische perfectie schuilt een conceptuele aanpak van een geduchte verfijning.
De singulariteit van Sánchez ligt in zijn vermogen om de gebruikelijke categorieën van hedendaagse kunst te overstijgen. Noch helemaal een traditionele landschapsschilder, noch puur conceptueel kunstenaar, navigeert hij in een hybride gebied waar esthetiek ethiek ontmoet, waar schoonheid de horror nadert, waar boeddhistische contemplatie in dialoog gaat met de milieu-noodzaak. Zijn gigantische doeken, waarvoor maanden van minutieus werk nodig kunnen zijn, vormen visuele meditaties die hij ons uitnodigt te delen.
Afgestudeerd aan de Nationale Kunstschool van Havana in 1971, verkende Sánchez aanvankelijk het expressionisme onder invloed van Antonia Eiriz voordat hij zijn weg vond in het landschap. Zijn Internationale Joan Miró tekenprijs in 1980 markeert het begin van een internationale erkenning die nooit is afgenomen. Tegenwoordig woont hij tussen Miami en Costa Rica en blijft hij deze droomwerelden schilderen die onze relatie tot de natuur met een verontrustende scherpzinnigheid bevragen.
Het werk van Sánchez is opgebouwd rond twee schijnbaar tegenstrijdige maar diep complementaire corpus. Enerzijds vervoeren zijn edenische landschappen ons naar weelderige tropische bossen waar de vegetatie explodeert in symfonieën van groen, waar waterlopen kronkelen tussen eeuwenoude bomen, waar gefilterd licht natuurlijke kathedralen van adembenemende schoonheid creëert. Anderzijds confronteren zijn monumentale stortplaatsen ons met onze consumentistische realiteit met een aangenomen visueel geweld, waarbij afval en puin zich opstapelen tot obscene bergen die het landschap ontsieren.
Deze dualiteit is geen toeval. Het onthult een dialectische visie op de hedendaagse wereld, waarin de kunstenaar ons gelijktijdig presenteert wat we hebben verloren en wat we dreigen door te geven aan toekomstige generaties. “De natuur is niet ideologisch; de natuur draagt haar eigen ideologie” [1], verklaart hij, waarmee hij zijn artistieke filosofie samenvat die politieke simplificaties weigert ten gunste van een spirituele en universele benadering.
Architectuur en heilige geometrie
De formele analyse van Sánchez’ werken onthult een architecturale verfijning die het eenvoudige naturalistische mimetisme ruimschoots overstijgt. Zijn composities zijn georganiseerd volgens strenge geometrische principes die verwijzen naar de heilige architectuur van grote spirituele tradities. Bomen worden kolommen, open plekken veranderen in schepen, waterlopen tekenen grenzeloze perspectieven die de blik leiden naar mysterieuze verdwijnpunten.
Deze architectonische dimensie vindt haar wortels in de initiële opleiding van de kunstenaar, die aanvankelijk een carrière als architect overwoog voordat hij zich volledig aan de schilderkunst wijdde. Deze ervaring weerspiegelt zich in zijn manier van het organiseren van de geschilderde ruimte, het structureren van volumes, het spelen met schalen en proporties. Zijn landschappen worden nooit aan het toeval van inspiratie overgelaten; ze gehoorzamen een onverbiddelijke constructieve logica die elk doek transformeert in een mentaal bouwwerk.
De invloed van de gotische architectuur is vooral voelbaar in zijn bosvoorstellingen, waar de slanke stammen doen denken aan de zuilen van een kathedraal, waar het bladerdak het licht filtert als de gekleurde glas-in-loodramen van een schip. Deze sacralisering van de natuurlijke ruimte is niet toevallig: het weerspiegelt een bijna religieuze opvatting van de natuur, gezien als een levend tempel in plaats van slechts decor.
