Luister goed naar me, stelletje snobs, het is tijd om te spreken over een artieste die onze zekerheden op zijn kop zet met de subtiliteit van een vuistslag in een Monet-schilderij. Xenia Hausner, geboren in 1951 in Wenen, is veel meer dan een simpele Oostenrijkse schilder: ze is een natuurkracht die het doek transformeert tot theater van de menselijke ziel.
In haar picturale universum verweven twee belangrijke thema’s zich als de draden van een complex wandtapijt: eerst het theatrale podium van de vrouwelijke conditie, en vervolgens de verkenning van de ambiguïteit tussen realiteit en fictie. Deze twee assen dompelen ons onder in een fascinerende dialoog met de existentialistische filosofie van Simone de Beauvoir en het concept van “subjectieve waarheid” van Søren Kierkegaard.
Laten we beginnen met haar voorstelling van vrouwen. Hausner schildert niet zomaar portretten, ze orkestreert levende taferelen waarin vrouwen de ruimte innemen met een aanwezigheid die Sarah Bernhardt zou doen verbleken. Deze vrouwen zijn niet zomaar modellen, ze zijn actrices in het grote theater van het leven. Met kleuren die een pauw tijdens zijn bruidsdans jaloers zouden maken, denk aan het elektrische cyan dat samengaat met karmijnrood in “Kopfschuss” (2000), creëert Hausner vrouwelijke personages die authenticiteit uitstralen terwijl ze duidelijk geregisseerd zijn.
Deze dualiteit brengt ons direct terug naar Simone de Beauvoir en haar fundamentele concept: “Men wordt niet als vrouw geboren, men wordt het.” De hoofdpersonen van Hausner lijken deze gedachte perfect te illustreren. In haar monumentale doeken, vaak groter dan twee meter, worden vrouwen niet weergegeven als passieve objecten van contemplatie, maar als actieve subjecten die hun eigen verhaal construeren. Neem “Exiles” (2017), waar de vrouwelijke figuren, opgesloten in een treincompartiment dat in haar atelier is opgebouwd, niet zomaar vluchtelingen zijn: zij zijn de architecten van hun eigen verhaal, zelfs in de beperking van ballingschap.
De manier waarop Hausner de voorafgaande fotografische regie voor haar schilderijen behandelt, doet denken aan het concept van “subjectieve waarheid” van Kierkegaard. De Deense filosoof stelde dat de diepste waarheid die is welke subjectief wordt ervaren, in plaats van die welke objectief kan worden bewezen. Hausner drijft dit concept tot het uiterste. Ze bouwt letterlijk kartonnen decors in haar atelier, fotografeert haar modellen en transformeert deze fotografische “objectieve waarheden” in subjectieve explosies van kleur en emotie op het doek.
Juist daarin schuilt het genie van Hausner: in haar vermogen om te creëren wat ik een “verhoogde waarheid” noem. Ze reproduceert de realiteit niet simpelweg, ze deconstrueert die en bouwt haar opnieuw op met een kleurenpalet waardoor een regenboog lijkt op een studie in zwart-wit. De gezichten die ze schildert zijn als topografische kaarten van de menselijke ziel, elke penseelstreek onthult een nieuwe laag emotie.
In “Night of the Scorpions” (1994), een van haar eerste werken met complexe arrangementen, plaatst Hausner zichzelf tussen drie astrologen, allemaal geboren onder het teken Schorpioen. Deze zelfopname is geen eenvoudige oefening in ijdelheid, het is een krachtige filosofische verklaring over de aard van realiteit en representatie. Ze dwingt ons na te denken: waar eindigt de regie en waar begint authenticiteit? Het antwoord is natuurlijk dat er geen duidelijke grens is, precies zoals Kierkegaard stelde in zijn kritiek op pure objectiviteit.
De techniek van Hausner is even schaamteloos eerlijk als een vijfjarig kind dat je vertelt dat je nieuwe kapsel je ouder doet lijken. Haar penseelstreken zijn gedurfd, soms bijna gewelddadig, en creëren oppervlakken die trillen van ingehouden energie. Ze brengt dikke verflagen aan, waardoor ze een textuur creëert die haar werken een fysieke aanwezigheid geeft die niet te negeren is. Het is alsof ze met kleur beeldhouwt en haar figuren een dimensionaliteit geeft die de grenzen van het platte doek overstijgt.
Haar loopbaan is net zo interessant als haar kunst. Voordat ze in 1992 fulltime schilder werd, was ze scenograaf en creëerde decors voor theater en opera door heel Europa. Deze theatrale achtergrond komt in elk van haar doeken tot uiting. Haar composities zijn geen statische arrangementen; het zijn zorgvuldig gechoreografeerde scènes waarin elk element een grote rol speelt in de visuele vertelling.
