Luister goed naar me, stelletje snobs, jullie kunnen blijven doen alsof je conceptuele kunst begrijpt terwijl je goedkope champagne drinkt tijdens de vernissages, maar terwijl jullie debatteren over de nuances van een wit doek, heeft Wolfgang Tillmans radicaal opnieuw gedefinieerd wat het betekent om echt te kijken naar de wereld. Ja, echt kijken. Want Tillmans heeft nooit gevreesd zijn lens te richten op wat we liever negeren: naakte lichamen, clubs na het feest, de sporen van het gewone leven die wij onder het tapijt van onze beschaafde existentie vegen.
Geboren in 1968 in Remscheid, in het nog steeds door een muur gescheiden Duitsland, een perfect symbool van ons collectieve onvermogen om voorbij onze eigen constructies te kijken, ontwikkelde Tillmans een fotografische visie die zich aan gemakkelijke categorisering onttrekt. Zijn uiterlijk willekeurige foto9s, vaak zonder lijst met plakband of klemmen opgehangen, tarten de traditionele preciousness van de fotografische kunst en dwingen ons te bevragen waarom sommige beelden onze aandacht verdienen en andere niet.
Laten we de zaken bij het rechte eind nemen: Tillmans beoefent een bijzondere vorm van visuele alchemie. Nee, het gaat hier niet om mystieke transmutatie, maar eerder om een vorm van sensorische transformatie waarbij het gewone buitengewoon wordt. Neem “Lutz & Alex sitting in the trees” (1992), dit inmiddels iconische beeld van twee mensen die naakt in boomtakken zitten, onder hun open regenjassen. Het beeld roept onmiddellijk de mythe van Adam en Eva na de val op, maar dan in een hedendaagse versie waar schaamte geen plaats meer heeft, waar androgyne lichamen een nieuwe vorm van bewuste onschuld onthullen.
Deze foto verwijst ons naar de gedachte van de Franse filosoof Michel Foucault over het lichaam als plaats van macht en verzet. Toen Foucault analyseerde hoe het lichaam een politiek slagveld wordt, voorzag hij precies wat Tillmans decennia later visueel zou vastleggen [1]. In zijn fotos van naakte lichamen, clubs, demonstraties voor LGBT-rechten, documenteert Tillmans niet alleen, hij realiseert wat Foucault theoretiseerde: een vorm van verzet door zichtbaarheid. “De seksualiteit maakt deel uit van ons gedrag. Ze maakt deel uit van onze vrijheid in deze wereld”, schreef Foucault, alsof deze woorden bestemd waren om het ongeschreven manifest van Tillmans werk te worden.
De visie van Tillmans is niet die van een voyeur, maar van een deelnemer die begrijpt dat zien, echt zien, een politieke daad is. Wanneer hij geliefden fotografeert die elkaar kussen in een club, zoals in “The Cock (kiss)” (2002), of wanneer hij de ruimtes na een feest vastlegt, zoals in “wake” (2001), zoekt hij niet naar spektakel maar naar de authenticiteit van een volledig beleefd moment. Foucault herinnerde ons eraan dat “zichtbaarheid een val is”, en toch draait Tillmans die val briljant om, waardoor zichtbaarheid een instrument wordt van emancipatie.
Het werk van Tillmans overstijgt loutere documentatie om een vorm van visuele epistemologie te bereiken, een kennistheorie gebaseerd op wat we ervoor kiezen te zien en hoe we dat zien. Toen Foucault sprak over “het oog van de macht”, beschreef hij hoe onze blik wordt gevormd door dominante sociale structuren. Tillmans, met zijn installaties waar traditionele hirarchien afgeschaft zijn, waar een kleine foto van een intiem detail gelijkwaardig kan samenleven met een grote abstracte afbeelding, daagt die visuele machtsstructuren rechtstreeks uit.
De series “Freischwimmer” of “Silver”, met hun abstracties gecreeerd zonder camera, door directe manipulatie van lichtgevoelig papier en chemicalien, illustreren perfect Tillmans wens om niet alleen te bevragen wat we zien, maar ook hoe we dat zien. Deze werken stellen niets herkenbaars voor en toch weten ze lichamelijke sensaties, vloeistoffen, bewegingen op te roepen, alsof Tillmans een manier heeft gevonden om niet de verschijning van dingen te fotograferen, maar hun essentie zelf.
En wat te zeggen over zijn project “Truth Study Center”, waar hij zijn eigen beelden juxtaponeert met krantenknipsels, wetenschappelijke rapporten of politieke documenten? Is dat niet een directe toepassing van wat Foucault noemde de archeologie van de kennis, die analysemethode die zoekt naar de verborgen structuren die onze wereldbegrip informeren? Tillmans beperkt zich niet tot kritiek op media of politiek, hij creëert een apparaat dat ons in staat stelt de regimes van waarheid te visualiseren die onze perceptie van de realiteit vormgeven.