Heilige geometrie doordringt ook zijn meest minimalistische composities, waar enkele elementen, een eilandje, een wolk, een menselijke silhouet, volstaan om visuele evenwichten van wiskundige perfectie te creëren. Deze formele zuiveringen, die soms doen denken aan de esthetiek van Mark Rothko, onthullen Sánchez’ vermogen om kosmische emotie samen te vatten in structuren van bedrieglijke eenvoud.
De terugkeer van de gulden snede in zijn verhoudingen, het subtiele gebruik van symmetrieën en asymmetrieën, de beheersing van visuele ritmes getuigen van een diepgaande reflectie over de geometrische fundamenten van harmonie. Elk element vindt zijn plaats in een complex systeem van echo’s en overeenkomsten dat contemplatie verandert in een bijna architecturale ervaring.
Deze architecturale benadering van schilderkunst past in een traditie die teruggaat tot de meesters van de Renaissance, maar Sánchez vernieuwt deze door haar toe te passen op het hedendaagse landschap. Zijn bossen worden organische architecturen, zijn stortplaatsen postmoderne ruïnes, zijn luchten hemelse gewelven waarin de mysteries van de schepping zich ontvouwen.
Psychoanalyse van het beeld en het collectieve onbewuste
Het werk van Tomás Sánchez onthult een fascinerende psychoanalytische dimensie die het simpele esthetische genot ver overstijgt. Zijn landschappen functioneren als projectieschermen voor onze collectieve fantasieën, onze onderdrukte angsten, onze onvermoede verlangens naar verzoening met de natuur. De Cubaanse kunstenaar speelt virtuoos met Jungiaanse archetypen en transformeert zijn doeken in kaarten van het hedendaagse onbewuste.
De terugkerende figuur van de eenzame mediterende, vaak van achteren afgebeeld op de voorgrond van zijn boscomposities, vormt een bijzonder effectief psychologisch apparaat. Deze anonieme silhouet fungeert als een dubbel van de toeschouwer, uitnodigend tot onmiddellijke identificatie die fantasmatische projectie vergemakkelijkt. Het identificatieproces is des te krachtiger omdat de figuur opzettelijk onbepaald blijft: noch man noch vrouw, noch jong noch oud, deze universele aanwezigheid stelt iedereen in staat zich erin te herkennen.
De Freudiaanse analyse onthult in deze configuratie een actualisering van het complex van de oerscène: de toeschouwer-kijker observeert een intieme scène tussen mens en natuur, die de fundamentele structuur van het scopische verlangen reproduceert. Maar in tegenstelling tot traditionele voorstellingen is deze oerscène gerustgesteld, bevrijd van haar gebruikelijke traumatische lading. De natuur wordt een welwillende moeder in plaats van een object van verovering, en biedt een model van niet-conflictueuze relatie die resoneert met onze hedendaagse ecologische aspiraties.
De edens-landschappen van Sánchez activeren krachtig de verbeelding van het verloren paradijs, die oorsponkelijke fantasie die de mensheid sinds het begin der tijden kwelt. Zijn weelderige bossen roepen het Bijbelse Eden op, maar ook de voorstellingen van de klassieke Gouden Eeuw, die mythische tijdperken waarin harmonie heerste tussen mens en omgeving. Deze nostalgie is niet regressief: ze functioneert als een utopische motor en voedt ons verlangen naar verzoening met de natuurlijke wereld.
Het westers collectief onbewuste, getekend door eeuwen van techno-industriële dominantie, vindt in deze beelden een uitlaatklep voor zijn onderdrukte spanningen. De toeschouwers projecteren hun fantasieën van regeneratie, hun dromen van authentiek leven, hun behoefte aan spiritualiteit in een onttoverde wereld op deze virtuele landschappen. Sánchez vangt met opmerkelijke scherpzinnigheid deze diepe psychische behoeften en biedt hen een symbolische bevrediging van zeldzame intensiteit.