Laten we “Hotel Shanghai” (2010) nemen, waar de stoffen en tapijten die tussen twee ramen zijn opgehangen een complexe scenografie creëren die ons doet beseffen dat we zowel toeschouwers als deelnemers zijn in dit schilderachtige theater. De titel verwijst naar de roman van Vicki Baum, wat een extra laag literaire betekenis toevoegt aan een reeds rijk werk vol visuele associaties.
Wat bijzonder opmerkelijk is aan Hausners aanpak, is dat zij een constante spanning behoudt tussen het kunstmatige en het authentieke. Haar schilderijen zijn duidelijk geregisseerd, ze doet geen moeite om dat te verbergen, en toch brengen ze een emotionele waarheid over die als een vuistslag op het zonnevlechtgebied aankomt. Dit is precies wat Kierkegaard bedoelde toen hij sprak over subjectieve waarheid: het gaat niet om feitelijke nauwkeurigheid, maar om de emotionele en persoonlijke weerklank van de ervaring.
De serie “Exiles”, gemaakt als reactie op de vluchtelingencrisis, illustreert deze benadering perfect. In plaats van direct de situatie van de vluchtelingen te documenteren, creëert Hausner een fictie die paradoxaal genoeg ons dichter bij de emotionele waarheid van de ervaring brengt. De mensen in de trein lijken niet op de vluchtelingen die we in het nieuws zien, ze lijken op jou en mij. Dat is juist wat het werk zo krachtig maakt: het dwingt ons onze eigen kwetsbaarheid te zien, ons eigen potentieel tot ballingschap.
Deze benadering sluit aan bij het denken van Simone de Beauvoir over het belang van geleefde ervaring in de constructie van identiteit. De vrouwen in de schilderijen van Hausner worden niet bepaald door hun uiterlijk of hun conformiteit aan maatschappelijke verwachtingen, maar door hun intense aanwezigheid en hun actieve betrokkenheid bij hun omgeving. Ze belichamen wat Beauvoir noemde “transcendentie”, het vermogen om de door de maatschappij opgelegde beperkingen te overstijgen.
In haar recentere werken, zoals die gepresenteerd in de tentoonstelling “Unintended Beauty” (2022), blijft Hausner de grenzen verkennen tussen schoonheid en ontzetting. Ze gebruikt het beroemde citaat van Rilke, “Want het mooie is slechts het begin van het verschrikkelijke”, en keert het volledig om: in de kunst, suggereert zij, is de terreur het begin van de schoonheid. Deze gedurfde omkering herinnert ons eraan dat de krachtigste kunst vaak voortkomt uit de confrontatie met wat ons stoort of angst aanjaagt.
Het kleurenpalet van Hausner verdient een speciale vermelding. Haar kleuren zijn niet alleen levendig, ze zijn ronduit hallucinogeen. Een roze dat Matisse zou doen blozen, botst met een elektrisch blauw dat Klein minimalistisch zou doen lijken. Deze kleurkeuzes zijn niet willekeurig; ze dienen om te creëren wat ik noem een “emotionele hyperrealiteit”, waar gevoelens worden versterkt tot ze bijna tastbaar worden.
Haar gebruik van fotografie als voorbereidende stap voor het schilderen is bijzonder interessant. In tegenstelling tot veel kunstenaars die fotografie als kruk gebruiken, gebruikt Hausner het als een springplank naar iets groters. Ze begint met een fotografisch gedocumenteerde realiteit en transformeert die vervolgens in iets dat haar bron volledig overstijgt. Het is alsof ze de “objectieve waarheid” van de fotografie neemt en deze door het prisma van haar artistieke subjectiviteit haalt om iets nieuws en waarachtiger dan de werkelijkheid zelf te creëren.
Het fascinerende aan het werk van Hausner is dat ze niet probeert de inherente tegenstrijdigheden in haar benadering op te lossen, ze viert ze. Haar schilderijen zijn tegelijk theatraal en authentiek, geconstrueerd en spontaan, persoonlijk en universeel. Dit vermogen om tegenpolen in productieve spanning te houden geeft haar werk zijn blijvende kracht.
Het werk van Xenia Hausner herinnert ons eraan dat de krachtigste kunst niet die is die simpelweg de realiteit weerspiegelt, maar die haar eigen realiteit schept, een realiteit die ons paradoxaal genoeg beter doet begrijpen wat onze eigen wereld is. Door haar uitgewerkte scènes en kleurenexplosies biedt ze ons geen spiegel, maar een raam naar diepere waarheden dan die we kunnen vinden in een eenvoudige getrouwe weergave van de realiteit.
In een wereld waarin we worden gebombardeerd met beelden die beweren de “waarheid” te tonen, herinnert het werk van Hausner ons eraan dat de diepste waarheid vaak ligt in wat openlijk kunstmatig is. Haar schilderijen pretenderen geen transparante ramen op de realiteit te zijn, ze zijn duidelijk constructies, zorgvuldig uitgewerkte ficties. En juist om die reden slagen ze erin waarheden over te brengen die meer “realistische” benaderingen nooit zouden kunnen bereiken.
