Maar het beperken van Tillmans enkel tot het foucaultiaanse prisma zou een vergissing zijn. Zijn werk voert ook een opvallende dialoog met het gedachtengoed van Henri Lefebvre over de productie van ruimte. Lefebvre, die marxistische denker die onze opvatting over stedelijke en sociale ruimte heeft gerevolutioneerd, zou in Tillmans een onverwachte bondgenoot hebben herkend. Want als Tillmans architectuur fotografeert, zoals in zijn project “Book for Architects”, richt hij zich niet alleen op gebouwen, maar op hoe ruimtes worden beleefd, waargenomen en ontworpen [2].
Lefebvre onderscheidde drie dimensies van de sociale ruimte: de ruimte zoals die wordt waargenomen (de ruimtelijke praktijk), de ruimte zoals die wordt voorgesteld (de representaties van de ruimte) en de ervaren ruimte (de representatieruimtes). De foto’s van Tillmans doorkruisen voortdurend deze drie dimensies. Neem zijn afbeeldingen van clubs zoals “Lights (Body)” (2000-2002), waar de lege dansvloer, met zijn stroboscopische lichten en schaduwspelen, de volledige intensiteit oproept van een collectieve lichamelijke ervaring zonder ook maar één danser te tonen. Dit is precies wat Lefebvre ‘de ervaren ruimte’ noemde, een ruimte doordrenkt van verbeelding en symboliek.
“Ruimte is geen wetenschappelijk object los van ideologie of politiek,” schreef Lefebvre in “De productie van de ruimte” (1974). “Het is altijd politiek en strategisch geweest.” Tillmans lijkt deze visie geïnternaliseerd te hebben wanneer hij grenzen, luchthavens en overheidsgebouwen fotografeert. Zijn beelden van de Concorde, dat symbool van technologische vooruitgang en bevoorrechte mobiliteit, of zijn foto’s van de grenszone van Lampedusa, waar migranten hun leven riskeren om Europa te bereiken, zijn directe visuele commentaren op de politiek van de ruimte.
Tillmans’ benadering in zijn tentoonstellingen, waar hij traditionele ruimtelijke hiërarchieën bewust verwerpt, sluit ook aan bij Lefebvre’s kritiek op de abstracte ruimte van het kapitalisme. Wanneer Tillmans zijn foto’s van vloer tot plafond ophangt, zonder rekening te houden met museale conventies, realiseert hij wat Lefebvre het “recht op de stad” noemde, het recht om stedelijke ruimte te transformeren en toe te eigenen, of in dit geval de expositieruimte. Hij democratiseert letterlijk de manier waarop we met kunst omgaan.
De ruimtelijke filosofie van Lefebvre vindt een bijzondere echo in de manier waarop Tillmans intieme ruimtes behandelt. Foto’s van onverzorgde slaapkamers, badkamers, gekreukelde kleren op een stoel zijn geen simpele stillevens van het dagelijkse leven, maar verkenningen van wat Lefebvre ‘differentierbare ruimte’ noemde, die ruimtes die ontsnappen aan de homogeen makende logica van het kapitalisme. In deze beelden vangt Tillmans wat Lefebvre als essentieel beschouwde: de toe-eigening van ruimte door het lichaam en het alledaagse.
Tijdens zijn grote retrospectieve in het MoMA in 2022, getiteld “To Look Without Fear”, bracht Tillmans deze ruimtelijke logica tot het uiterste. De tentoonstelling zelf werd zo een productie van ruimte in Lefebvre’s betekenis, waarbij bezoekers werden uitgenodigd om niet volgens een opgelegd lineair parcours te navigeren, maar naar eigen wens. De foto’s werden niet gegroepeerd op thema’s of chronologisch, maar creëerden betekenisvolle constellaties die organisch ontstonden door hun juxtapositie.
Deze retrospectieve herinnerde ons ook eraan dat Tillmans’ werk diep geworteld is in de geschiedenis. Zijn foto’s uit de jaren ’90, met hun viering van clubcultuur en seksuele bevrijding na aids, kunnen niet begrepen worden zonder de context van de val van de Berlijnse Muur en die korte periode van wereldwijde optimisme die daarop volgde. Zoals Lefebvre zou analyseren, vangen deze beelden een historisch moment waarop nieuwe sociale ruimtes actief werden geproduceerd door gemarginaliseerde gemeenschappen.