De kathartische dimensie van zijn stortplaatsen behoort tot een omgekeerde maar complementaire psychoanalytische logica. Deze opeenhopingen van afgedankte voorwerpen materialiseren onze verdrukkingen en geven een zichtbare vorm aan alles wat onze samenleving liever negeert. Het effect is indrukwekkend: geconfronteerd met deze bergen afval voelen we een ongemak dat onze collectieve schuld onthult ten opzichte van milieuschade.
Deze schokbeelden werken als compromisvormen in Freudiaanse zin, die de vermomde expressie mogelijk maken van psychische inhoud die normaal gecensureerd wordt. Door ons afval om te vormen tot esthetische objecten, voert Sánchez een sublimatie uit die de confrontatie met onze destructiviteit draaglijk maakt. Dit proces doet denken aan de mechanismen van kunsttherapie: het representeren van trauma maakt het mogelijk te beginnen met de verwerking ervan.
De afwisseling tussen idyllische landschappen en apocalyptische visioenen reproduceert de structuur van fundamentele affectieve ambivalentie zoals beschreven door Melanie Klein. Deze oscillatie tussen depressieve positie en paranoïde-schizoïde positie structureert onze relatie met de wereld: soms idealiseren we de natuur, soms zien we haar als bedreigd of bedreigend. Sánchez verwerkt deze constitutieve ambivalentie artistiek en biedt een weg van overstijging via symbolische verwerking.
De psychologische effectiviteit van zijn werken berust ook op hun vermogen gecontroleerde regressieprocessen te activeren. Het bekijken van zijn landschappen induceert een meditatieve staat dicht bij wegdromen, wat de opkomst bevordert van normaal ontoegankelijke onbewuste inhoud. Deze tijdelijke regressie ten dienste van het ik maakt een gunstige psychische reorganisatie mogelijk, wat het algemeen gerapporteerde kalmerende effect voor de toeschouwers verklaart.
De transgenerationele dimensie van zijn werk verdient eveneens benadrukt te worden. Door de gevolgen van onze handelingen op het milieu te verbeelden, materialiseert Sánchez de psychische overdracht tussen generaties en geeft zichtbare vorm aan wat we aan onze nakomelingen nalaten. Deze transgenerationele bezorgdheid getuigt van opmerkelijke psychische volwassenheid en van een vermogen tot verwerking van collectieve kwesties, dat het gebruikelijke narcisme in de kunstwereld ver overstijgt.
Zijn creaties functioneren aldus als overgangsobjecten in Winnicotts betekenis, die een tussenruimte creëren tussen realiteit en fantasie, tussen individueel en collectief, tussen heden en toekomst. Deze transitionele kwaliteit verklaart hun universele aantrekkingskracht en hun vermogen om ons ecologisch verbeeldingsvermogen duurzaam te voeden.
De psychoanalytische benadering onthult uiteindelijk dat het werk van Sánchez veel verder gaat dan louter ecologische aanklacht en een ware collectieve therapie vormt. Door artistieke vorm te geven aan onze hedendaagse psychische conflicten, draagt hij bij aan de symbolische verwerking ervan en opent hij wegen voor creatieve oplossingen. Deze therapeutische dimensie, zelden erkend in de hedendaagse kunst, plaatst zijn werk in een traditie die teruggaat tot de rituele en kathartische functies van primitieve kunst.
Een gespannen kunstmarkt
Het fenomenale commerciële succes van Tomás Sánchez werpt verontrustende vragen op over de mechanismen van de hedendaagse kunstmarkt. Zijn doeken worden momenteel verhandeld tussen 150.000 en 1.800.000 dollar, waarmee hij de duurste levende Cubaanse kunstenaar ter wereld is. Deze extreme waardering roept vragen op: hoe slaagt een landschapschilder, een genre dat theoretisch achterhaald is, erin zulke financiële begeerten op te wekken?
Het antwoord ligt deels in de gecontroleerde zeldzaamheid van zijn productie. Sánchez schildert langzaam, methodisch, en levert slechts enkele belangrijke werken per jaar af. Deze schaarste onderhoudt een constante spanning tussen vraag en aanbod die speculatie voedt. Elk nieuw doek wordt een evenement, elke aankoop een trofee voor welgestelde verzamelaars die op zoek zijn naar maatschappelijke onderscheiding.
Maar deze economische logica is niet voldoende om de hype te verklaren. De spirituele dimensie van zijn werk beantwoordt aan een specifieke psychologische behoefte van de hedendaagse elite. In een wereld die onttoverd is door technologie en financiering, bieden zijn paradijselijke landschappen een ultieme luxe: privé-toegang tot transcendentaliteit. Een Sánchez bezitten betekent symbolisch een stuk paradijs toe-eigenen en zich onderscheiden door geestelijke verfijning net zo goed als door materiële rijkdom.
Deze commercialisering van spiritualiteit vormt een probleem. Gabriel García Márquez had deze ontwrichting al voorzien toen hij schreef dat Sánchez “het model creëert van de wereld die wij moeten bouwen na het Laatste Oordeel” [2]. De ironie is meedogenloos: deze visies op een wereld die verzoend is met de natuur eindigen in de kluizen van degenen die het meest bijdragen aan haar vernietiging.
De Marlborough-galerie, die de kunstenaar sinds 1996 vertegenwoordigt, heeft deze opkomst meesterlijk geleid. Zorgvuldig gespreide tentoonstellingen, luxueuze catalogi, strategische plaatsing in de grootste musea: alle knoppen van kunstmarketing worden ingezet om de mythe in stand te houden. De tentoonstelling “Inner Landscape” in 2021 in New York, de eerste solotentoonstelling in 17 jaar, zorgde voor een enorme mediahype en recordverkopen.
Dit commerciële succes heeft gevolgen voor de creatie. Drijft de markt druk Sánchez naar zelfherhaling, naar massaproductie van variaties op zijn best verkochte thema’s? Weerstaat de kunstenaar aan de verleiding van het gemakkelijke wanneer een doek meer kan opleveren dan een gewoon werkend leven? Deze vragen achtervolgen elke maker die met financieel succes wordt geconfronteerd.
Sociologisch onderzoek toont aan dat zijn verzamelaars voornamelijk behoren tot de Latijns-Amerikaanse en Noord-Amerikaanse elite, vaak afkomstig uit de meest vervuilende sectoren van de economie (olie, mijnbouw, agro-industrie). Deze verontrustende samenloop verandert zijn werken in ecologische aflaatbrieven, waarmee hun eigenaren symbolisch hun milieuzonden kunnen afkopen. Het bezit van een Sánchez wordt een moreel alibi, een getoonde bewijs van schijnbare ecologische gevoeligheid.
De secundaire markt bevestigt deze speculatieve logica. Bij Christie’s kennen zijn werken waanzinnige biedingen die niets meer te maken hebben met hun intrinsieke esthetische waarde. “Llegada del caminante a la laguna” werd bijvoorbeeld voor 1,8 miljoen dollar verkocht in 2022, een absoluut record voor de kunstenaar. Deze prijzen die losstaan van elke artistieke realiteit voeden een zorgwekkende financiële zeepbel.
Deze overmatige financiering schaadt paradoxaal genoeg de kritische ontvangst van zijn werk. Te duur om toegankelijk te zijn, te kostbaar om echt te worden bekeken, worden zijn landschappen objecten van hamsteren in plaats van contemplatie. Kunst verandert in financiële investering, waarbij het zijn oorspronkelijke functie als geestelijke voeding verliest.
De proliferatie van namaak, een terugkerend fenomeen in de Cubaanse kunst, getuigt van deze commerciële afwijkingen. Sánchez zelf schat het aantal namaakwerken dat op de markt circuleert, vooral in Miami, op enkele honderden. Deze parallelle economie onthult de disfuncties van een systeem waarin de handtekening belangrijker is dan het werk, waarin speculatie zwaarder weegt dan esthetische emotie.