Maar laat u niet misleiden: Tillmans is geen neutrale documentairemaker. Zijn blik is diep politiek, betrokken, en soms zelfs didactisch. Wanneer hij demonstraties tegen de oorlog in Irak of voor LHBT-rechten fotografeert, of zelf posters maakt tegen de Brexit, neemt hij de rol van kunstenaar als politiek acteur volledig op zich. Zoals Lefebvre benadrukte: “het leven veranderen, de maatschappij veranderen, betekent niets zonder de productie van een passende ruimte.”
Wat bijzonder opvalt in het werk van Tillmans is zijn vermogen om zichtbaar te maken wat Lefebvre “het dagelijkse” noemde, die dimensie van het sociale leven die vaak aan theoretische analyses ontsnapt maar die de essentie van ons bestaan vormt. De beelden van een t-shirt dat op een radiator hangt te drogen, een appel op een tafel, een man die zijn haar wast onder de douche, al deze alledaagse taferelen worden, onder Tillmans’ lens, onthullingen over de textuur van ons sociale leven.
Tillmans heeft die zeldzame gave om tegelijk het macro en het micro te laten zien. In zijn astronomische fotografie, waar hij sterren, planeten en hemelse fenomenen vastlegt, confronteert hij ons met de kosmische uitgestrektheid. Maar in zijn close-ups van huid, stoffen of gekreukeld papier onthult hij een net zo uitgestrekte wereld in het oneindig kleine. Deze voortdurende wisselwerking tussen verschillende ruimtelijke schalen zou Lefebvre ongetwijfeld gefascineerd hebben, die zich interesseerde in de verbindingen tussen lichaam, habitat, stad en wereld.
Er is iets diep democratisch in deze visie die een gelijke waarde hecht aan het uitzicht op een sterrenhemel en een hoek van een verkreukeld laken. Zoals Lefebvre schreef: “het dagelijkse, het nabije, is even ver weg als het elders en het elders is even dichtbij als het dagelijkse.” Deze dialectiek van nabij en veraf staat centraal in Tillmans’ esthetiek.
Maar pas op, ik wil niet dat jullie denken dat Tillmans een “makkelijke” of toegankelijke fotograaf is. Zijn abstracties, zoals de series “Silver” of “Freischwimmer”, met hun levendige kleuren en organische vormen, kunnen op het eerste gezicht hermetisch lijken. Toch zijn deze werken geen lege formalistische oefeningen. Ze verkennen de grenzen van het fotografische medium en dagen onze opvatting uit van wat een beeld is.
Juist deze spanning tussen toegankelijkheid en complexiteit maakt Tillmans tot zo’n belangrijke kunstenaar. Hij verwerpt elitaire jargon en intellectuele poses, maar offert nooit de conceptuele diepgang op. Zijn installaties, met hun schijnbare nonchalance, zijn in werkelijkheid zorgvuldig georkestreerd om complexe visuele dialogen te creëren. Zoals Lefebvre zei: “het simpele is niet simpelzinnig, en complexiteit is geen complicatie.”
De carrière van Tillmans, van zijn begin in tijdschriften zoals i-D tot zijn institutionele erkenning met de Turner Prize in 2000 en zijn grote retrospectieven in de meest prestigieuze musea, illustreert perfect wat Lefebvre noemde “de verovering van het alledaagse”. Door het banale tot kunst te verheffen, door lichamen en gemarginaliseerde verlangens zichtbaar te maken, door gevestigde visuele hiërarchieën te weigeren, heeft Tillmans onze kijkradicaal veranderd.
En is dat niet de grootste prestatie van een kunstenaar? Ons laten zien wat we onder onze neus hadden maar niet opmerkten. Ons laten voelen wat we zo gewoon waren gaan vinden dat het ons verdoofde. Ons laten nadenken over wat we in de blinde hoeken van ons bewustzijn hadden weggestopt. Zoals Lefebvre zo treffend zei: “het leven veranderen, is allereerst de ruimte veranderen.”
Dus, de volgende keer dat je een foto van Tillmans ziet, of die nu hangt met een eenvoudige paperclip in een chique galerie of is afgedrukt in een tijdschrift, bedenk dan dat je niet alleen naar een beeld kijkt. Je neemt deel aan een radicale herconfiguratie van onze manier om naar de wereld te kijken.
Luister goed naar me, stelletje snobs, dat is veel subversiever dan al jullie ingewikkelde theorieën over hedendaagse kunst.
- Foucault, Michel. “Toezicht houden en straffen: De geboorte van de gevangenis”, Gallimard, 1975.
- Lefebvre, Henri. “De productie van de ruimte”, Éditions Anthropos, 1974.
