Als reactie op deze afwijkingen probeert de kunstenaar een persoonlijke ethiek te bewaren. Een deel van de opbrengsten van zijn verkopen financiert het Prasad Project, een liefdadigheidsorganisatie actief in India en Mexico. Deze gedeeltelijke herverdeling verzacht, zonder de tegenstelling volledig weg te nemen, de spanningen tussen ecologische boodschap en kapitalistisch succes.
Het voorbeeld van Sánchez illustreert de hedendaagse paradoxen van geëngageerde kunst. Hoe kun je het aan de kaak stellen van consumentisme verenigen met deelname aan elitair luxe? Hoe een authentieke boodschap behouden in een marktgericht systeem dat alles corrumpeert wat het aanraakt? Deze spanningen doorkruisen zijn werk en zetten vraagtekens bij de mogelijkheid zelf van kritische kunst binnen het huidige kapitalistische kader.
De posthumaniteit van zijn visies krijgt aldus een onverwachte betekenis: wellicht voorspelt hij een wereld waarin kunst zelf verdwenen zal zijn, verzwolgen door de financiële logica die alles in koopwaar verandert. Zijn ongerepte landschappen worden dan metaforen voor pure en toegankelijke kunst, die alleen nog bestaat in onze dromen als berouwvolle verzamelaars.
Deze fundamentele contradictie vermindert niets aan de intrinsieke kwaliteit van zijn creaties, maar werpt licht op de hedendaagse dead-ends van kritische kunst. Sánchez navigeert met een meesterlijke vaardigheid door deze troebele wateren, hij bewaart het essentiële van zijn boodschap terwijl hij toegeeft aan de lokroep van de markt. Deze bewust geaccepteerde ambiguïteit maakt hem misschien wel de meest representatieve kunstenaar van onze tijd, een getrouwe spiegel van onze collectieve tegenstrijdigheden.
Hyperrealisme als ontologisch manifest
De hyperrealistische techniek van Sánchez overstijgt de loutere schildertechnische virtuositeit en vormt een ware ontologische manifest. Elk blad geschilderd met microscopische precisie, elke reflectie gevangen in zijn kleinste nuances, elke textuur weergegeven met fotografische trouw, dragen bij aan een diepgaande filosofische aanpak die de aard van de realiteit en haar representatie bevraagt.
Deze obsessie met detail is geen technisch fetisjisme, maar een bijzondere opvatting van kunst als openbaring van de wereld. Door ons te dwingen te kijken naar wat we niet langer zien, voert Sánchez een soort perceptuele revolutie uit. Zijn bomen, korrel voor korrel geschilderd, zijn wateren, druppel voor druppel weergegeven, herinneren ons eraan dat de realiteit onze gebruikelijke waarnemingen ver overstijgt, die verzwakt zijn door de snelheid en afleiding van deze tijd.
Deze esthetiek van ultraprecisie hoort bij een Oosterse spirituele traditie, waarin aandacht voor detail een meditatieve oefening wordt. Zoals zenmonniken die hun tempel zorgvuldig vegen, schildert Sánchez elk element met totale bewustzijn, waardoor het schilderen een contemplatieve praktijk wordt. “Wanneer ik in een meditatieve toestand kom, is het alsof ik in een jungle of bos ben” [3], legt hij uit, waarmee hij de mystieke dimensie van zijn creatieve proces onthult.
De uitgerekte tijdsbeleving van zijn creaties vormt een directe uitdaging voor de hedendaagse versnelling. In een wereld geobsedeerd door het onmiddellijke en vergankelijke, stelt hij de bewust gekozen traagheid van een werk dat zich over maanden kan uitstrekken tegenover. Deze temporele weerstand wordt een politieke daad: tegenover de heersende productivistische logica eist hij het recht op scheppende traagheid op, de enige die in staat is de complexiteit van de realiteit te vatten.
Het hyperrealisme van Sánchez onthult ook een bijzondere opvatting van mimesis die verder gaat dan pure imitatie. Zijn landschappen, hoewel ogenschijnlijk getrouw, bestaan nergens in de geografische realiteit. Het zijn imaginaire syntheses, poëtische condensaties die de essentie van de tropische natuur vastleggen in plaats van haar specifieke manifestaties. Deze paradoxale “sur-realiteit” produceert een waarheidsgetrouw effect dat intenser is dan directe reproductie.
De absolute technische beheersing maakt deze conceptuele vrijheid mogelijk. Omdat hij zijn medium perfect beheerst, kan Sánchez zich alle afwijkingen van de realiteit veroorloven en toch totale visuele geloofwaardigheid behouden. Zijn onmogelijke luchten, droomachtige vegetaties, onrealiseerbare perspectieven werken omdat elk detail met absolute overtuiging wordt weergegeven.
Deze benadering staat haaks op de esthetiek van het schetsmatige en het nog niet afgewerkte die dominant is in de hedendaagse kunst. Waar velen het onafgewerkte cultiveren als kenmerk van moderniteit, claimt Sánchez afwerking als een esthetische en ethische waarde. Elk werk wordt een afgesloten totaliteit, een compleet universum dat geen externe verklaring nodig heeft om te functioneren.
De obsessieve dimensie van zijn werk roept sommige perceptiestoornissen op, maar deze obsessie is gecontroleerd en dienstbaar aan een coherent artistiek project. Ze onthult een uitzonderlijk concentratievermogen dat toegang biedt tot niveaus van realiteit die gewoonlijk onzichtbaar zijn. Deze hyperperceptie compenseert onze collectieve bijziendheid tegenover milieuproblemen.
De politieke effectiviteit van deze benadering mag niet worden onderschat. Door het onzichtbare zichtbaar te maken en de onbekende schoonheid van de natuurlijke wereld te onthullen, produceert Sánchez een vorm van esthetische schok die onze relatie tot het milieu blijvend kan veranderen. Zijn toeschouwers getuigen regelmatig van deze perceptuele transformatie: na het bekijken van zijn werken kijken ze anders naar de natuur om hen heen.
Deze revolutie van het kijken past in een lange artistieke traditie die teruggaat tot de Vlaamse meesters. Zoals Van Eyck of Memling gebruikt Sánchez technische precisie om de mysteries van het zichtbare te onthullen. Maar waar de Vlaamse primitieven de goddelijke schepping verheerlijkten, viert hij een bedreigde natuur die onze dringende bescherming vraagt.
Het hyperrealisme wordt zo een instrument voor ecologisch bewustzijn. Door ons te laten zien wat we met verbluffende precisie dreigen te verliezen, maakt het de milieu-noodzaak tastbaar. Zijn hyperrealistische afvalhopen veroorzaken een fysieke afkeer die alle discours over vervuiling overstijgt. Deze visuele belichaming van de ecologische abstractie vormt misschien zijn meest waardevolle bijdrage aan het hedendaagse debat.
Deze esthetiek van totale precisie stelt uiteindelijk de vraag naar de waarheid in kunst. Sánchez toont aan dat realisme geen passieve reproductie is, maar een actieve constructie, dat trouw aan het zichtbare kan dienen voor complexe conceptuele doeleinden. Zijn hyperrealisme overstijgt de techniek en wordt een wereldvisie die de oneindige mogelijkheden van picturale representatie onthult wanneer die wordt gedreven door een authentieke spirituele urgentie.
De schilder van ons slechte geweten
Tomás Sánchez neemt in de hedendaagse kunst een unieke en verontrustende positie in. Erfgenaam van de oude meesters door zijn techniek, ecologisch visionair door zijn thema’s, navigeert hij met uitgekiende vaardigheid tussen tradities en moderniteit, wat zijn tijdgenoten verward. Zijn fenomenale succes onthult zowel onze onderdrukte spirituele behoeften als onze bewust aanvaarde ideologische tegenstrijdigheden.
Deze man die meditatie in schilderkunst verandert en schilderkunst in meditatie, houdt ons een meedogenloze spiegel voor. Zijn paradijselijke landschappen onthullen onze nostalgie naar een verloren wereld, zijn monumentale vuilnisbelten materialiseren onze collectieve schuld. Tussen deze twee polen in brengt hij onze hedendaagse schizofenieën in kaart met een helderheid die zowel verontrust als betovert.
De fundamentele contradictie van zijn werk, het consumptisme aan de kaak stellen terwijl hij de luxekunstmarkt voedt, is geen zwakte maar een onthulling. Het illustreert de hedendaagse onmogelijkheid om te ontsnappen aan kapitalistische logica, zelfs wanneer men deze bestrijdt. Deze bewuste ambiguïteit maakt hem misschien wel de meest representatieve kunstenaar van onze tijd.
Zijn invloed reikt veel verder dan de beperkte kring van kunstliefhebbers. Door esthetiek en ethiek te verzoenen, technische virtuositeit en spirituele betrokkenheid, baant hij nieuwe wegen voor een kunst die de uitzichtloze keuze tussen schoonheid en sociale kritiek weigert. Zijn onmogelijke landschappen voeden onze ecologische verbeelding en houden de utopie van een verzoening met de natuur levend.
Het voorbeeld van Sánchez toont aan dat kunst nog steeds de bewustwording kan transformeren, op voorwaarde dat het de intelligentie van zijn toeschouwers niet onderschat. Door het gemak van directe aanklacht te weigeren en esthetische verleiding te verkiezen, opent hij scheuren in onze psychologische verdedigingslinies en maakt hij de opkomst van een authentieke milieugevoeligheid mogelijk.
Deze strategie van kritische betovering kan andere makers inspireren die geconfronteerd worden met de uitdagingen van onze tijd. In plaats van het publiek te overweldigen met moraliserende boodschappen, kiest Sánchez ervoor hen te verleiden om hen beter te transformeren. Deze subtiele aanpak onthult een artistieke volwassenheid die de gebruikelijke activistische gebaren ruim overstijgt.
Zijn werk stelt uiteindelijk een essentiële vraag: kan kunst de wereld nog redden? Het antwoord van Sánchez is genuanceerd. Zijn schilderijen zullen de loop der dingen niet direct veranderen, maar ze houden de dromen en utopieën levend die we nodig hebben om niet te bezwijken aan cynisme. Deze profetische functie van kunst, vaak vergeten, krijgt met hem haar rechtmatige plaats terug.
In een wereld verzadigd met gewelddadige beelden en angstaanjagende boodschappen durft Tomás Sánchez nog steeds schoonheid aan te bieden. Deze schoonheid is geen ontsnapping maar verzet, geen troost maar stille revolutie. Ze herinnert ons eraan dat we nog kunnen kiezen tussen de hel van onze vuilnisbelt en het paradijs van onze mogelijke verzoeningen.
Dat is misschien wel het genie van deze eenvoudige man die al meer dan vijftig jaar dezelfde bomen en hetzelfde vuil schildert: ons doen herinneren dat kunst, voorbij onze conceptuele verfijningen, haar oorspronkelijke functie van ontwaken en hoop behoudt. Temidden van de hedendaagse chaos schitteren zijn visies van hervonden harmonie als vuurtorens in de nacht, die onze stappen leiden naar nog mogelijke toekomsten.
- Tomás Sánchez, interview met Avant Arte, 2021
- Gabriel García Márquez, voorwoord van de catalogus “Tomás Sánchez”, Skira Editore, 2003
- Edward J. Sullivan, “Tomás Sánchez: Innerlijk landschap”, Artnet News, januari 2022
















